ECLI:NL:RBDHA:2024:7262

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
C/09/654044 / HA ZA 23-833
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor afgebroken onderhandelingen over aanneemovereenkomst met de Gemeente Alphen aan den Rijn

In deze zaak gaat het om de onderhandelingen tussen [eiser] en de Gemeente Alphen aan den Rijn over de bouw van vijf nieuwe woonwagens. De Gemeente heeft de onderhandelingen afgebroken, wat leidde tot een geschil over de vraag of [eiser] erop mocht vertrouwen dat er een overeenkomst tot stand zou komen. De rechtbank oordeelt dat de onderhandelingen niet zo ver gevorderd waren dat [eiser] gerechtvaardigd kon vertrouwen op een overeenkomst. De prijsstijgingen in de maanden voorafgaand aan de afbraak van de onderhandelingen waren aanzienlijk, waardoor het onzeker was of de Gemeente de kosten zou kunnen dragen. De rechtbank concludeert echter dat de Gemeente de gemaakte kosten van [eiser] moet vergoeden, omdat de onderhandelingen al zo ver gevorderd waren dat de Gemeente niet zomaar kon afbreken zonder compensatie. De rechtbank schat de kosten die [eiser] heeft gemaakt op € 12.500 en wijst deze schadevergoeding toe, evenals de wettelijke rente vanaf de dagvaarding. De Gemeente wordt ook veroordeeld in de proceskosten van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zaaknummer: C/09/654044 / HA ZA 23-833
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak van
[eiser], te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. S. Kranendonk te 's-Gravendeel,
tegen
GEMEENTE ALPHEN AAN DEN RIJN,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaat: mr. H. Doornhof te Amsterdam.

1.Samenvatting

1.1.
Deze zaak gaat over de onderhandelingen die de Gemeente met [eiser] heeft gevoerd over het bouwen van vijf nieuwe woonwagens voor de bewoners van een te verplaatsen woonwagenlocatie. Deze onderhandelingen hebben niet tot een overeenkomst geleid; de vraag is of [eiser] erop mocht vertrouwen dat in ieder geval enig contract uit de onderhandelingen zou voortvloeien.
1.2.
De Gemeente vindt dat [eiser] hier niet op mocht vertrouwen; [eiser] vindt dat hij hierop wel mocht vertrouwen. In elk geval vindt [eiser] dat de Gemeente de onderhandelingen niet mocht afbreken zonder zijn kosten te vergoeden.
1.3.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de onderhandelingen niet tot het punt waren gekomen dat [eiser] erop mocht vertrouwen dat het bouwproject zeker door zou gaan. De prijsstijgingen drie maanden voor het begin van de bouw waren namelijk zo explosief dat hij er niet vanuit mocht gaan dat de Gemeente en/of de bewoners die kosten zomaar zouden kunnen opbrengen. Dat de prijsstijgingen een serieus probleem waren, bleek eind 2021 voldoende duidelijk uit de berichten van de Gemeente. Wel waren de onderhandelingen op het moment dat de Gemeente aangaf ook andere offertes op te zullen vragen al zo ver gevorderd – en had [eiser] mede op verzoek van de Gemeente al zoveel werk aan het project gehad – dat de Gemeente de onderhandelingen niet had mogen afbreken zonder de redelijke kosten te vergoeden die [eiser] in het kader van de onderhandelingen had gemaakt. De rechtbank schat deze kosten op € 12.500.

2.De procedure

2.1.
In het procesdossier zitten de volgende stukken:
- de dagvaarding van 7 september 2023 met producties 1-29,
- het B-formulier van eiser van 9 oktober 2023 met productie 27 ,
- de conclusie van antwoord van 22 november 2023 met producties 1-7,
- het tussenvonnis van 7 februari 2024,
- het B-formulier van eiser van 26 februari 2024 met productie 30,
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 maart 2024. Partijen zijn verschenen: eiser vergezeld door zijn echtgenote en bijgestaan door zijn advocaat; de Gemeente is verschenen in de personen van mevr. [naam 1] , vergezeld door dhr. [naam 2] en bijgestaan door mr. L.L.M. de Vet. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
2.3.
Ten slotte is de datum bepaald waarop dit vonnis wordt gewezen.

