ECLI:NL:RBDHA:2024:8045

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
C/09/633553 / HA ZA 22-688
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opeising van octrooi en geschil over intellectuele eigendomsrechten tussen buitenlandse rechtspersonen

In deze zaak vorderde de Poolse rechtspersoon [eiseres] een gedeeltelijke opeising van het Nederlandse octrooi NL 320 en de internationale octrooiaanvraag WO 222, alsmede van alle andere octrooien die een beroep doen op de prioriteit van NL 320. De rechtbank Den Haag oordeelde dat [eiseres] geen aanspraak kan maken op het octrooi, omdat zij geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de uitvinding zoals beschreven in NL 320. De rechtbank concludeerde dat de rechten op het octrooi toekomen aan NapiFeryn, de gedaagde partij, die de technologie heeft ontwikkeld voor de productie van eiwit-vezelconcentraten uit oliehoudende zaden. De rechtbank wees de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om duidelijke afspraken te maken over intellectuele eigendomsrechten in overeenkomsten, vooral in samenwerkingsverbanden.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zaaknummer: C/09/633553 / HA ZA 22-688
Vonnis van 15 mei 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[eiseres] .,
te [vestigingsplaats] (Polen),
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M.W. Rijsdijk te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
NAPIFERYN BIOTECH SP. Z O.O.,
te Lódź (Polen),
gedaagde partij,
hierna te noemen: NapiFeryn,
advocaat: mr. J.M.J.A. Krens te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 21 april 2021 betekende dagvaarding met daarbij producties EP01A tot en met EP14;
- de conclusie van antwoord met daarbij producties GP01A tot en met GP09B
- het tussenvonnis van 12 juli 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte overlegging aanvullende producties van de zijde van [eiseres] met daarbij producties EP15 en EP16;
- de mondelinge behandeling van 16 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt waarbij de door partijen voorgedragen pleitnota’s zijn gevoegd.
1.2.
Op verzoek van de rechtbank hebben zowel NapiFeryn als [eiseres] bij emailberichten van 15 april 2024 respectievelijk 26 april 2024 bevestigd dat partijen (stilzwijgend) zijn overeengekomen dat de rechtbank Den Haag (exclusief) bevoegd is kennis te nemen van het geschil tussen partijen met betrekking tot de (gedeeltelijke) opeising van NL 320, WO 222 en EP 460 (en alle andere octrooien en octrooiaanvragen die een beroep doen op de prioriteit van NL2021320).
1.3.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank bepaald vonnis te zullen wijzen, dat nader is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een onderneming die onder andere is gespecialiseerd in de verwerking van oliehoudende zaden. Blijkens (de Engelse vertaling) van een afschrift van het Poolse gerechtsregister – de Poolse variant van (het Handelsregister van) de Kamer van Koophandel – houdt [eiseres] zich hoofdzakelijk bezig met de vervaardiging van oliën en andere vloeibare vetten. Zij legt zich met name toe op de productie van koolzaadolie.
2.2.
NapiFeryn is een onderneming die zich volgens (de Engelse vertaling van) een uittreksel uit het Pools gerechtsregister hoofdzakelijk bezighoudt met onderzoek en experimentele ontwikkeling op het gebied van biotechnologie. Zij is onder meer gespecialiseerd in het ontwikkelen van methodes voor de productie van natuurlijke functionele plantaardige eiwitten. In het kader daarvan houdt NapiFeryn zich onder andere bezig met de extractie van plantaardige eiwitten, specifiek uit koolzaadolie.
2.3.
NapiFeryn is in 2014 opgericht door twee wetenschappers: [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Sinds 14 december 2016 is [eiseres] één van de investeerders van NapiFeryn. [eiseres] houdt, naast [naam 1] en [naam 2] , een deel van het aandelenkapitaal van NapiFeryn.
2.4.
Aan de investering van [eiseres] in NapiFeryn ligt een overeenkomst ten grondslag, getiteld
Umowa Inwestycyjnaen gedateerd 14 december 2016 (hierna: de
Investment Agreement). Namens [eiseres] is de
Investment Agreementondertekend door haar (middellijk) aandeelhouder en bestuurder [naam 3] . [naam 1] en [naam 2] hebben de
Investment Agreementondertekend namens NapiFeryn. Uit de – hieronder deels weergegeven – onbestreden Engelse vertaling van de
Investment Agreementblijkt dat, naast de voorwaarden betreffende de investering van [eiseres] (het tegen betaling van twee miljoen Poolse złoty verkrijgen van 25,51% van de aandelen in het aandelenkapitaal van NapiFeryn en het verstrekken van een lening van in totaal vier miljoen Poolse złoty aan NapiFeryn), partijen daarin ook afspraken hebben gemaakt over een samenwerking tussen NapiFeryn (in de overeenkomst aangeduid als ‘
the Company’) en [eiseres] .

Whereas
(A) […]
(B) […] the rules of cooperation within the Company were established in the implementation of the project of conducting development and industrial research aimed at developing a universal technology for the production of protein isolates based on oilseeds and legumes, especially rapeseed and soia (hereinafter referred to as the “
Project”) […]”
(C) On November 7, 2016, the Company signed with the National Research and Development Centre a Co-Financing Agreement no. POIR.01.01.,01-00-0563/15 as part of Action 1.1 of the Smart Growth Operational Programme 2014-2020 co-financed from the funds of the European Regional Development Fund. The purpose of co-financing is to conduct some of the research work as part of the Project continuation, especially aimed at the construction of a pilot installation to produce protein isolates (hereinafter referred to as the “Pilot Installation”).
[…]
NOW, THEREFORE, THE PARTIES DECIDE AS FOLLOWS:
Art. I – Definitions and interpretation
1. The Parties decide that for the purpose of interpretation of the Agreement, capitalized terms shall be understood as follows:
a) […]
[…]
l) “
Project Implementation Plan” – a document setting out detailed terms and conditions of Project implementation, especially schedule of activities, Milestones, the Budget and other documents related to the Project, as amended or supplemented, constituting Appendix no. 1 to the Agreement.
[…]
r)
“Intellectual Property”- refers to all and any trademarks, utility signs, names, rights to the company, rights do domains, any logo, patents, inventions and improvement recommendations, rights to the Project (both registered and unregistered), copyrights, topographic rights, rights to databases, rights to confidential information and know-how, and all derivative rights and related rights of similar nature in any jurisdiction which both at the moment of conclusion of this Agreement constitute the Company's property and in the future (taking into account the results of further research work carried out as part of the Project) will constitute the Company's property or (in the scope it has legitimate interest) with reference to which it has currently or in the future interest (both subject to registration and not, including all licences, sublicences granted by or for the Company, and any motions and applications related to any of the aforementioned marks, inventions and other rights and know-how). For the avoidance of doubts, the Parties agree that Intellectual Property also includes all the aforementioned intellectual property rights produced in connection with Project implementation as part of the Company.”
