ECLI:NL:RBDHA:2024:4588
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Frankrijk, dat op 20 november 2023 is aanvaard. De staatssecretaris heeft geen aanleiding gezien om van de overdracht van eiser aan Frankrijk af te zien, omdat er geen aanwijzingen zijn dat eiser in Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest.
Eiser betoogt dat het claimakkoord onzorgvuldig tot stand is gekomen, maar de rechtbank oordeelt dat er sprake was van een Eurodac-hit voor Frankrijk, waardoor de staatssecretaris zijn terugnameverzoek kon baseren. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de bezwaren van eiser tegen de overdracht aan Frankrijk in het bestreden besluit heeft beoordeeld en dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht van eiser getuigt van onevenredige hardheid.
De rechtbank wijst ook de beroepsgrond van eiser af dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit uitvoerig gemotiveerd waarom hij eiser aan Frankrijk zal overdragen en is ingegaan op de tegenwerpingen van eiser. De rechtbank concludeert dat het besluit zorgvuldig is voorbereid en voldoende is gemotiveerd. Eiser heeft niet aangetoond dat er bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico bestaat op schending van zijn rechten onder het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen.