ECLI:NL:RBDHA:2024:734

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
NL23.31424
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag op grond van seksuele gerichtheid met instandlating van rechtsgevolgen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser, een Nigeriaanse man, heeft op 19 september 2023 een opvolgende asielaanvraag ingediend, die als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Eiser heeft eerder asiel aangevraagd, maar zijn aanvragen zijn afgewezen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn homoseksuele gerichtheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft verklaard dat hij op jongens valt en dat hij in Nigeria is bedreigd vanwege zijn seksuele geaardheid. De staatssecretaris heeft echter de verklaringen van eiser als ongeloofwaardig beoordeeld, omdat deze te algemeen en tegenstrijdig waren. De rechtbank bevestigt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de verklaringen van derden die de seksuele gerichtheid van eiser ondersteunen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat eiser geen asielvergunning krijgt. Eiser krijgt wel een proceskostenvergoeding van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31424

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatsecretaris

(gemachtigde: mr. A.N. Sap).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van 19 september 2023 waarbij zijn opvolgende asielaanvraag als kennelijk ongegrond is afgewezen en een inreisverbod van twee jaar is opgelegd (het bestreden besluit).

Totstandkoming van het bestreden besluit

De eerste aanvraag
2. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en stelt te zijn geboren op [geboortedatum] . Eiser heeft op 31 december 2019 voor het eerst asiel aangevraagd in Nederland. Deze aanvraag is op 10 maart 2020 buiten behandeling gesteld, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling ervan. Het tegen dit besluit gerichte beroep is niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen gronden waren ingediend.
2.1.
De staatssecretaris heeft eiser op 21 augustus 2020 meegedeeld dat eiser niet tijdig is overgedragen aan de autoriteiten van Italië, waardoor Nederland in beginsel verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser is in de gelegenheid gesteld opnieuw een asielaanvraag in te dienen.
De tweede aanvraag
3. Eiser heeft op 8 september 2020 een asielaanvraag ingediend en daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft geweigerd om zijn vader op te volgen als hogepriester. Het is echter een taboe om de opvolging te weigeren en daarom was eiser bang dat de ouderenraad hem wilde vermoorden. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag op 5 april 2021 afgewezen als ongegrond en aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
3.1.
Het tegen deze afwijzing gerichte beroep is door deze rechtbank, zittingsplaats (zp) Midden-Nederland, op 26 april 2021 ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft het hoger beroep tegen deze uitspraak op 9 juni 2021 ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De afwijzing van de asielaanvraag van 8 september 2020 staat daarmee in rechte vast.
De derde aanvraag
4. Eiser heeft op 21 november 2021 voor de derde keer een asielaanvraag ingediend. Volgens eiser is zijn homoseksuele gerichtheid de reden voor de aanvraag. Hij heeft aangegeven dat hij eerder bang was om dit te vertellen en dat hij moeilijk over zijn gevoelens kan verklaren. Eiser heeft bij deze aanvraag de volgende stukken overgelegd:
  • Verklaring van de oom, [naam 1] , van eiser van 21 oktober 2020;
  • Bewijs dat de oom leges heeft betaald op 21 oktober 2020;
  • Verklaring van de politie van 23 oktober 2020;
  • Intakeformulier Cocktail maatjes project van 7 juli 2021.
Tijdens het gehoor opvolgende aanvraag heeft eiser de volgende stukken overgelegd:
  • Verklaring van de heer [naam 2] van LHBT Asylum van 23 maart 2023;
  • Foto’s genomen tijdens Pride Rotterdam en Pride Amsterdam.
4.1.
De staatssecretaris heeft eiser op 29 mei 2023 bericht voornemens te zijn deze opvolgende aanvraag af te wijzen als kennelijk ongegrond en een inreisverbod van twee jaar op te leggen. Het eerder opgelegde terugkeerbesluit is volgens de staatssecretaris nog van toepassing. Eiser heeft op 4 juli 2023 zijn zienswijze over het voornemen kenbaar gemaakt en daarbij WhatsApp-berichten gevoegd. Op 11 september 2023 heeft eiser een verklaring van [naam 3] van 3 september 2023 overgelegd en op 19 september 2023 een verklaring van [naam 4] (ongedateerd) overgelegd.
4.2.
De staatssecretaris heeft op 19 september 2023 in de verlengde asielprocedure het bestreden besluit genomen, waartegen het beroep van eiser zich richt.
