Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2024 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk, verweerder
Inleiding
Overgangsrecht
1 januari 2024 bepalend.
Waarover gaat deze zaak?
In 2013 heeft hij de bedrijfswoning gesplitst in vier woonappartementen, hoewel verweerder bij brief van 6 juni 2023 te kennen heeft gegeven dat splitsing en verhuur in strijd is met het bestemmingsplan. Nadat bij een controle was vastgesteld dat drie van de vier appartementen werden verhuurd aan derden, heeft verweerder handhavend opgetreden. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 14 april 2016 [1] , waarin een last onder dwangsom van € 2000,- per week, tot een maximum van € 20.000,- stand heeft gehouden. De dwangsommen zijn verbeurd, maar vanwege verjaring niet ingevorderd.
Verblijf door derden
Verweerder heeft op basis van de rapportages van controles bij het pand terecht geoordeeld dat eiser meerdere malen derden in zijn pand heeft gehuisvest. Bij de controle op 9 december 2020 is geconstateerd dat ‘ruimte 4’ in gebruik was door een ander huishouden dan dat van eiser. Op 1 april 2021 is geconstateerd dat er sprake was van tijdelijke bewoning door twee personen die werkzaam waren op luchthaven Schiphol. Ook op 26 mei 2021 was één van de ruimtes in gebruik door twee personen die niet tot het huishouden van eiser behoorden.
Vier badkamers en vier keukens
Op zitting heeft eiser – subsidiair – nog aangevoerd dat de last te ver strekt. Er zijn ook gemeenten die het voldoende vinden dat één van de voorzieningen wordt verwijderd. Nu hij de keukens onbruikbaar heeft gemaakt, zou dat volgens hem voldoende moeten zijn.
Dit maakt echter niet dat eiser op dit punt gelijk krijgt. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich namelijk terecht op het standpunt dat in dit geval – met vier badkamers en vier keukens – geen sprake meer is van normale voorzieningen. Daartoe is allereerst van belang dat de keukens en badkamers zijn aangebracht in te onderscheiden appartementen. De appartementen, met elk een eigen keuken en badkamer, lenen zich daarmee voor verhuur aan en zelfstandige bewoning door derden en dat was ook het oogmerk bij het installeren van de badkamers en keukens. Zodanige verhuur heeft ook plaatsgevonden. Daarnaast is van belang dat de appartementen zijn voorzien van een aparte toegangsdeur. Dat die deuren niet (meer) kunnen worden afgesloten, kan niet afdoen aan het geheel aan voorzieningen dat de appartementen geschikt maakt voor zelfstandige bewoning door derden. [10] Verder is het in de huidige tijd weliswaar niet ongebruikelijk dat een woning meer dan één badkamer heeft, maar verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat meer dan twee badkamers niet meer binnen het voor een bedrijfswoning als hier aan de orde normale gebruik past. In dit geval past meer dan één keuken evenmin binnen het normale gebruik van de bedrijfswoning. Gelet op de ervaringen uit het verleden is tot slot verweerders vrees gerechtvaardigd dat de appartementen in de toekomst telkens weer aan derden worden verhuurd.
Vertrouwensbeginsel
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.N. Ciftci-Ibis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2024.