ECLI:NL:RBDHA:2024:781

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
23.13768
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Afghaanse minderjarige met betrekking tot de afwijzing door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Afghaanse minderjarige. De eiser, die op 5 januari 2021 asiel aanvroeg, werd aanvankelijk als meerderjarig behandeld, ondanks dat hij op dat moment minderjarig was. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag op 13 april 2023 afgewezen, waarbij werd gesteld dat de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig waren, maar dat zijn verklaringen over de reden van zijn vlucht niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onzorgvuldig had gehandeld door geen rekening te houden met de minderjarigheid van de eiser tijdens het gehoor. Dit had invloed op de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. De rechtbank oordeelde ook dat er onvoldoende was onderzocht of er adequate opvang beschikbaar was voor de eiser in Afghanistan, en dat de staatssecretaris niet had voldaan aan de zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen. De eiser kreeg een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13768

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. W. Epema).

Procesverloop

Bij besluit van 13 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Y. Attayee. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Afghaanse nationaliteit. Eiser heeft op 5 januari 2021 asiel aangevraagd in Nederland. Eiser was op dat moment minderjarig en alleenstaand.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Afghanistan wordt gezien als afvallige. Eiser verrichtte in het dorp [naam dorp] , waar hij woonachtig was, regelmatig klusjes in de moskee. Eiser had op een dag de taak om te vegen en de sandali (een soort kachel) op te stoken. Na deze klus is eiser naar huis gegaan. Hij was als laatste aanwezig in de moskee. Vervolgens is de moskee in brand gevlogen. Eiser stelt dat hij door de [naam geestelijke] (een islamitisch geestelijke) en zijn dorpsgenoten ervan wordt beschuldigd dat hij de moskee in brand heeft gestoken. Eiser is om die reden kort daarna gevlucht uit Afghanistan.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. [1] Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder volgt echter niet dat eiser de moskee per ongeluk in brand heeft gestoken. Ook volgt verweerder niet dat eiser door zijn dorpsgenoten ervan verdacht wordt dit opzettelijk te hebben gedaan en dat zij eiser daarom willen doden en de politie naar eiser op zoek is. Eiser heeft zijn verklaringen niet onderbouwd met documenten, foto’s of ander bewijs. Daarnaast verklaart eiser vaag en oppervlakkig en op sommige punten tegenstrijdig over de gebeurtenissen en de reden van zijn vlucht. Verder is onduidelijk wat voor problemen eisers gezin heeft ondervonden na eisers vertrek uit Afghanistan. Eiser stelt bovendien dat zij naar [plaatsnaam] zijn gevlucht. Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe de politie hen daar heeft kunnen vinden en waarom het gezin daar nog altijd zou worden lastig gevallen. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat in Afghanistan geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. [2] Verder volgt verweerder niet dat eiser bij terugkeer te vrezen heeft voor de Taliban. De enkele aanwezigheid van de Taliban is onvoldoende om te spreken van een gegronde vrees voor vervolging. Evenmin volgt verweerder dat eiser verwesterd is en bij terugkeer als dusdanig zal worden aangemerkt. Tot slot wordt aangenomen dat adequate opvang voor eiser beschikbaar is in Afghanistan bij zijn ouders.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert aan dat zijn asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig is bevonden. Eiser was ten tijde van het nader gehoor minderjarig en het gehoor is moeizaam verlopen. Met deze minderjarigheid heeft verweerder ten tijde van het gehoor geen rekening gehouden. Eiser meent dat hij opnieuw had moeten worden gehoord. Verder stelt eiser dat hij ten onrechte is beschuldigd van het in brand steken door de Moellah en de dorpsbewoners. Eisers vlucht vormt een bevestiging voor hen dat hij schuldig is. Het gezin van eiser heeft in [plaatsnaam] ook problemen gekregen omdat sommige dorpsbewoners samenwerken met de Taliban. Eiser is verder [naam] en van oorsprong sjiitisch moslim. Doordat de Taliban inmiddels aan de macht is in Afghanistan loopt hij hierdoor bij terugkeer nog meer risico. Eiser voert verder aan dat hij is verwesterd. Hij kan zich bij terugkeer niet conformeren aan de leefregels van de Taliban. Bovendien worden vreemdelingen die terugkeren uit het Westen hoe dan ook verdacht. Eiser beroept zich in dat verband op een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 27 januari 2023. [3] Tot slot voert eiser aan dat verweerder niet in lijn met het arrest TQ [4] en zijn eigen beleid [5] heeft onderzocht of voor eiser bij terugkeer naar Afghanistan adequate opvang beschikbaar is. Eisers ouders verblijven inmiddels in Pakistan. Eiser beroept zich in dat verband zich op twee uitspraken. [6]
5. Bij verweerschrift van 6 december 2023 heeft verweerder zich op het aanvullende standpunt gesteld dat het mogelijke vertrek van eisers ouders naar Pakistan, volgens eisers eigen verklaringen heeft plaatsgevonden nadat eiser achttien is geworden. Als gevolg daarvan hoeft dit punt niet betrokken te worden bij het onderzoek naar adequate opvang. Verweerder wijst verder op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch van 27 september 2023. [7] Het enkele feit dat een vreemdeling lang in Nederland woont, is onvoldoende om te concluderen dat hij in zijn gedragingen, uitingen en opvattingen zodanig is verwesterd dat de Taliban hem bij terugkeer afvalligheid zal toedichten. Eiser is praktiserend moslim, hij is geboren en getogen in Afghanistan zodat van hem verwacht mag worden dat hij zich aanpast aan de geldende gedragsregels in Afghanistan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Minderjarigheid, gehoor en geloofwaardigheidsbeoordeling
6. Eiser heeft bij zijn asielaanvraag verklaard dat hij vijftien jaar is en dat hij in Griekenland op advies van zijn reisagent heeft gezegd dat hij achttien jaar is. [8] Tijdens zijn aanmeldgehoor heeft eiser hetzelfde verklaard. [9] Op 16 januari 2021 heeft verweerder een verzoek ingediend voor een leeftijdsonderzoek. Daarnaast heeft verweerder de Griekse autoriteiten op 1 februari 2021 verzocht om nadere informatie omtrent de geregistreerde leeftijd van eiser in Griekenland. Op 15 april 2021 hebben de Griekse autoriteiten laten weten dat eiser in Griekenland is geregistreerd met de geboortedatum 1 januari 2001. Op grond daarvan heeft verweerder bericht dat het leeftijdsonderzoek is afgerond, de geboortedatum van eiser zoals geregistreerd in Griekenland wordt aangehouden en dat eiser is aangemerkt als meerderjarig. Op 20 april 2021 heeft eiser een vertaling van zijn Afghaanse taskera [10] overgelegd aan verweerder. Bij het verificatiegehoor op 21 juni 2021 heeft eiser de originele taskera overgelegd. Op 23 juni 2021 heeft het nader gehoor plaatsgevonden, waarbij verweerder uit is gegaan van de meerderjarigheid van eiser. Op 20 augustus 2021 heeft Bureau Documenten de door eiser overgelegde taskera echt bevonden. Uit de taskera volgt dat eisers geboortedatum 1 januari 2005 is en hij dus minderjarig was ten tijde van de asielaanvraag en het nader gehoor op 23 juni 2021.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder naar aanleiding van het bericht van Bureau Documenten de geboortedatum van eiser heeft aangepast. Uit het dossier volgt niet wanneer verweerder de geboortedatum van eiser heeft aangepast. Wel kan op grond van het tijdsverloop vastgesteld worden dat eiser tijdens het nader gehoor, gehoord is als meerderjarige. Uit het gehoor blijkt ook niet dat rekening is gehouden met de mogelijkheid dat eiser nog minderjarig was, ondanks dat eiser op dat moment al zijn taskera had overgelegd. Verweerder heeft ter zitting ook bevestigd dat eiser niet is gehoord als minderjarige. Verweerder heeft bovendien, nadat bleek dat eiser minderjarig was, geen aanleiding gezien om – ondanks een verzoek van eiser daartoe – alsnog een nader gehoor af te nemen conform de regels die gelden voor het horen van een alleenstaande minderjarige vreemdeling.