[…]
Art. IV – Additional Obligations, Reporting
1. […]
[…]
3. Founders, the Company and [eiseres] undertake that (i) any Intellectual Property produced so far as part of the Project, including rights related to the invention registered in patent applications no. P6053356NL and PCT/NL2015/050856 (P6059339PCT), and (ii) any Intellectual Property produced in the future as part of the Project related to all aspects of production of protein isolates, in particular, i.e. from obtaining and preparing input raw materials, through production process until the final isolation and packing of the finished product, i.e. protein isolates will constitute the exclusive property of the Company (“
Intellectual Property of the Company”), subject to Art. IV par. 4.
4. Founders, the Company and [eiseres] undertake that the Intellectual Property covering in particular improvements and inventions produced as part of the cooperation between [eiseres] and the Company referred to in Art. IV par. 16 letter (a) and (b), as well as covering all aspects of preparing the input raw material to the production processes of protein isolates (including pressing) will be the common property of the Company and [eiseres] , i.e. in the proportion of 50% each (“
Common Intellectual Property”), especially the results of such cooperation in form of valorisation technology and/or utilisation of side streams generated as part of the production process of protein isolates, including utilisation of husk fractions, valorisation of the light fraction with high oil content, valorisation of fraction with high fibre content, as well as the technology related to optimisation and testing of the Pilot Installation and preparation of the input raw material.
[…]
16. [eiseres] and the Company agree that they will start cooperation consisting in joint research and development works under Project implementation according to the Project Implementation Plan, especially in the following areas:
a) valorisation and/or utilisation of side streams generated as part of the production process of protein isolates, including: (i) utilisation of husk fractions, (ii) valorisation of the light fraction with high oil content, and (iii) valorisation of fraction with high fibre content,
b) optimisation and testing of the Pilot Installation.
Detailed description of the scope of cooperation between [eiseres] and the Company is specified in the Project Implementation Plan.
[…].”
2.5.
Het als het ‘Appendix no. 1’ bij de
Investment Agreementbehorende
Project Implementation Plan, geeft het verloop van het in overweging (B) van die overeenkomst gedefinieerde project (zie hiervoor) weer door middel van een beschrijving van de verschillende stadia (
stages) van het project en van de doelstellingen/mijlpalen (
milestones) en verdeelt de werkzaamheden tussen [eiseres] en NapiFeryn. In (de onbestreden Engelse vertaling van) het
Project Implementation Planis onder meer het volgende opgenomen.

1 Description of the Project
The Project of Napiferyn Biotech Sp. z o.o. (hereinafter referred to as the “Company”, “NFB”) refers to R+D works, the purpose of which is to develop an innovative technology for the production of protein isolates based on oilseeds and legumes, especially rapeseed. The technology will be innovative internationally, resulting in the final product of high functional values, distinguishing among other similar products available in the market. The use of waste as a starting material in the production of rapeseed oil will constitute a significant advantage of the solution; currently it is used as an animal feed although it is an excellent source of high-quality protein. The existing problem connected with the use of this raw material was connected with difficulties with removing anti-nutritional substances from rape as well as maintaining proper functionality of proteins. Napiferyn Biotech intends to develop a technology which will cope with this challenge. It will also be necessary to keep high functionality of separated proteins by using optimum parametrisation of the production process. A significant advantage will also be that the developed production process of protein isolates will be eco-friendly, will be based on the native product, and the final product will be distinguished by high qualitative parameters (high protein content, low content of fat and anti-nutritional substances). It is assumed that the technology will be introduced in the market through sales of licenses to interested recipients, first to the manufacturers of vegetable oils. The results of the Project will solve the problems in the market of high-protein products, being a response to the needs of all the participants of the chain of values – starting with processors of rapeseed, through formulators, and ending with the end consumers. The main task of [eiseres] (hereinafter referred to as “ [eiseres] ”) in the Project will consist in the provision of conditions and infrastructure necessary for construction, commissioning and operational activity of the pilot installation for production of rapeseed protein isolates on the semi-technical scale in [eiseres] premises (hereinafter referred to as the “Pilot Installation”), and then implementation of the demonstrated technology on the commercial scale.

2.Description of research and development activities

2.1
STAGE I – Industrial tests in the scope of development of the fractionation process
At this stage, the following tasks are planned:
1)
Working out details/adjustment of analytical methods used in the measurement of chemical composition of protein extract
[…]
2)
Examination of the effect of fractionation on the chemical composition of protein extract
[…]
3)
Analysis of sources of protein, other than rape
[…]
4)
Reaching the international phase by the patent application “Mild Fractionation of functional isolates from grains and oilseeds PCT/NL2015/050856
[…]
Tasks of [eiseres] :
Delivery of the source material in form of rapeseed cake in the amount of 20-40 kg per month, meeting qualitative parameters determined in Appendix A.
2.2
STAGE II – Industrial studies in the scope of development of the fundamental levels of the production process of protein isolates
The following milestones will be performed as part of the tasks listed below: M I (until October 30, 2017) rescaling and optimisation of the extraction process to kilogramme quantities of isolates (in laboratory conditions). Production in laboratory conditions of a few kilogrammes (min. 2 kg; 1 kg of protein isolate of albumin; 1 kg of protein isolate of globulin) of the product, the chemical composition of which will be the same as in Appendix 5.
At this stage, the following tasks are planned:
1)
Optimisation of the process up to a few kilogrammes of isolates
[…]
2)
Development of methods of quality analysis and functionalities of proteins
[…]
3)
Qualitative characteristics of semi-finished products (chemical composition)
[…]
4)
Project and construction of a prototype of the fractionation unit (volume of 30L)
[…]
5)
Development of formulation technology
[…]
6)
Development of high-throughput of analytical methods (NIR)
[…]
7)
Preliminary analysis of the costs of manufacture including consumption of materials and waste management
[…]
8)
Establishing contact with potential business partners
[…]
Tasks of [eiseres] :
1. Providing source material in form of rapeseed cake in the amount of 20-40 kg per month, meeting the agreed qualitative parameters according to Appendix A.
2. Obtaining relevant permits and preparation of industrial infrastructure in form of the site, production hall, warehouse, and providing media such as electricity, water, sewage, steam etc., necessary for commissioning and operational activities of the Pilot Installation;
3. Cooperation with Napiferyn Biotech in the areas requiring development and optimisation of the technological concept related to the preparation of the source material. In this research area, two basic types of cake will be tested:
a) cake produced in the technology used currently. Parameters for optimisation: temperature, pressing time, storage conditions.
b) cake produced from dehulled grains (at this stage, preliminary verification of the concept is planned, without investing in own equipment).
