ECLI:NL:RBDHA:2024:7516
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Emaus - Visschers
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 15 maart 2024 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 17 april 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen, wordt gehandhaafd. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft omtrent de behandeling van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Nederland heeft op 18 oktober 2023 Frankrijk verzocht om eiseres over te nemen, en aangezien Frankrijk niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd, is de verantwoordelijkheid van Frankrijk voor de behandeling van de aanvraag vastgesteld.
Eiseres heeft betoogd dat de staatssecretaris onvoldoende heeft doorgevraagd naar haar bezwaren tegen de overdracht aan Frankrijk en dat er structurele problemen zijn met de toegang tot opvang en de asielprocedure in Frankrijk. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris terecht uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat de door eiseres aangevoerde problemen niet zodanig zijn dat ze de beslissing van de staatssecretaris ondermijnen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en stelt dat eiseres aan Frankrijk mag worden overgedragen, zonder recht op vergoeding van proceskosten.