8. De rechtbank acht deze handelswijze van verweerder onzorgvuldig. De samenwerkingsverplichting die verweerder heeft volgens artikel 4 van de Definitierichtlijn [11] leidt ertoe dat rekening dient te worden gehouden met de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van de vreemdeling bij de verdeling van de bewijslast. Van een minderjarige kan minder worden verwacht wat betreft de staving van zijn asielrelaas. Uit de wijze waarop het gehoor van eiser is afgenomen en de wijze waarop de vragen zijn gesteld, volgt niet dat verweerder hier rekening mee heeft gehouden. Verweerder heeft eiser gehoord alsof hij meerderjarig was en de vragen ook gesteld alsof hij meerderjarig was en dus geen rekening gehouden met de omstandigheid dat eiser een alleenstaande minderjarige vreemdeling is. Verweerder heeft ook niet naar aanleiding van de echt bevonden taskera aanleiding gezien om eiser alsnog nader te horen waarbij de waarborgen die gelden voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen in acht zijn genomen, zoals het toewijzen van een voogd van Stichting Nidos en het horen op een kindvriendelijke manier, in speciaal daarvoor ingerichte hoorkamers, door personen die zijn opgeleid om rekening te houden met de behoeften van minderjarigen. [12] De rechtbank is van oordeel dat niet uit te sluiten valt dat de wijze waarop eiser is gehoord als meerderjarige gevolgen heeft gehad voor hoe zijn asielrelaas op papier is gekomen en uiteindelijk ook voor de manier waarop eisers relaas is beoordeeld door verweerder. Uit de door verweerder gemaakte geloofwaardigheidsbeoordeling ten aanzien van het asielrelaas van eiser volgt niet kenbaar dat verweerder rekening heeft gehouden met de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van eiser als alleenstaande minderjarige. Uit de besluitvorming volgt ook niet dat rekening is gehouden met de situatie dat eiser minderjarig was ten tijde van het nader gehoor en dat eiser veertien jaar of jonger was toen hij zijn land van herkomst verliet. [13] De beoordeling van verweerder dat eisers asielrelaas ongeloofwaardig is, is om die reden dan ook gebrekkig. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en genomen. Het bestreden besluit is gelet daarop in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Het beroep is reeds daarom gegrond. In het kader van finale geschilbeslechting zal de rechtbank ook de overige beroepsgronden beoordelen.
Artikel 3 van het EVRM
9. Verder ligt ter beoordeling voor of terugkeer van eiser in strijd is met artikel 3 van het EVRM [14] vanwege de ingrijpende regimewijziging in de zomer van 2021 waarbij de Taliban aan de macht is gekomen. De rechtbank beoordeelt deze vraag samen met de andere elementen die eiser heeft aangevoerd over zijn gestelde verwestering, etniciteit, achtergrond en de wijze waarop hij zal terugkeren.
10. Uit de WI 2019/1 [15] volgt dat volgens verweerder van verwestering sprake kan zijn als deze verwestering een uitingsvorm is van een politieke of religieuze overtuiging óf als de vreemdeling bij terugkeer een politieke of religieuze overtuiging zal worden toegedicht vanwege persoonlijke, uiterst moeilijk of nagenoeg onmogelijk te veranderen kenmerken die ook niet verborgen kunnen worden gehouden.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij is verwesterd. Verweerder heeft zich in dat verband terecht op het standpunt gesteld dat het gegeven dat eiser al enige tijd in Nederland woont, enigszins de Nederlandse taal spreekt en verschillende diploma’s heeft behaald, onvoldoende is om te concluderen dat hij in zijn gedragingen, uitingen en opvattingen zodanig is verwesterd dat hij bij terugkeer te vrezen heeft voor de Taliban omdat hem afvalligheid wordt toegedicht. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat eiser is geboren en opgegroeid in Afghanistan en nog altijd praktiserend moslim is. Van eiser mag dan ook verwacht worden dat hij zich aanpast aan de gedragsregels in zijn land van herkomst. In zoverre volgt de rechtbank verweerder zijn standpunt dat hij de WI correct heeft toegepast op de situatie van eiser.