2.3
STAGE III – Industrial research on disposal of process streams and the possibilities of using individual fractions
1)
Development of the technology of utilizing side process streams
This task will be dedicated to all process streams arising both during fractionation and during subsequent process steps, such as filtration and isolation. During the process, apart from extract, the following side streams will come into being:
• Fibre (potential use: dietary fibre as a dietary supplement),
• Hulls (potential use as biofuel),
• Fat (potential use as food product),
• Post-filtration syrup (Permeat UF) (potential use as raw material for bioculture cultivation or as inputs for biogas plant),
• Phenol compounds/phytates (potential use as antioxidants (phenol compounds) or preservatives (phytates).
The research goal is to examine individual fractions to enable to assess the possibility of further industrial use, which will be the value added of the production process of protein isolates, solving at the same time the potential problem of disposal. Of course, the disposal option is not excluded if it turns out that a given fraction is useless in further use. NFB assumes cooperation with specialised research unit (the contractor has not been selected yet) that will be entrusted with the research on the possibility of using individual process streams.
2)
Testing food recipes using protein isolates
This task consists in testing food recipes containing protein isolates developed by NFB. It will be crucial from the point of view of demonstrating suitability and competitiveness of products obtained as part of own technology.
Tasks of [eiseres] :
1. Providing source material in form of rapeseed cake in the amount of 20-40 kg per month,
2. Concept work on valorisation and disposal od side streams generated by the production process of isolates. In particular:
a) disposal of hull fraction,
b) valorisation of light fraction with high oil content,
c) valorisation of fraction with high fibre content.
2.4
STAGE IV – Development work on the construction and testing of a prototype of technological line to produce protein isolates
[…]
1)
Development of the technical design of the Pilot Installation (Basic Engineering + Detailed Engineering) and construction of the installation
[…]
2)
Testing and validation of the Pilot Installation
[…]
3)
Registration of the product as Novel Food in the EU
[...].
Tasks of [eiseres] :
1. Providing source material in form of rapeseed cake in the amount of 40-80 kg per month for the purpose of laboratory installation, meeting the agreed qualitative parameters as per Appendix A.
2. Providing source material in form of rapeseed cake in the amount of approx. 1,000 kg for batches for the purpose of the Pilot Installation. It is predicted that approx. 12 tons of rapeseed cake will be needed for the purpose of commissioning and validation of the Pilot Installation.
3. Operation of the pilot installation for the purpose of producing material to accomplish research and registration goals.
4. [eiseres] ’s involvement (min. 1 FTE) in the stage of design, construction, commissioning and testing of the Pilot Installation.
5. Joint work with NFB on the preparation of the application for subsidy from the programme Horyzont 2020, for tasks connected with the development of the design and the construction of the first installation with full manufacturing capacities – 2,000 tons / year.
2.5
STAGE V – Development of the design and construction of the first installation with full manufacturing capacities – 2,000 tons / year
[…]
Tasks of [eiseres] :
1. Adjustment of the Pilot Installation, in cooperation with NFB, implementation of the process of dehulling and adequate extrusion, if verification proves that dehulling is advisable, i.e. obtaining cake from degreased rapeseed and then cold pressing of the pulp obtained with the use of appropriate apparatus (e.g. twin-screw extruder).
2. Preparation for implementation of the demonstrated the isolate production technology:
a) cooperation with NFB on the development of the working design (Detailed Engineering Design) for the line of full manufacturing capacities – 2,000 tons / year.
b) obtaining appropriate permits and preparation of the industrial infrastructure in form of the site, production hall, warehouse, media: electricity, water, sewage, steam etc., necessary for commissioning and operational activity of the commercial installation;
c) supervising the design stage (Detailed Engineering Design), construction, commissioning and testing of the commercial installation. Testing of the installation will include:
• Installation Qualification (IQ): documented verification and confirmation that the installation conforms to the approved design;
• Operational Qualification (OQ): documented verification and confirmation that the installation works properly within the entire scope of the assumed operational conditions;
• Process Qualification (PQ): documented verification and confirmation that auxiliary devices and the installation, combined into one functional whole, can work effectively and repeatedly in accordance with the approved method of conducting processes and specifications.”
2.6.
In aanloop naar de ondertekening van de
Investment Agreementheeft NapiFeryn in verband met de daarin vast te leggen afspraken tijdens een bespreking op 12 oktober 2016 onder meer een
PowerPoint slidemet [eiseres] gedeeld waarvan hieronder de onbestreden Engelse vertaling is weergegeven.
2.7.
NapiFeryn heeft een technologie ontwikkeld om uit oliehoudende zaden eiwitten te verkrijgen met een zodanige kwaliteit dat ze geschikt zijn om te gebruiken in levensmiddelen. NapiFeryn acht het potentieel van die technologie enorm. Het is haar bedoeling dat het technologiepakket in licentie wordt gegeven aan koolzaadverwerkers.
2.8.
Ter bescherming van genoemde technologie heeft NapiFeryn onder meer op 17 juli 2018 een Nederlandse octrooiaanvrage ingediend met nummer NL2021320 (hierna: NL 320), getiteld “
Method for preparation protein-fibre concentrate from plant material”. NL 320 is op 24 januari 2020 verleend.
2.9.