4.3.
De staatssecretaris heeft op 27 december 2023 een verweerschrift ingediend. Eiser heeft op 29 december 2023 nadere gronden ingediend.
4.4.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2024 op zitting behandeld, gelijktijdig met het verzoek om een voorlopige voorziening (zaak NL23.31425). Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. De tolk kon niet aanwezig zijn door vervoersproblemen. De gemachtigde heeft in overleg met eiser aangeven geen bezwaren te hebben tegen de behandeling.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is, omdat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit echter in stand. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser zijn homoseksuele gerichtheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Dit wordt hierna uitgelegd.
Het asielrelaas
7. Eiser heeft asiel aangevraagd vanwege zijn seksuele gerichtheid. Toen eiser dertien was, kwam hij erachter dat hij op jongens valt. Eiser werd verliefd op zijn beste vriend [naam 5] en kreeg daar later een relatie mee. Toen eiser achttien was, werden hij en [naam 5] betrapt door een jager terwijl ze aan het zoenen waren. De jager heeft [naam 5] doodgeschoten. Eiser kon naar huis vluchten. Toen de jager met jongelui naar het huis van eiser kwam, is eiser gevlucht naar het bos en vervolgens uit Nigeria gevlucht.
Het bestreden besluit
8. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Homoseksuele gerichtheid, en
Problemen in Nigeria als gevolg van homoseksuele gerichtheid.
8.1.
De staatssecretaris heeft het eerste element geloofwaardig geacht. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat het tweede en derde element ongeloofwaardig zijn. Volgens de staatssecretaris zijn de verklaringen van eiser te algemeen, wisselend en vaag en is sprake van tegenstrijdigheden. De door eiser overgelegde documenten leiden volgens de staatssecretaris niet tot een ander oordeel. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in samenhang gezien met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw.
Het beroep van eiser
9. Eiser betoogt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zijn seksuele gerichtheid ongeloofwaardig wordt geacht. Eiser stelt dat hij heeft verklaard in lijn met Werkinstructie (WI) 2019/17. [1] Gelet op zijn referentiekader en zijn introverte persoonlijkheid kan niet meer van hem worden verwacht. De staatssecretaris heeft zijn verklaringen volgens eiser niet in samenhang beoordeeld en ten onrechte niet gecompenseerd. Eiser vindt het bestreden besluit daarom onzorgvuldig. Eiser bestrijdt dat hij tegenstrijdig zou hebben verklaard. Eiser stelt dat de staatssecretaris niet of onvoldoende kenbaar heeft gemotiveerd waarom de overgelegde documenten niet van waarde zijn. Met de verklaringen van [naam 3] en [naam 4] is bij het bestreden besluit geen rekening gehouden en eiser had daarover gehoord moeten worden. Verder voert eiser aan dat zijn seksuele geaardheid bekend is bij onder meer zijn oom en dat hij daarom niet zonder risico terug kan naar Nigeria. Eiser betoogt dat hij in aanmerking komt voor het vluchtelingschap. Bij terugkeer wacht hem in ieder geval een onmenselijke behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM). De staatssecretaris heeft volgens eiser ten slotte ten onrechte een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank
10. De rechtbank overweegt dat het toetsingskader in LHBTI-zaken wordt gevormd door WI 2019/17 en rechtspraak van de Afdeling. De onderhavige aanvraag gaat over een opvolgende asielaanvraag van eiser. Deze seksuele gerichtheid is niet tijdens een voorgaande procedure door eiser naar voren gebracht en daardoor evenmin door de staatssecretaris beoordeeld.
Eigen verklaring
11. De rechtbank overweegt dat bij de vraag of de seksuele gerichtheid aannemelijk is het zwaartepunt ligt bij het persoonlijke, authentieke verhaal dat een vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaringen. [2] Als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar LHBTI-gerichtheid niet wordt geaccepteerd en zelfs strafbaar is, mag van een vreemdeling worden verwacht dat hij inzicht kan geven in een denkproces over wat het betekent om anders te zijn dan de maatschappij of wet verlangt en hoe hij daar invulling aan geeft. [3]
11.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door eiser gestelde seksuele gerichtheid en de daaruit voortvloeiende problemen op basis van de verklaringen van eiser ongeloofwaardig worden geacht. De rechtbank legt dit hierna uit.