12. Uit het Algemeen Ambtsbericht van juni 2023 over Afghanistan valt af te leiden dat het niet duidelijk is of verblijf in een westers land een rol speelt bij het al dan niet ondervinden van problemen bij terugkeer. Er is geen informatie over de behandeling door de Taliban van personen die verplicht terugkeren vanuit een Europees of westers land, omdat er nog geen personen (verplicht) teruggekeerd [16] zijn vanuit deze landen. [17] Daarnaast volgt uit het bericht dat de Taliban kleding in westerse stijl en Engels spreken als indicatoren beschouwen voor banden met de vijand. [18] Personen die gezien konden worden als ‘verwesterd’ kunnen worden bedreigd door de Taliban, familieleden of buren. [19]
13. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij verwesterd is conform de WI, heeft eiser terecht betoogd dat dit element niet (alleen) op zichzelf beoordeeld dient te worden maar ook in samenhang met de andere aangevoerde elementen in de beoordeling of terugkeer in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft dat ten onrechte nagelaten. Zo is onder meer van belang dat eiser minderjarig was ten tijde van zijn vertrek uit Afghanistan. Niet inzichtelijk is in hoeverre dat leidt tot een situatie dat eiser opvalt bij de Taliban indien hij terugkeert naar Afghanistan. Uit het ambtsbericht blijkt immers dat er geen informatie bekend is over hoe de Taliban terugkeerders behandelt, maar wel is duidelijk dat de Taliban het Westen ziet als de vijand en niet uitgesloten kan worden dat de Taliban eiser daardoor ook als een vijand ziet.
Daarnaast is aan eiser uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw. Op zitting is daarover opgemerkt dat eiser terug kan naar Afghanistan. Het BMA [20] heeft geadviseerd dat fysieke overdracht moet plaatsvinden aan een psychiater in Afghanistan en eiser begeleid moet worden door een gespecialiseerd verpleegkundige. Evenmin is inzichtelijk of eiser bij terugkeer door deze speciale situatie in de verhoogde aandacht komt te staan van de Taliban. Hierover is geen nadere informatie bekend, hoe de Taliban met een dergelijke situatie waarin teruggekeerd moet worden vanuit het Westen zal omgaan. Het voorgaande heeft tot gevolg dat niet is uit te sluiten dat eiser bij terugkeer een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
Onderzoek naar adequate opvang
14.
In geschil is verder of verweerder zich voldoende heeft ingespannen om te onderzoeken of adequate opvang in het land van terugkeer aanwezig is voor eiser en of verweerder daarbij voldoende voortvarend heeft gehandeld.
15. Uit het arrest T.Q. van het Hof [21] en de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2022 [22] volgt dat verweerder verplicht is om voorafgaand aan de verwijdering van de minderjarige vreemdeling zich ervan te overtuigen dat die minderjarige vreemdeling wordt teruggestuurd naar een familielid, een aangewezen voogd of adequate opvangfaciliteiten in het land van terugkeer. Verweerder dient in deze context rekening te houden met alle wijzigingen in de omstandigheden die zich na de vaststelling van dat terugkeerbesluit voordoen. Indien adequate opvang voor de niet-begeleide minderjarige vreemdeling in het land van herkomst niet langer is gegarandeerd in de fase van diens verwijdering, kan verweerder het terugkeerbesluit niet uitvoeren. Verweerder moet er verder naar streven om het onderzoek naar adequate opvang voortvarend te verrichten om zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden over de verblijfsstatus van de vreemdeling. Hij mag de beoordeling of de vreemdeling terug moet keren niet tot de meerderjarigheid uitstellen.