NL 320 bevat 28 conclusies, waaronder de volgende:
“1. Een proces voor de preparatie van een eiwit-vezel concentraat uit plantmateriaal, waarbij het genoemde plantmateriaal tussen de 10 en 50 gew.% gebaseerd op droog gewicht aan eiwitten omvat, het genoemde proces omvattende de stappen van:
a. het fijnmaken of verpulveren van het plantmateriaal tot een vaste koek;
b. het extraheren van de vaste koek verkregen in stap a. met behulp van een eerste oplosmiddel omvattende ten minste 90 gew.% water, gebaseerd op het totale gewicht van het eerste oplosmiddel, om een mengsel van een eerste vaste fractie en een eerste vloeibare fractie te verkrijgen;
c. het scheiden van de eerste vloeibare fractie van de eerste vaste fractie;
d. het toevoegen van een tweede oplosmiddel aan de eerste vaste fractie verkregen in stap c., waarbij het tweede oplosmiddel ten minste 60 gew.% van een alcohol met 1 tot 5 koolstofatomen omvat welke mengbaar is met water bij kamertemperatuur, gebaseerd op het totale gewicht van het tweede oplosmiddel;
e. het scheiden van het mengsel verkregen in stap d. in een tweede vloeibare fractie en een tweede vaste fractie met gebruik van een techniek gekozen uit de groep bestaande uit filtratie, sedimentatie, centrifugering en combinaties daarvan;
f. het toevoegen van een derde oplosmiddel aan de tweede vaste fractie verkregen in stap e., waarbij het genoemde derde oplosmiddel ten minste 90 gew.% van een apolaire en lipofiele organische ester met tot 5 koolstofatomen omvat, gebaseerd op het totale gewicht van het derde oplosmiddel, waarbij de apolaire en lipofiele organische ester met tot 5 koolstofatomen ten minste deels mengbaar is met het eerste oplosmiddel en volledig mengbaar is met het tweede oplosmiddel bij kamertemperatuur, waarbij de hoeveelheid van het derde oplosmiddel zo gekozen is dat de gehele vloeibare fase niet scheidt in afzonderlijke vloeibare fasen;
g. het scheiden van het mengsel verkregen in stap f. in een derde vloeibare fractie en een derde vaste fractie met gebruik van een techniek gekozen uit de groep bestaande uit filtratie, sedimentatie, centrifugering en combinaties daarvan;
h. het onderwerpen van de derde vaste fractie verkregen in stap g. aan een techniek gekozen uit de groep bestaande uit vacuümdrogen, sproeidrogen, oververhit stoomdrogen en/of combinaties daarvan om een eiwit-vezel concentraat te verkrijgen waarbij de totale inhoud van eiwit en natuurlijke vezels ten minste 30 gew. % is, op basis van het totale droge gewicht van het concentraat.
2. Proces volgens conclusie 1, waarbij het plantmateriaal voorafgaand aan stap a. ten
minste deels ontdaan is van een eiwitarme en lignine-rijke buitenlaag in de voor van
vacht, schors, schil, romp enz., bij voorkeur met behulp van een geschikte methode
voor schillen, ontdoppen en droge fractionering.”
(…)
23. Eiwit-vezel concentraat omvattende ten minste 30 gew. % van een natuurlijk eiwit en natuurlijke vezel gebaseerd op droge stof (onderstreping toegevoegd – adv.), minder dan 1 gew. % koolhydraten (eenvoudige suikers), minder dan 0.1 gew. % fenolische verbindingen en geen organische oplosmiddelen of minerale oplosmiddelen met meer dan 6 koolstofatomen.
(…).”
2.10.
De in het Engels opgestelde omschrijving van NL 320 luidt onder meer als volgt:

FIELD OF THE INVENTION
The present invention relates to a process for preparation of protein-fibre concentrates from plant materials such as oilseeds and to protein-fibre concentrates obtainable via said process. The invention further relates to the use of protein-fibre concentrates and protein-fibre concentrates obtainable via said process in food.
BACKGROUND OF THE INVENTION
Proteins present in plant-based sources such as grains, legumes or oilseeds are usually embedded in complex matrices comprising fibres, sugars, polysaccharides, fats, lipids, micronutrients and anti-nutritional factors, like phenolic compounds, phytates, et cetera. To be applied as ingredients in food formulations, these proteins have to be purified from unwanted components present in the source material. There are generally two options of delivering protein-rich products derived from plant-based sources, resulting in two distinct classes of protein-rich products: protein isolates and protein concentrates.
In processes aiming at obtaining protein isolates, proteinaceous matter present in the source material is first solubilized and extracted from the source material using suitable solvents and is subsequently purified from unwanted components by suitable methods such as diafiltration, adsorption, chromatography, selective precipitation etc, to be finally isolated in a purified form, typically in a form of powder obtained by suitable method of drying.
Alternatively, proteinaceous matter may be recovered without solubilisation and is passed to the product in non-soluble form while soluble components are removed from the source material using suitable solvents and by employment of suitable leaching techniques. Products of such processes are called protein concentrates. Present invention pertains to novel technique to obtain protein concentrates, in particular a protein-fibre concentrate.
The prior art discloses processes where canola protein concentrates were obtained by removing seed coat (to reduce fibre fraction), and using alcohol to remove alcohol-soluble compounds like sugars, glucosinolates, phytates and some phenolics. Using this approach, it was possible to enrich protein content in the concentrate obtained up to ~70% (Wanasundara, 2016, Wanasundara, 2011, )
M Das Purkayastha et al., 2013 and M Das Purkayastha et ak, 2014 describe methods where different solvent mixtures containing acetone or methanol pure or combined with water or an acid (hydrochloric, acetic, perchloric, trichloroacetic, phosphoric) were tested for their efficiency for extraction of antinutritive compounds from rapeseed press-cake.
[…]
SUMMARY OF THE INVENTION
It is an object of the invention to provide a process for preparation of protein-fibre concentrate in purified form from plant material, particularly from plant material containing considerable amounts of oils, fats and/or lipids.
It is a further object of the invention to provide a process for the preparation of protein-fibre concentrates, wherein the native functional properties of the protein are retained during the process such that the resulting protein-fibre concentrates are suitable for human consumption.
It is a still further object of the invention to provide an economically feasible process for the preparation of the protein-fibre concentrates, said protein-fibre concentrates being main proteinaceous product of the said process.
It is a still further object of the invention to provide an economically feasible process for the preparation of the protein-fibre concentrates where said protein-fibre concentrates are obtained as side stream of the process, wherein main proteinaceous product of the process is protein isolate.
The present invention addresses the above objects by providing a scalable and
economically viable process wherein native and functional protein-fibre concentrates can be successfully obtained from plant material containing considerable amounts of oils, fats and/or lipids such as oilseeds, legumes and lentils. This can be achieved by a proper pre-treatment of the plant material, followed by a method of extracting water soluble components of the plant material under mild and non-destructive conditions using an aqueous solvent, followed by fractionation, concentration and further purification using a novel combination of GRAS organic solvents. In other words, concentrates of protein-fibres in aqueous solutions are prepared using techniques of extraction, fractionation and concentration known in the prior art followed by the replacement of the aqueous extraction solvent by at least two other solvents in a sequence of declining polarity of the subsequently applied solvents, whereby:
i) the main component of the first aqueous solvent used for the initial extraction step is thus water;
ii) the main component of the second solvent belongs to the group of alcohols having 1 to 5 carbon atoms being miscible with water at room temperature; and
iii) the main component of the third solvent is an apolar solvent belonging to the group of organic esters which are miscible with the second solvent but which are only partially miscible with the first solvent at room temperature.
[…].”
2.11.
De volgende figuur maakt onderdeel uit van NL 320:
2.12.