Referentiekader
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in het voornemen, het bestreden besluit en in zijn toelichting ter zitting kenbaar het referentiekader van eiser betrokken, een en ander in lijn met WI 2019/17 en WI 2014/10. [4] De staatssecretaris heeft tot uitgangspunt genomen dat eiser zich blijkens zijn verklaringen op dertienjarige leeftijd bewust is geworden van zijn seksuele gerichtheid, dat hij ten tijde van de betrapping achttien jaar oud was, dat hij naar de basisschool is gegaan en deels naar de middelbare school is geweest, dat hij in Nigeria naar de kerk ging en dit in Nederland ook doet en dat hij in 2017 Nigeria heeft verlaten en sinds 2019 in Nederland is en daarvoor in Italië verbleef. Ook heeft de staatssecretaris rekening gehouden met het feit dat eiser uit Nigeria komt, een land waar homoseksualiteit taboe is. Voor zover eiser stelt dat hij vanwege zijn introverte persoonlijkheid niet goed kon verklaren, stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat eiser in het aanvullend gehoor juist heeft verklaard dat hij door de vrijheid en contacten in Nederland zonder angst kan leven en in vrijheid kan praten. [5] Het is de rechtbank verder gebleken dat tijdens de gehoren aan eiser is aangegeven dat hij om verduidelijking kon vragen als hij een vraag niet begreep en dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd en vragen op een andere manier zijn gesteld. [6] Deze omstandigheden in aanmerking genomen heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid van eiser mogen verlangen dat hij in enige mate inzicht kan verschaffen in zijn eigen ervaringen en persoonlijke beleving.
Onvoldoende inzicht in gevoelens en persoonlijke beleving
13. Volgens de staatssecretaris heeft eiser onvoldoende inzicht gegeven in zijn ervaring en beleving rondom het ontdekken van uw seksuele gerichtheid en waren eisers verklaringen te algemeen om inzicht te krijgen in zijn persoonlijke ervaringen en innerlijke belevingen. Verder is eiser er volgens de staatssecretaris niet in geslaagd om inzichtelijk te maken wat zijn gedachten en gevoelens waren vanaf het moment dat hij accepteerde homoseksuele gevoelens te hebben en heeft eiser zijn gevoelens en innerlijke strijd niet nader kunnen duiden en concretiseren.
13.1.
Gelet op de gehoren [7] is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen vaag en beperkt zijn en authenticiteit en diepgang missen. Rekening houdend met het referentiekader mocht de staatssecretaris van eiser verwachten dat deze meer concrete en uitgebreidere verklaringen zou kunnen afleggen over zijn ervaring en beleving rondom het ontdekken van zijn seksuele gerichtheid en de acceptatie daarvan. Ook mocht de staatssecretaris van eiser verwachten dat hij meer inzicht kon geven in zijn (denk)proces waarin eiser zich onder andere voor de vraag gesteld zag wat het betekent om anders te zijn dan hetgeen de maatschappij (en de wet) verwacht/verlangt en op welke wijze hij daaraan invulling wil en kan geven. [8] Van een motiveringsgebrek is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Tegenstrijdige en wisselende verklaringen
14. Ook heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser tegenstrijdig en wisselend heeft verklaard. Eiser verklaarde aanvankelijk dat hij ongeveer dertien jaar oud was toen hij erachter kwam dat hij op jongens viel en dat dit het moment was waarop hij zich aangetrokken voelde tot [naam 5] . [9] In het gehoor opvolgende aanvraag is dertien jaar verschillende keren genoemd als de leeftijd waarop eiser verliefde gevoelens kreeg voor [naam 5] . Eiser heeft dit tijdens het gehoor niet gecorrigeerd. In de correcties en aanvullingen is aangegeven dat eiser rond zijn dertiende ontdekte op jongens te vallen en rond zijn vijftiende op [naam 5] verliefd werd. Tijdens het aanvullend gehoor heeft eiser aangegeven dat hij op zijn zestiende verliefd werd op [naam 5] : ‘
Vanaf mijn 13de vond ik hem leuk. Toen ik 15 jaar oud was kreeg ik meer gevoelens voor hem. Toen ik 16 jaar oud was, werd ik verliefd op hem.’ Eiser heeft in het gehoor opvolgende aanvraag verklaard dat hij op zijn veertiende of vijftiende aan [naam 5] heeft verteld over zijn gevoelens voor hem. [10] In de correcties en aanvullingen is aangegeven dat dit gebeurde toen eiser 15 was. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat de tegenstrijdigheid in de verklaringen over de leeftijd waarop eiser verliefd werd op [naam 5] afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid. De toelichting die de gemachtigde van eiser ter zitting heeft gegeven, maakt dat niet anders. Verder heeft de staatsecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser wisselend en vaag heeft verklaard over zijn onderzoek naar de situatie van homoseksuelen in Italië. Eiser heeft enerzijds verklaard geen onderzoek te hebben gedaan en anderzijds rond het kamp onderzoek te hebben gedaan en Arabieren te hebben bevraagd die ook homoseksueel waren. [11] Ook dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van het element van homoseksuele gerichtheid.
