ECLI:NL:RBDHA:2024:8069
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduring maatregel van bewaring ex artikel 59 Vw
Op 15 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2024 behandeld, waarbij eiser aanwezig was in het detentiecentrum in Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het vorige onderzoek op 12 april 2024 rechtmatig was. Eiser betoogt dat de bewaring onrechtmatig is, omdat er geen zicht op uitzetting naar Marokko zou zijn en hij onvoldoende meewerkt aan zijn uitzetting. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt en dat er geen aanknopingspunten zijn dat Marokko in het algemeen weigert om laissez-passer (lp) te verstrekken. Eiser heeft niet actief meegewerkt aan zijn uitzetting en de rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat er geen lp zal worden verstrekt.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht geen lichter middel heeft opgelegd, omdat eiser niet uit eigen beweging zal meewerken aan zijn vertrek. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.