Onder de inroeping van de prioriteit van NL 320 heeft NapiFeryn op 16 juli 2019 ook een internationale octrooiaanvrage ingediend die is geregistreerd onder nummer WO 2020/016222 (hierna: WO 222). WO 222, getiteld “
Method for preparing protein-fibre concentrates from plant material”, komt materieel overeen met NL 320 en is de Europese verleningsfase ingegaan. Op 26 mei 2021 is WO 222 gepubliceerd als EP 3 823 460 (hierna: EP 460). EP 460 bevindt zich ook op dit moment nog in de verleningsfase bij het Europees Octrooibureau.

3.Het geschil in de hoofdzaak en in het incident

3.1.
Verkort weergegeven vordert [eiseres] in de hoofdzaak, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, NapiFeryn te bevelen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, NL 320 en WO 222, alsmede alle andere octrooien en octrooiaanvragen die een beroep doen op de prioriteit van NL 320, voor de helft (50%) om niet aan [eiseres] over te dragen, zulks onder veroordeling van NapiFeryn tot betaling van de kosten van deze procedure zoals bedoeld in artikel 237 Rv [1] , althans voor zover de rechtbank zou menen dat artikel 1019h Rv van toepassing is, conform artikel 1019h Rv.
3.2.
[eiseres] legt – verkort weergegeven – aan haar vorderingen ten grondslag dat de door NapiFeryn met NL 320 en WO 222 geclaimde materie op grond van de
Investment Agreementvoor de helft (50%) aan [eiseres] toekomt. [eiseres] heeft daarom op grond van artikel 13 in samenhang bezien met artikel 78 lid 1 ROW [2] het recht NL 320 en WO 222 gedeeltelijk, namelijk voor de helft (50%) op te eisen.
3.3.
Gelijktijdig met haar vorderingen in de hoofdzaak heeft [eiseres] een incidentele vordering ingesteld zoals bedoeld in artikel 223 Rv. Bij wijze van die provisionele voorziening vordert [eiseres] – samengevat – NapiFeryn te gebieden alles te doen om te voorkomen dat de aanspraak van [eiseres] op de in NL 320 en WO 222 neergelegde uitvinding, wordt aangetast.
3.4.
NapiFeryn voert verweer in de hoofdzaak en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de op de voet van artikel 237 lid 1 Rv te begroten proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis.
3.5.
Bij monde van haar advocaat heeft NapiFeryn op 3 augustus 2022 toegezegd vrijwillig aan de incidentele vordering te zullen voldoen. Ter zitting heeft NapiFeryn laten weten niet langer bereid te zijn die toezegging gestand te doen en de rechtbank verzocht alsnog op die vordering te beslissen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling in de hoofdzaak

Bevoegdheid
4.1.
[eiseres] vordert in de hoofdzaak (gedeeltelijke) opeising van het Nederlandse octrooi NL 320 en van de (daarmee materieel overeenstemmende) internationale octrooiaanvrage WO 222, alsmede van alle andere octrooien en octrooiaanvragen die een beroep doen op de prioriteit van NL 320. WO 222 is de Europese verleningsfase ingegaan en gepubliceerd als EP 460. [eiseres] vorderingen zien dus ook op (gedeeltelijke) opeising van de Europese octrooiaanvrage EP 460.
4.2.
Op een vordering tot (gedeeltelijke) opeising van een Europees octrooi(aanvrage) (zoals EP 460) is het Protocol inzake de rechterlijke bevoegdheid en erkenning van beslissingen inzake het recht tot verkrijging van het Europees octrooi (Protocol inzake erkenning, hierna: het Protocol) [3] van toepassing. Op grond van artikel 7 van dat Protocol moet de aangezochte rechter ambtshalve zijn bevoegdheid vaststellen. De artikelen 2 tot en met 6 van het Protocol bepalen die bevoegdheid. Uit artikel 5 van het Protocol volgt dat partijen een forumkeuze kunnen overeenkomen. Genoemd artikel verlangt van die overeenkomst een schriftelijke bevestiging.
4.3.
Gelet op dat laatste vereiste heeft de rechtbank – nadat de behandeling ter zitting was gesloten – partijen verzocht schriftelijk (per e-mail) te bevestigen dat zij (stilzwijgend) zijn overeengekomen dat de rechtbank Den Haag (exclusief) bevoegd is kennis te nemen van het geschil tussen partijen met betrekking tot de (gedeeltelijke) opeising van NL 320, WO 222 en EP 460 (en alle andere octrooien en octrooiaanvragen die een beroep doen op de prioriteit van NL2021320). Die bevestiging hebben beide partijen gegeven (zie ook hiervoor onder 1.2), zodat de (internationale) bevoegdheid van deze rechtbank om kennis te nemen van de vorderingen van [eiseres] – ook op grond van artikel 26 Brussel I bis-Vo [4] , voor zover het gaat om andere octrooien en octrooiaanvragen dan EP 460 – vaststaat.
4.4.
De relatieve bevoegdheid van de rechtbank vloeit voort uit artikel 80 lid 1 ROW dan wel, voor zover het betreft de opeising van andere octrooien en octrooiaanvragen dan NL 320, artikel 110 Rv.
Opeising NL 320
4.5.
Een octrooi kan geheel of gedeeltelijk of wat betreft een aandeel daarin worden opgeëist door degene die krachtens de artikelen 11, 12 of 13 ROW aanspraak of mede aanspraak heeft op dat octrooi (artikel 78 ROW). Gelet op het bepaalde in artikel 61 EOV [5] en artikel 80 lid 1 onder b ROW, moet worden aangenomen dat voor Europese octrooiaanvragen hetzelfde geldt en dat zo veel mogelijk aansluiting moet worden gezocht bij de regeling in artikel 60 lid 1 EOV. Hoofdregel is dat het recht op een octrooi(aanvraag) toekomt aan de uitvinder, zijn rechtsopvolger of, als de uitvinder een werknemer is, zijn werkgever.
4.6.
Het is aan [eiseres] om te stellen en zo nodig te bewijzen dat zij (mede) aanspraak kan maken op NL 320 en daarom dat octrooi (en alle daaruit voortkomende octrooien) voor de helft (50%) kan opeisen.
Uitleg van de tussen partijen gesloten overeenkomst
4.7.
Volgens [eiseres] komt op basis van de
Investment Agreementhet octrooi voor de helft (50%) aan haar toe. NapiFeryn bestrijdt de interpretatie die [eiseres] aan de in genoemde overeenkomst neergelegde afspraken tussen partijen geeft. De rechtbank zal de
Investment Agreementdaarom moeten uitleggen.
4.8.
Partijen hebben ter zitting verklaard dat het op die overeenkomst toepasselijke Poolse recht niet tot een andere uitkomst leidt dan toepassing van het relevante Nederlandse recht, zodat de rechtbank dat laatste (met name de zogenoemde Haviltex-maatstaf) tot uitgangspunt zal nemen.
4.9.