Verklaringen derden
15. Uit de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2021 volgt dat foto’s en andere informatie, waaronder verklaringen van derden, kunnen dienen als ondersteunend bewijs en een ontoereikende verklaring van een vreemdeling op één van de in WI 2019/17 genoemde thema’s kunnen compenseren. Dat is in het bijzonder het geval als het gaat om informatie van feitelijke aard of verklaringen van objectieve derden over feitelijk gedrag. De staatssecretaris moet een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling maken; hij moet de verklaringen van de vreemdeling over de verschillende thema’s in hun onderlinge samenhang én in het licht van eventuele andere informatie waarderen en wegen. De staatssecretaris moet in zijn besluit uitleggen op welke manier rekening is gehouden met die informatie en waarom. [12]
Verklaringen [naam 3] en [naam 4]
16. De staatssecretaris heeft in het verweerschrift bevestigd dat bij het bestreden besluit ten onrechte geen rekening is gehouden met de overgelegde verklaringen van [naam 3] en [naam 4] . De rechtbank is van oordeel dat dit betekent dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en niet goed is gemotiveerd. Dit is in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gelet hierop zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris eiser niet had hoeven horen naar aanleiding van beide verklaringen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich namelijk niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de overgelegde verklaringen van derden, zoals genoemd onder 4 en 4.1, de tekortschietende verklaring van eiser over zijn gestelde seksuele gerichtheid niet compenseren. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van het bestreden besluit daarom in stand laten. De rechtbank legt het voorgaande hierna uit.
16.1.
De staatssecretaris heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat de inhoud van de verklaringen van [naam 3] en [naam 4] in strijd zijn met wat door eiser eerder is verklaard en daarom afbreuk doen aan eisers relaas. De gemachtigde van eiser heeft tijdens de zitting verklaard dat geen sprake is van tegenstrijdigheden omdat de door [naam 4] genoemde incidenten zouden hebben plaatsgevonden na de gehoren en de relatie met [naam 3] ook nadien, in juni 2023, zou zijn ontstaan. De vraag of al dan niet sprake is van tegenstrijdigheden daargelaten, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris er terecht op wijst dat de brieven van [naam 3] en [naam 4] niet afkomstig zijn van een objectieve bron. De feitelijke informatie die uit deze verklaringen volgt is dat [naam 3] en [naam 4] eiser homoseksueel achten en dat hij actief deelneemt aan activiteiten van de LHBTI-gemeenschap. In het licht van hetgeen hiervoor, onder 13 en 14, is geoordeeld over de eigen verklaring van eiser, heeft de staatssecretaris niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat de feitelijke informatie in de verklaringen van [naam 3] en [naam 4] onvoldoende is om in positieve zin bij te dragen aan de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid.
Ondersteuningsverklaring LGBT Asylum Support
17. Voor wat betreft de overgelegde ondersteuningsverklaring van LGBT Asylum Support is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het zwaartepunt ligt bij de verklaring van eiser en dat de ondersteuningsverklaring de tekortschietende verklaring van eiser niet compenseert. Uit de brief blijkt dat LGBT Asylum Support gesprekken met eiser heeft gevoerd over zijn redenen om te vluchten. Verder is aangegeven dat eiser onderdeel is van WhatsApp groepen, die door LGBT Asylum Support zijn georganiseerd. De staatssecretaris heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat in de ondersteuningsverklaring niet inzichtelijk is gemaakt op basis waarvan (bijvoorbeeld welke verklaringen) tot de bevindingen in de verklaring is gekomen. De rechtbank verwijst verder naar vaste rechtspraak van de Afdeling [13] waaruit blijkt dat het aan de staatssecretaris is om een integrale geloofwaardigheids-beoordeling te verrichten, waarbij hij slechts beperkt gewicht hoeft toe te kennen aan rapporten waarin een eigen oordeel wordt gegeven over de gestelde seksuele gerichtheid op basis van de door de vreemdeling afgelegde verklaringen. Dat de opsteller van de verklaring op basis van diens eigen waardering van de verklaringen van eiser tot een ander oordeel komt, maakt nog niet dat de motivering van de staatssecretaris ondeugdelijk is.
