ECLI:NL:RBDHA:2024:7743

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
NL24.17452
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring asielaanvraag op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Frankrijk

Op 16 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 16 mei 2024 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris wel vertegenwoordigd was.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. In haar overwegingen heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat Frankrijk voldoet aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser werd belast met de bewijslast om aan te tonen dat Frankrijk niet aan dit beginsel voldoet. De rechtbank oordeelde dat de door eiser aangehaalde passages uit het AIDA-rapport onvoldoende waren om te concluderen dat asielzoekers in Frankrijk structureel in een situatie van verregaande materiële deprivatie terechtkomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State had eerder bevestigd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Frankrijk van toepassing is.

De rechtbank concludeerde verder dat, mochten er problemen zijn in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Frankrijk, het aan eiser is om hierover te klagen bij de Franse autoriteiten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gedaan op 16 mei 2024 door mr. A. de Gooijer, in aanwezigheid van griffier K. van Gijtenbeek.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17452

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. I.M. van Kuilenburg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. E. Özel).

Procesverloop

1. Bij besluit van 18 april 2024 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. De staatssecretaris is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
1.3.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

3. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
4. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Frankrijk. Gelet op het Jawo arrest [1] is het aan eiser om aannemelijk te maken dat Frankrijk hier niet meer aan voldoet. De aangehaalde passages uit het AIDA rapport zijn onvoldoende om te concluderen dat asielzoekers structureel terechtkomen in een situatie van verregaande materiële deprivatie. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft onlangs in haar uitspraak van 9 oktober 2023 [2] nog bevestigd dat voor Frankrijk van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. In die uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat het AIDA-rapport over Frankrijk (update 2022) geen wezenlijk ander beeld van de opvang van asielzoekers in Frankrijk schetst dan al eerder naar voren is gekomen in de vorige rapportages van AIDA over Frankrijk. Dit is nogmaals bevestigd in de uitspraak van de Afdeling van 2 mei 2024. [3] Er zijn verder geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit zou blijken dat eiser in Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest of artikel 3 EVRM.
5. De rechtbank is verder van oordeel dat, mochten zich problemen voordoen in de asielprocedure of in de opvangvoorzieningen, het op de weg van eiser ligt om hierover te klagen bij de Franse autoriteiten. Dat dit niet mogelijk is, is niet aannemelijk gemaakt.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding
Deze uitspraak is gedaan in het openbaar op 16 mei 2024 door mr. A. de Gooijer, rechter, in aanwezigheid van K. van Gijtenbeek, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ECLI:EU:C:2019:218.