Overeenkomstig de Haviltex-maatstaf komt het bij de uitleg van een overeenkomst aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de contractsbepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle concrete omstandigheden van het geval van belang, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. [6] In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis van bewoordingen, alhoewel niet beslissend, bij de uitleg van een overeenkomst vaak wel van groot belang. De rechtbank merkt daarbij op dat de
Investment Agreementtot stand is gekomen tussen twee professionele partijen.
4.10.
NapiFeryn wijst op de hiervoor onder 2.6 weergegeven
PowerPoint slide, in het bijzonder de daarin weergegeven verdeling van de intellectuele eigendomsrechten (enerzijds rechten die aan NapiFeryn alleen toekomen, anderzijds rechten die aan [eiseres] en NapiFeryn gezamenlijk toekomen) en stelt dat die model heeft gestaan bij het opstellen van de
Investment Agreement. [eiseres] heeft dit eerst ter zitting bestreden (nr. 8 pleitnota). Zij heeft daarbij niet gewezen op een ander stuk noch (gemotiveerd) aangevoerd dat de intentie nadien gewijzigd was. De enkele stelling dat er nadien nog onderhandelingen zijn gevoerd en dat het gaat om wat in de overeenkomst is vastgelegd, is daarvoor onvoldoende. Van die slide uitgaande houden partijen er ieder een eigen lezing op na.
4.11.
Volgens [eiseres] hebben partijen bedoeld om slechts de rechten die betrekking hebben op (het productieproces van) eiwitisolaten (
proteine isolates) aan NapiFeryn alleen te doen toekomen. Rechten met betrekking tot (het productieproces van) eiwitconcentraten (
proteine concentrates), welke term wel op genoemde
PowerPoint slide, maar niet in de
Investment Agreementvoorkomt, behoren daar niet toe. [eiseres] wijst erop dat het volgens de beschrijving van NL 320 juist een doel (
object) is van de uitvinding om het eiwit-vezelconcentraat te verkrijgen uit een zijstroom (
side stream) van het productieproces van eiwitisolaat. De samenwerking tussen partijen en in het bijzonder de rol van [eiseres] daarin, zag blijkens de
Investment Agreementop het nuttig gebruik van dergelijke (vezelrijke) zijstromen. De daarmee verband houdende rechten komen daarom aan partijen gezamenlijk toe, aldus nog steeds [eiseres] .
4.12.
De rechtbank overweegt als volgt. In de
Investment Agreementhebben partijen, naast afspraken over een investering door [eiseres] in NapiFeryn, afspraken gemaakt over een samenwerking tussen partijen ter uitvoering van het in overweging B van die overeenkomst nader aangeduide ‘
Project’. Uit de inleiding van het als ‘Appendix no. 1’ bij de
Investment Agreementgevoegde
Project Implementation Plandat hiervoor onder 2.5 deels is weergegeven, blijkt dat het gaat om een project van NapiFeryn dat ziet op onderzoek en ontwikkeling van een innovatieve techniek voor de productie van eiwitisolaat op basis van oliezaden en groenten, in het bijzonder koolzaad. De rol van [eiseres] in het
Projectziet met name op het creëren van de (rand)voorwaarden en infrastructuur benodigd voor de bouw, inbedrijfstelling en operationele activiteit van de
Pilot Installationdie bedoeld is om de productie van het eiwitisolaat te demonstreren, teneinde de technologie op commerciële schaal te kunnen implementeren.
4.13.
In verband met de tijdens/door de samenwerking tussen partijen eventueel te verkrijgen intellectuele eigendomsrechten, hebben partijen in de
Investment Agreementeen regeling opgenomen over de verdeling van die rechten. Uit het hiervoor onder 2.4 weergegeven artikel IV paragraaf 4 van de
Investment Agreementvolgt dat NapiFeryn en [eiseres] gezamenlijk eigenaar worden (ieder voor een aandeel van 50%) van de intellectuele eigendomsrechten die voortkomen uit de samenwerking tussen hen als bedoeld in artikel IV paragraaf 16 van die overeenkomst. In laatstgenoemde bepaling wordt verduidelijkt dat de samenwerking tussen partijen bestaat uit “
joint research and development works under Project implementation according to the Project Implementation Plan”. In het bijzonder ziet die samenwerking op “
valorisation and/or utilisation of side streams generated as part of the production process of protein isolates, including(…)
valorisation of fraction with high fibre content(…)” en op “
optimization and testing of the Pilot Installation.”
4.14.
De rechtbank begrijpt uit deze bepalingen, in het bijzonder het gebruik van de woorden “
joint research and development works”, in de eerste plaats dat een gezamenlijke aanspraak op intellectuele eigendomsrechten vereist dat partijen – door hun samenwerking – ieder een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van dergelijke rechten. Met betrekking tot NL 320, waarmee een werkwijze tot verkrijging van eiwit-vezelconcentraat uit plantaardig materiaal is geoctrooieerd, betekent dit naar het oordeel van de rechtbank dat [eiseres] een (technische) bijdrage moet hebben geleverd aan die uitvinding om (mede) aanspraak te kunnen maken op het octrooi. Die lezing congrueert met artikel IV paragraaf 3 van de
Investment Agreement(zie hiervoor onder 2.4), waarin is neergelegd welke rechten uitsluitend aan NapiFeryn toekomen, namelijk de rechten met betrekking tot (het productieproces van) eiwitisolaten. Het was immers, zo blijkt ook uit (de verdeling van taken in) het
Project Implementation Plandat hiervoor onder 2.5 deels is weergegeven, enkel NapiFeryn (zonder inhoudelijke betrokkenheid van [eiseres] ) die zich bezighield met het onderzoek naar en de ontwikkeling van technieken om eiwitisolaat te extraheren uit oliezaden en groenten. Daaruit leidt de rechtbank af dat partijen ten tijde van het sluiten van de
Investment Agreementniet hebben beoogd om een gezamenlijke aanspraak te verkrijgen op rechten die feitelijk door de werkzaamheden van slechts één van hen tot stand zijn gebracht. Voor de rechtbank valt niet in te zien waarom dit niet ook zou gelden voor rechten die betrekking hebben op andere producten of productieprocessen dan (die van) eiwitisolaat, zoals het in NL 320 beschreven productieproces voor eiwit-vezelconcentraat. Het enkele feit dat genoemd product – dat ten tijde van het ondertekenen van de
Investment Agreementnog niet was ontwikkeld, maar een nader uit te werken concept betrof – niet in (artikel IV paragraaf 3 van) de
Investment Agreementwordt genoemd en mogelijk niet onder de definitie van ‘eiwitisolaat’ valt, zoals [eiseres] stelt en NapiFeryn bestrijdt, maakt dat niet anders. Het gaat immers om de zin die partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst aan de relevante contractsbepalingen mochten toekennen en daarmee om de aan die bepalingen ten grondslag liggende gedachte die de rechtbank samenvat als “gezamenlijke aanspraak voor gezamenlijk werk”.
