ECLI:NL:RBDHA:2024:7726

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
NL24.15514
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 22 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 9 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De staatssecretaris heeft terecht vastgesteld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris in het voornemen niet is ingegaan op zijn verklaringen, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris alle bezwaren van eiser inhoudelijk heeft beoordeeld. Eiser betoogt verder dat er in Frankrijk structurele problemen zijn in de asielprocedure, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voor Frankrijk mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.

Eiser heeft ook betoogd dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag had moeten behandelen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, omdat hij gevaar loopt bij terugkeer naar Somalië. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd van zijn medische situatie en dat de staatssecretaris geen aanleiding had om artikel 17 toe te passen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft en eiser aan Frankrijk mag worden overgedragen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15514

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.R. Verdoner),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J.P. Guérain).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 9 april 2024 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep [1] , op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
Heeft de staatssecretaris het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid?
5. Eiser betoogt allereerst dat de staatssecretaris in het voornemen ten onrechte niet is ingegaan op zijn verklaringen in het aanmeldgehoor. Eiser heeft daarom in de zienswijze niet op het standpunt van de staatssecretaris kunnen reageren, waardoor hem in feite een rechtsmiddel is onthouden.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat hij in het voornemen uiteen heeft gezet dat en waarom Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser en dat hij alle bezwaren die eiser naar voren heeft gebracht tijdens het aanmeldgehoor en in de zienswijze inhoudelijk heeft beoordeeld in het besluit. Er bestaat daarom geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. [3] De stelling van eiser dat het niet zo kan zijn dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser in het aanmeldgehoor in eerste instantie buiten beschouwing laat, geeft geen aanleiding om van de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) af te wijken.
Mag de staatssecretaris voor Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
6. Eiser betoogt dat de staatssecretaris voor Frankrijk niet langer mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Volgens eiser is er in Frankrijk sprake van structurele problemen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. [4] Er zijn concrete aanwijzingen dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt, in het bijzonder bij een alleenstaande man als hij. Eiser wijst hierbij op zijn eigen ervaringen: hij heeft in Frankrijk al eerder geen opvang gehad en heeft daardoor op straat moeten leven. Eiser wijst daarnaast op problemen in de asielprocedure, zoals de gebrekkige toegang tot rechtsbijstand, de ontoereikende medische zorg, de pushbacks aan de grens en een gebrek aan (Somalische) tolken. Volgens eiser is de mogelijkheid om hierover te klagen bij de Franse autoriteiten bij voorbaat zinloos. Eiser is eerder als Dublinclaimant aangemerkt door de Franse autoriteiten en na overdracht aan Frankrijk is zijn asielaanvraag toen alsnog op grond van de Dublinverordening niet in behandeling genomen. De staatssecretaris heeft deze omstandigheden in het bestreden besluit onvoldoende onderkend en hier ten onrechte geen nader onderzoek naar gedaan.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat hij voor Frankrijk mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Voor wat betreft de opvangvoorzieningen in Frankrijk volgt uit de rechtspraak van de Afdeling dat uit het AIDA-rapport uit 2022 weliswaar van problemen in de Franse opvangvoorzieningen is gebleken, maar dat deze problemen niet zodanig zijn dat sprake is van structurele tekortkomingen die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. [5] De door eiser ingebrachte brief van VluchtelingenWerk Nederland van 23 februari 2024 geeft geen aanleiding om van die rechtspraak af te wijken. De situatie in Frankrijk die in die brief naar voren komt, schetst namelijk geen ander beeld van de situatie in Frankrijk dan de informatie die al in de hiervoor genoemde rechtspraak is betrokken, mede omdat de brief voor het overgrote deel is gebaseerd op de AIDA-rapporten die expliciet in die rechtspraak zijn meegewogen. Bovendien heeft eiser met de enkele verwijzing naar dit rapport niet onderbouwd dat ook hij persoonlijk in Frankrijk van opvang verstoken zal blijven. Verder leiden de door eiser gestelde problemen in de asielprocedure ook niet tot het oordeel dat de staatssecretaris voor Frankrijk niet langer mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem persoonlijk onmogelijk zou zijn om toegang te kunnen krijgen tot rechtsbijstand en medische zorg, of dat hem geen (Somalische) tolk ter beschikking zal worden gesteld. Verder is ook niet gebleken dat eiser persoonlijk met pushbacks aan de grens te maken heeft gehad en heeft hij ook niet onderbouwd dat zijn eerdere aanvraag in Frankrijk op willekeurige wijze is afgewezen of dat de Franse autoriteiten onvoldoende onderzoek naar zijn asielaanvraag zouden hebben gedaan. Bovendien zal eiser nu in het kader van de Dublinverordening worden overgedragen en zal hij daardoor niet te maken krijgen met eventuele pushbacks aan de grens. Mocht eiser van mening zijn dat Frankrijk zich niet aan zijn verdragsverplichtingen houdt, dan ligt het op de weg van eiser om daarover te klagen bij de Franse autoriteiten. Het is niet gebleken dat klagen bij de Franse autoriteiten bij voorbaat zinloos is. De enkele (niet-onderbouwde) stelling van eiser dat zijn asielaanvraag op willekeurige wijze is afgewezen, is onvoldoende om aan te nemen dat klagen bij de Franse autoriteiten geen zin heeft.
Had de staatssecretaris toepassing moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening?
7. Eiser betoogt tot slot dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag in behandeling had moeten nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser loopt gevaar als hij zou moeten terugkeren naar Somalië. Omdat geen enkel land hem over zijn asielmotieven heeft gehoord en de Franse autoriteiten zijn asielaanvraag nooit inhoudelijk hebben beoordeeld, heeft hij jarenlang door Europa gereisd. Dit heeft gevolgen voor zijn geestelijke gezondheid. Gelet hierop is volgens eiser sprake van bijzondere, individuele omstandigheden waardoor overdacht aan Frankrijk van onevenredige hardheid getuigt.
7.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris heeft geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft namelijk in het geheel geen medische stukken overgelegd, waaruit zijn gestelde medische situatie blijkt. Eiser heeft bovendien verder niet aannemelijk gemaakt dat Nederland het meest geschikte land is om hem te behandelen of dat behandeling niet kan plaatsvinden in Frankrijk. De staatssecretaris mag er in dit verband van uitgaan dat de medische voorzieningen in Frankrijk van vergelijkbare kwaliteit zijn als die in Nederland. Ook heeft eiser niet onderbouwd dat hij niet over zijn asielmotieven is gehoord en dat de Franse autoriteiten zijn asielaanvraag nooit inhoudelijk hebben beoordeeld.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft en eiser aan Frankrijk mag worden overgedragen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL24.15515.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.De rechtbank ziet steun voor haar oordeel in de uitspraak: ABRvS 23 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4348.
4.Eiser wijst ter onderbouwing op het rapport van VluchtelingenWerk Nederland (VWN) van 23 februari 2024.
5.ABRvS 9 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3737 en Rb. Den Haag (zp Arnhem) 2 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:4588.