ECLI:NL:RBDHA:2024:7743
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrondverklaring asielaanvraag op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Frankrijk
Op 16 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 16 mei 2024 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris wel vertegenwoordigd was.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. In haar overwegingen heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat Frankrijk voldoet aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser werd belast met de bewijslast om aan te tonen dat Frankrijk niet aan dit beginsel voldoet. De rechtbank oordeelde dat de door eiser aangehaalde passages uit het AIDA-rapport onvoldoende waren om te concluderen dat asielzoekers in Frankrijk structureel in een situatie van verregaande materiële deprivatie terechtkomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State had eerder bevestigd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Frankrijk van toepassing is.
De rechtbank concludeerde verder dat, mochten er problemen zijn in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Frankrijk, het aan eiser is om hierover te klagen bij de Franse autoriteiten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gedaan op 16 mei 2024 door mr. A. de Gooijer, in aanwezigheid van griffier K. van Gijtenbeek.