4.15.
In het voorgaande ligt besloten dat de rechtbank [eiseres] niet volgt in haar betoog dat zij reeds vanwege haar (financiële) investering in NapiFeryn voor de helft (50%) aanspraak kan maken op NL 320, omdat [eiseres] daarmee – zo begrijpt de rechtbank dat betoog – de randvoorwaarden zou hebben gecreëerd om NapiFeryn in staat te stellen de in NL 320 omschreven uitvinding te doen. De rechtbank stelt vast dat in de
Investment Agreementde financiële investering van [eiseres] in NapiFeryn (waarvoor zij destijds een aandeel van 25,51% in het aandelenkapitaal van NapiFeryn heeft verkregen) nergens wordt gekoppeld aan de verkrijging van een aanspraak op (toekomstige) intellectuele eigendomsrechten. Integendeel, volgens de
Investement Agreementhoudt de verkrijging van een aanspraak op enig recht van intellectuele eigendom enkel verband met de (feitelijke) samenwerking tussen partijen (zie het hiervoor (deels) geciteerde artikel IV paragraaf 4 met verwijzing naar artikel IV paragraaf 16 van de
Investment Agreement). Dat partijen niettemin een andere intentie hadden, althans dat [eiseres] in redelijkheid heeft mogen begrijpen dat zij na het sluiten van de
Investment Agreementvoor de helft (50%) aanspraak zou kunnen maken op alle door NapiFeryn te verkrijgen intellectuele eigendomsrechten, heeft [eiseres] niet onderbouwd gesteld en is overigens gemotiveerd weersproken door NapiFeryn.
Heeft [eiseres] wezenlijk bijgedragen aan de uitvinding
4.16.
De rechtbank zal dus de vraag moeten beantwoorden of [eiseres] een technische bijdrage heeft geleverd aan de met NL 320 geoctrooieerde uitvinding. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval.
4.17.
Desgevraagd heeft [eiseres] ter zitting nader toegelicht waaruit haar (technische) bijdrage heeft bestaan. In dat verband heeft zij ten eerste erop gewezen dat zij de koolzaadoliekoek heeft aangeleverd waarmee NapiFeryn de experimenten die aan NL 320 ten grondslag liggen, heeft uitgevoerd. De rechtbank stelt echter vast dat [eiseres] daarmee geen (technische) bijdrage aan NL 320 heeft geleverd, aangezien de daarin neergelegde materie geen betrekking heeft op (de bereiding en/of samenstelling van) die oliekoek, maar op het proces dat daarop wordt toegepast om uit die koek het eiwit-vezelconcentraat te verkrijgen.
4.18.
Ten tweede heeft [eiseres] toegelicht dat zij zich heeft beziggehouden met de ontwikkeling van een techniek voor het schillen/pellen (
dehulling) en persen van koolzaad (ter verkrijging van de koolzaadoliekoek). In de conclusies van NL 320, in het bijzonder afhankelijke conclusie 2, wordt het gebruik van die techniek geclaimd. De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende. Conclusie 2 spreekt weliswaar over een “geschikte methode voor schillen, ontdoppen en droge fractionering”, maar claimt in dat verband geen specifieke techniek. Het gaat in genoemde conclusie enkel om het resultaat, namelijk dat het plantmateriaal voorafgaand aan de in conclusie 1 omschreven methode, ten minste deels is ontdaan van een eiwitarme en lignine-rijke buitenlaag in de vorm van vacht, schors, schil, romp etc. Daarbij komt dat NapiFeryn ter zitting onweersproken heeft verklaard dat (a) het idee van het gebruik van geschilde/gepelde koolzaden voor het vervaardigen van de oliekoek van haar afkomstig was en (b) de gemiddelde vakpersoon op de datum van de aanvrage van NL 320 reeds bekend was met een techniek van schillen/pellen van dergelijk plantmateriaal. Gelet daarop openbaart NL 320 met betrekking tot de techniek van schillen/pellen niet meer of anders dan wat reeds tot de stand van de techniek behoorde. De rechtbank concludeert dat ook daarin dus geen (technische) bijdrage van [eiseres] aan NL 320 besloten kan liggen.
4.19.
Ten derde en laatste heeft [eiseres] betoogd dat haar (technische) bijdrage aan de in NL 320 geopenbaarde werkwijze bestaat uit het ontwerp en de realisatie van de
Pilot Installation. De rechtbank volgt haar ook daarin niet. Tussen partijen is niet in geschil dat de
Pilot Installationpas in 2019 in bedrijf is gesteld, nadat halverwege 2018 het ontwerp was voltooid, terwijl NapiFeryn onweersproken heeft gesteld dat de met NL 320 beschermde uitvinding al in maart 2017 met [eiseres] is gedeeld en de octrooiaanvrage in juli 2018 is verricht. De
Pilot Installationkan gelet op die chronologie geen bijdrage aan de in NL 320 geopenbaarde uitvinding hebben geleverd. Zou daarover al anders kunnen worden geoordeeld, dan is voor de rechtbank onduidelijk gebleven – en [eiseres] heeft zulks ook niet onderbouwd gesteld – op welke wijze de door [eiseres] in verband met de
Pilot Installationverrichte werkzaamheden, een (technische) bijdrage vormen aan het proces zoals in (conclusie 1 van) NL 320 beschreven.
NL 320 ziet niet op gebruik van een ‘zijstroom’
4.20.
