ECLI:NL:RBDHA:2024:8069

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
NL24.21065
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduring maatregel van bewaring ex artikel 59 Vw

Op 15 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2024 behandeld, waarbij eiser aanwezig was in het detentiecentrum in Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het vorige onderzoek op 12 april 2024 rechtmatig was. Eiser betoogt dat de bewaring onrechtmatig is, omdat er geen zicht op uitzetting naar Marokko zou zijn en hij onvoldoende meewerkt aan zijn uitzetting. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt en dat er geen aanknopingspunten zijn dat Marokko in het algemeen weigert om laissez-passer (lp) te verstrekken. Eiser heeft niet actief meegewerkt aan zijn uitzetting en de rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat er geen lp zal worden verstrekt.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht geen lichter middel heeft opgelegd, omdat eiser niet uit eigen beweging zal meewerken aan zijn vertrek. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21065

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. E. El Assrouti),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. D.J. Halbesma).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 15 februari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2024, met behulp van telehoren, op zitting behandeld. Eiser is verschenen op het detentiecentrum in Rotterdam, aldaar bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is een tolk verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 19 april 2024 (in de zaak NL24.14176) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, op 12 april 2024.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
Standpunten eiser
3. Eiser betoogt dat de bewaring onrechtmatig is. Eiser stelt dat zicht op uitzetting in zijn geval ontbreekt. Hiertoe voert eiser aan dat hij al tien jaar af en aan in bewaring wordt gezet en ook meerdere malen de maximale duur van achttien maanden in bewaring heeft doorgebracht. De laissez-passer (lp) aanvragen lopen nog steeds en hebben tot dusver nog nooit tot een positief resultaat geleid. Eiser stelt inmiddels al langer dan drie maanden in vreemdelingenbewaring te zitten en stelt nog steeds niet te zijn uitgezet naar Marokko. Volgens eiser blijkt nergens uit dat er een lp is ontvangen of een presentatie bij het consulaat is gepland. Eiser voert verder aan niet de Marokkaanse, maar de Algerijnse nationaliteit te hebben. Een lp-aanvraag bij Marokko zal daarom geen doel treffen en eiser vindt het onbegrijpelijk dat er geen lp-aanvraag bij de Algerijnse autoriteiten loopt.
3.1.
Eiser stelt voorts dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt. Eiser stelt dat er meer moet gebeuren in zijn zaak. Hiertoe voert eiser aan dat in zijn geval de standaard rappels en vertrekgesprekken onvoldoende zijn, met name gelet op de looptijd van de lp-aanvraag. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser betoogt dat de rechtbank bij de behandeling van het eerste beroep aan de staatssecretaris de opdracht heeft meegegeven om de zaak van eiser op te schalen. Tot op heden heeft de staatssecretaris dit nagelaten aldus eiser.
3.2.
Eiser betoogt ten slotte dat volstaan kan worden met een lichter middel. Het gaat er volgens eiser in dit kader niet om of hij meewerkt aan vertrek, maar of er een significant risico bestaat dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser stelt dat dit niet het geval is, hij is een bekend gezicht in Groningen, komt altijd opdagen bij politieverhoren als hij daarvoor wordt opgeroepen, kan verblijven en ondersteuning krijgen bij stichting Inlia en zal zich niet verstoppen voor de staatssecretaris. Eiser stelt dat er andere middelen zijn die hetzelfde doel bereiken, zoals borgtocht, elektronisch toezicht of een meldplicht. Eiser stelt dat bovenstaande factoren door de staatssecretaris in zijn geheel niet zijn meegewogen in de belangenafweging.
Oordeel rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting werkt. De staatssecretaris heeft sinds het sluiten van het vorige onderzoek in de vorige procedure twee keer gerappelleerd op de lp-aanvraag, te weten op 16 april 2024 en 7 mei 2024 en twee vertrekgesprekken met eiser gevoerd, te weten op 17 april 2024 en 17 mei 2024. Deze gang van zaken acht de rechtbank voldoende voortvarend. In de uitspraken van deze rechtbank en deze zittingsplaats met zaaknummers NL24.5893 en NL24.14176 leest de rechtbank geen opdracht aan de staatssecretaris om de zaak van eiser op te schalen. Dit betoog van eiser volgt de rechtbank dan ook niet.
4.1.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko niet ontbreekt. Er zijn geen aanknopingspunten dat Marokko in het algemeen weigert lp’s te verstrekken, of dat voor eiser in het bijzonder geen lp zal worden afgegeven. Er is immers niet gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten te kennen hebben gegeven dat voor eiser geen lp zal worden afgegeven. Op dit moment is er aldus geen reden om aan te nemen dat voor eiser geen lp zal worden verstrekt. Bovendien blijkt uit de vertrekgesprekken dat eiser nog steeds niet volledig en actief meewerkt. Deze medewerking mag wel van hem worden verwacht, zoals ook blijkt uit de uitspraken van de Afdeling van 13 januari 2022 en 2 augustus 2022. [1] Eiser heeft geen actie ondernomen en daarbij als reden gegeven dat hij uit Algerije komt en niet uit Marokko. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in deze enkele verklaring van eiser terecht geen aanleiding heeft hoeven zien om een lp-traject bij Algerije op te starten. Dit te meer aangezien eiser eerder bij de Algerijnse autoriteiten is gepresenteerd en daar de nationaliteit van eiser niet kon worden bevestigd omdat hij Marokkaans Arabisch spreekt.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris aan eiser terecht geen lichter middel heeft opgelegd. De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij niet wil terugkeren naar Marokko en dat eiser dus niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op hem rustende vertrekplicht. De rechtbank is niet gebleken van persoonlijke omstandigheden van eiser die de bewaring voor hem onevenredig bezwarend maken en waarin de staatssecretaris aanleiding had moeten zijn eiser niettemin een lichter middel dan bewaring op te leggen. De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank in de verklaring van eiser dat hij een bekend gezicht is in Groningen en kan verblijven bij stichting Inlia, terecht geen aanleiding hoeven zien om een lichter middel op te leggen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.