Intakeformulier Cocktail
18. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris eiser in het bestreden besluit niet langer verwijt dat hij COC en Cocktail door elkaar haalt. In het bestreden besluit is vermeld dat Cocktail de naam is van het maatjesproject van COC. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat het merkwaardig is dat eiser de naam Cocktail in het gehoor opvolgende aanvraag niet kent en zich het overgelegde stuk aanvankelijk niet herinnert. [14] Verder heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat de ingevulde informatie op het overgelegde intakeformulier van Cocktail afwijkt van hetgeen eiser heeft verklaard en dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. Op het aanvraagformulier voor de opvolgende aanvraag heeft eiser aangegeven geen partner te hebben. Tijdens het gehoor en in de zienswijze heeft eiser verklaard dat hij bij Cocktail heeft aangegeven dat hij een partner had in Nigeria, die is overleden en dat eiser niet weet waarom dit verkeerd op het formulier is vermeld. [15]
Foto’s en WhatsApp-berichten
19. De staatssecretaris heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de door eiser overgelegde foto’s en WhatsApp-berichten niet tot een geloofwaardig relaas leiden. Uit de foto’s blijkt volgens eiser dat hij deelneemt aan activiteiten voor de LHBTI-gemeenschap. De staatssecretaris stelt niet ten onrechte dat het enkel deelnemen aan dergelijke activiteiten onvoldoende is om de tekortkomingen in de verklaringen van eiser te compenseren. Daarnaast geeft de staatssecretaris niet ten onrechte aan dat de deelname aan dergelijke activiteiten niet is voorbehouden aan LHBTI-personen. De WhatsApp-berichten, waaruit zou blijken dat eiser contact heeft met andere homoseksuele mannen, leiden niet tot een ander oordeel.
Documenten uit Nigeria
20. Voor wat betreft de door eiser overgelegde, originele documenten uit Nigeria overweegt de rechtbank dat de gemachtigde ter zitting heeft bevestigd dat de stukken betrekking hebben op hetgeen eiser aan de vorige asielaanvraag ten grondslag heeft gelegd en in deze beroepsprocedure niet hoeven te worden besproken.
Resumé
21. Gelet op het voorgaande stelt de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser zijn gestelde seksuele gerichtheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Gelet daarop hoeft hetgeen is aangevoerd over het tweede relevante element geen bespreking meer.
22. Het beroep slaagt niet.
Inreisverbod
23. Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd die maken dat de staatssecretaris niet tot het opleggen van een inreisverbod voor de duur van twee jaar heeft kunnen komen.

Conclusie en gevolgen

24. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en niet goed is gemotiveerd. Dit is in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, gelet op hetgeen in rechtsoverwegingen 10 en volgende is uiteengezet. Dat betekent dat eiser geen asielvergunning krijgt.
24.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. [16] Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 19 september 2023;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WI 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin lhbtigerichtheid als asielmotief is aangevoerd, 30 december 2019.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 24 november 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2615).
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:556).
4.WI 2014/10 Inhoudelijke beoordeling (asiel), 1 januari 2015.
5.Zie het aanvullend gehoor, p. 21 en 22.
6.Zie het gehoor opvolgende aanvraag, p. 9, 10, 20, en het aanvullende gehoor, p. 3, 6, 12.
7.Zie met name het gehoor opvolgende aanvraag, pagina’s 5, 6, 10, 11, 13, 14, 15, 19.
8.Zie ook WI 2019/17, paragraaf 3 Beoordeling geloofwaardigheid.
9.Zie het gehoor opvolgende aanvraag, p. 5 t/m 7.
10.Zie het gehoor opvolgende aanvraag, p. 12.
11.Zie het aanvullend gehoor, p. 16 en 17.
12.Zie de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1754).
13.Zie de uitspraken van de Afdeling van 19 april 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:5018) en 12 mei 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:977).
14.Zie het gehoor opvolgende aanvraag, p. 3 en 22.
15.Zie het gehoor opvolgende aanvraag, p. 23.
16.Bij de proceskostenvergoeding is uitgegaan van de sinds 1 januari 2024 geldende bedragen.