In de tweede plaats volgt de rechtbank het betoog van NapiFeryn dat de in (conclusie 1 van) NL 320 beschreven methode ter verkrijging van eiwit-vezelconcentraat niet bestaat uit “
valorisation and/or utilisation of side streams generated as part of the production process of protein isolates, including(…)
valorisation of fraction with high fibre content(…).” Ter zitting heeft NapiFeryn toegelicht dat de in conclusie 1 van NL 320 beschreven werkwijze ter verkrijging van eiwit-vezelconcentraat, die in figuur 2 van dat octrooi schematisch is weergeven (zie hiervoor onder 2.11), gelijk is aan het ‘
process of production of protein isolates’ als bedoeld in de hiervoor onder 2.6 weergegeven
PowerPoint slide. Na de eerste stap van de werkwijze worden, weliswaar op twee verschillende substanties, ter verkrijging van, enerzijds, het eiwitisolaat en, anderzijds, het eiwit-vezelconcentraat dezelfde stappen uitgevoerd. Het eiwitisolaat en het eiwit-vezelconcentraat worden dus op dezelfde wijze en door middel van hetzelfde proces gewonnen uit de (bewerkte) koolzaadoliekoek. Beide ‘stromen’ zijn in zoverre gelijkwaardig aan elkaar. [eiseres] heeft deze toelichting van NapiFeryn niet gemotiveerd bestreden. Daarop stuit haar argument dat het eiwit-vezelconcentraat afkomstig is uit een zijstroom (
side stream) van het productieproces voor eiwitisolaat, af. Met NapiFeryn acht de rechtbank [eiseres] uitleg ook niet logisch omdat het gehele productieproces erop gericht is eiwit te verkrijgen en zij in wezen betoogt dat een belangrijke fractie met eiwit tot zijstroom zou zijn verworden. Het is immers duidelijk dat de eerste waterige fractie (de bovenste stap uit figuur 2 waarin “crude extract” wordt verkregen) veel eiwit zal bevatten maar evenzo de vaste koek, die daarna in de vervolgstappen wordt opgewerkt. De rechtbank stelt dan ook vast dat partijen in de
Investment Agreementmet de term ‘zijstromen’ (
side streams) kennelijk iets anders hebben bedoeld, namelijk de (niet- of nauwelijks eiwithoudende) afvalstromen van dat proces die overblijven steeds nadat een oplosmiddel (waarin de eiwitten niet oplossen) aan een vaste fractie is toegevoegd en het mengsel vervolgens weer is gescheiden in een (eiwitrijke) vaste en een (eiwitloze/-arme) vloeibare fractie. Dat partijen dit beeld daadwerkelijk voor ogen hebben gehad bij het sluiten van de
Investment Agreementvindt steun in de eerdergenoemde
PowerPoint slide, waaruit blijkt (door de pijlen) dat de ‘
Proteine isolatesand concentrates’ (onderstreping rechtbank) worden gewonnen uit het ‘
Process of production of protein isolates’ (beide in de middelste kolom), terwijl de ‘
fiber fraction’ als zijstroom van genoemd productieproces zich in de linker kolom bevindt. Die vezelfractie vormt niet (zo blijkt uit het ontbreken van pijlen) het bronmateriaal voor de productie van het (eiwit-vezel)concentraat. Ook [eiseres] heeft ter zitting erkend dat het gelet op die
PowerPoint slideniet logisch is te veronderstellen dat de daar bedoelde ‘
fiber fraction’ het materiaal is waaruit het eiwit-vezelconcentraat als bedoeld in NL 320 wordt gewonnen. De door [eiseres] , conform de
Investment Agreement, te onderzoeken
side streambestaande uit
fraction with high fibre contentziet redelijkerwijs dus niet op het bronmateriaal voor eiwit-vezelconcentraat, maar op een (eiwitloze/-arme) afvalstroom van het proces om eiwitisolaat (en, naar later is gebleken, ook eiwit-vezelconcentraat) te winnen. Aan het voorgaande kan niet afdoen dat in de beschrijving van NL 320 is vermeld dat “
a still further object” van de uitvinding is “
to provide an economically feasible process for the preparation of the protein-fibre concentrates where said protein-fibre concentrates are obtained as side stream of the process, wherein main proteinaceous product of the process is protein isolate”, waarop [eiseres] heeft gewezen. De invulling van het begrip ‘
side stream’ zoals gebruikt in de beschrijving van NL 320, staat los van de betekenis die partijen redelijkerwijs mochten toekennen aan datzelfde begrip in de
Investment Agreement, die zij bovendien anderhalf jaar voor de aanvrage van NL 320 hebben gesloten.
Conclusie
4.21.
Uit al het bovenstaande blijkt dat [eiseres] aan de
Investment Agreementgeen aanspraak op NL 320 kan ontlenen, zodat in zoverre haar vordering tot (gedeeltelijke) opeising van NL 320 een grondslag ontbeert. Uit het voorgaande blijkt ook dat [eiseres] niet als (mede-)uitvinder van de in NL 320 geopenbaarde materie kan worden aangemerkt. Zij heeft evenmin gesteld – en zulks is ook anderszins niet gebleken – op een andere grond als bedoeld in de artikelen 11, 12 of 13 ROW aanspraak te kunnen maken op het octrooi. De rechtbank zal de daartoe strekkende vorderingen van [eiseres] daarom afwijzen. Gelet daarop en nu [eiseres] niet heeft gesteld dat en waarom niettemin grond bestaat voor opeising van EP 460, WO 222 en eventuele andere buiten Nederland aangevraagde en/of verleende octrooien die een beroep doen op de prioriteit van NL 320, zal de rechtbank de vorderingen voor zover daarop gericht, eveneens afwijzen.
Proceskosten
4.22.
De rechtbank zal [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de op grond van het liquidatietarief te begroten proceskosten van NapiFeryn. Die kosten worden begroot op
- € 1.228,- salaris advocaat (Tarief II, 2 punten)
- € 676,- griffierecht
-
€ 178,- nakosten(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing),
€ 2.082,-.
4.23.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Aangezien de rechtbank in de hoofdzaak heeft geconcludeerd dat [eiseres] geen aanspraak kan doen gelden op NL 320, EP 460, WO 222 of eventuele andere buiten Nederland aangevraagde en/of verleende octrooien die een beroep doen op de prioriteit van NL 320, ligt de op grond van artikel 223 Rv door [eiseres] gevorderde provisionele voorziening eveneens voor afwijzing gereed.
5.2.
[eiseres] zal, gelet op het voorgaande, worden veroordeeld tot betaling van de kosten van het incident, aan de zijde van NapiFeryn tot dusver echter begroot op nihil. Daartoe overweegt de rechtbank dat de namens NapiFeryn gevoerde incidentele verweren geheel samenvallen met haar verweren tegen de vorderingen in de hoofdzaak. Het incident heeft aan de zijde van NapiFeryn dus geen relevante, afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komende kosten veroorzaakt.

6.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
6.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van NapiFeryn op dit moment begroot op € 2.082,- te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.3.
veroordeelt [eiseres] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW [7] over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan, tot de dag van volledige betaling;
in het incident
6.4.
wijst de incidentele vorderingen van [eiseres] af;
6.5.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten in het incident, aan de zijde NapiFeryn tot dusver begroot op nihil;
in de hoofdzaak en in het incident
6.6.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F. Brinkman, rechter, bijgestaan door mr. J.J. de Jong, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Rijksoctrooiwet 1995.
3.Trb 1976/101, inwerkingtreding 7 oktober 1977
4.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
5.Europees octrooiverdrag.
6.Vgl. bijvoorbeeld HR 2 november 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2043) en (eerder) HR 17 december 1976 (ECLI:NL:HR:1976:AC5835).
7.Burgerlijk Wetboek.