16. Uit paragraaf B8/6.1. van de Vc [23] volgt dat verweerder uitgaat van adequate opvang als opvang aanwezig is waarvan de omstandigheden vergelijkbaar zijn met de omstandigheden van leeftijdsgenoten die zich in een gelijkwaardige positie als de vreemdeling bevinden. Adequate opvang is in ieder geval aanwezig als een familielid tot in de vierde graad aanwezig is. Primair zal worden geprobeerd om minderjarigen met de ouder(s) te herenigen. Opvang bij ouders merkt verweerder in beginsel aan als adequaat.
17. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek naar adequate opvang onzorgvuldig is geweest. De rechtbank betrekt in de eerste plaats het oordeel dat de voorbereiding van het bestreden besluit onzorgvuldig is geweest doordat eiser gehoord is alsof hij meerderjarig was. Nu eiser als meerderjarige is gehoord zijn er tijdens het nader gehoor geen of in ieder geval onvoldoende vragen gesteld over familieleden in het land van herkomst die mogelijk voor hem zouden kunnen zorgen. Dit terwijl verweerder het onderzoek naar adequate opvang volledig heeft gebaseerd op eisers verklaringen. Dit is niet zorgvuldig. Daarnaast heeft het onderzoek naar adequate opvang door verweerder onvoldoende voortvarend plaatsgevonden. Het bestreden besluit is genomen ruim twee jaar nadat eiser asiel heeft aangevraagd. Dat in die periode tijdelijk een besluit- en vertrekmoratorium gold laat onverlet dat verweerder voortvarend had moeten onderzoeken of adequate opvang voor eiser in Afghanistan aanwezig was. Ten onrechte heeft verweerder dat nagelaten. Tot slot is relevant dat eiser op 1 januari 2023 achttien jaar is geworden. Op die datum is eiser naar Nederlands recht meerderjarig geworden. Dit neemt niet weg dat verweerder had moeten onderzoeken of eiser vanaf de datum van zijn asielaanvraag tot zijn meerderjarigheid in aanmerking had moeten komen voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘AMV die buiten zijn schuld Nederland niet kan verlaten’. Verweerder zal daarover een beslissing moeten nemen.
18. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien.
19. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van twaalf weken.
20. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Uit het besluit proceskosten bestuursrecht volgt dat deze vergoeding € 1.750,- bedraagt omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 13 april 2023;
- draagt verweerder op binnen 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Richtlijn 2011/95/EU.
4.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:9.
5.Zie IB 2023/41.
6.Twee uitspraken van 24 december 2021, van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, ECLI:NL:RBDHA:2021:15269 en zittingsplaats Den Bosch, ECLI:NL:RBOBR:2021:6701.
7.ECLI:NL:RBDHA:2023:16023, die bevestigd is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) bij uitspraak van 19 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3874.
8.Proces-verbaal van verhoor van 5 januari 2021.
9.P. 2 en 3.
10.Afghaans identiteitsbewijs.
11.Richtlijn 2011/95/EU.
12.Zie artikel 3.45 van het Voorschift Vreemdelingen (VV 2000) en de Werkinstructie 2020/5 (Samen)werken met een tolk.
13.Uit de Eurodacregistratie volgt dat eiser op 19 december 2019 asiel heeft aangevraagd in Griekenland.
14.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
15.Werkinstructie 2019/1 het beoordelen asielaanvragen verwesterde vrouwen en mannen.
16.Ook blijkt uit informatie op de website van de Dienst Terugkeer en Vertrek dat gedwongen vertrek niet mogelijk is
17.Algemeen Ambtsbericht Afghanistan juni 2023, p. 148
18.Algemeen Ambtsbericht Afghanistan juni 2023, p. 149.
19.Algemeen Ambtsbericht Afghanistan juni 2023, p. 85
20.Bureau Medische Advisering.
21.Arrest van 14 januari 2021, zaak C-441/19.
23.Vreemdelingencirculaire 2000.