3.De feiten

3.1.
Na onder meer wateroverlast en problemen met de riolering van een bestaande woonwagenlocatie is de Gemeente in 2019 gaan onderzoeken of elders binnen de gemeentegrenzen een nieuwe locatie kon worden ontwikkeld.
3.2.
Via de bewoners van de bestaande woonwagenlocatie is de Gemeente in contact gekomen met [eiser] . De Gemeente heeft [eiser] gevraagd om een offerte op te stellen voor de bouw van vijf woonwagenwoningen.
3.3.
Op 24 juni 2021 heeft [eiser] een offerte aan de Gemeente gestuurd. Daarin stond onder meer het volgende:
Betreft: afspraken overeenkomsten met de bewoners
Woonwagen 1 [namen bewoners] € 190.000 zie bijlage Afspraak overeenkomst
Woonwagen 2 [naam bewoner] € 215.000,- zie bijlage Afspraak overeenkomst
Woonwagen 3 [naam bewoner] €215.000,- zie bijlage Afspraak overeenkomst
Woonwagen 4 [naam bewoner] €215.000,- zie bijlage Afspraak overeenkomst
Woonwagen 5 [namen bewoners] €215.000,- zie bijlage Afspraak overeenkomst
Algemeen:
* Prijsaanbieding is van toepassing op een woonwagen.
* Toegepaste houtproducten voldoen aan FSC keurmerk
* De opdrachtnemer is verantwoordelijk en aansprakelijk voor de woonwagen t/m moment van levering en plaatsing (dag 1 plaatsing) Opdrachtgever neemt de woonwagen op de dag van plaatsing in verzekering.
* Garantietermijn woonwagen bedraagt 10 jaar .
* Betalingsvoorwaarden:
20% bij opdracht, 40% bij aanvang bouw. 20% bij hoogste punt, 20% bij gereed fabriek.
* Tijdsplanning: in overleg. Start bouw medio januari 2021
BENG eisen woonwagens 2021
3.4.
Op 18 mei 2021 heeft de Gemeente de vaste tekenaar van [eiser] , [bedrijfsnaam] , opdracht gegeven voor het maken van de bouwtekeningen voor de vijf woonwagens.
3.5.
Op 21 juli 2021 heeft de projectmanager van de Gemeente de beoogde bewoners van de nieuw te bouwen woonwagens (hierna: de bewoners) een memo gestuurd over de stand van zaken van het project. In dat memo staat onder meer:
Aankoop woonwagens
Aan het [bedrijfsnaam] is opdracht verstrekt tot het aanleveren van bouwtekeningen van de te bouwen woonwagens. Deze kunnen worden gebruikt bij de omgevingsvergunning voor de woonwagens en zijn ze ook onderdeel van de van de (sic) overeenkomsten die gesloten moeten worden tussen jullie, [eiser] en de gemeente. Eind juni 2021 hebben we de tekeningen voor de 5 woonwagens ontvangen van [bedrijfsnaam] . De tekeningen zijn als bijlage toegevoegd.
Eind juni 2021 is er ook overleg geweest met [eiser] over de aankoop van de woonwagens. Met [eiser] is afgesproken dat zij met jullie overeenstemming bereiken over de te bouwen woonwagens. Wij gaan er vanuit dat het de woonwagens betreft zoals wij deze van [bedrijfsnaam] hebben ontvangen.
Tevens is afgesproken dat de gemeente een concept-koopovereenkomst op zal laten stellen voor de aankoop van de woonwagens. Het is de bedoeling om deze concept overeenkomst na de zomerperiode met [eiser] verder uit te werken en vervolgens te sluiten.
Insteek is dat [eiser] begin 2022 gaat starten met de bouw van de eerste woonwagen en de bouw van de woonwagens gefaseerd gaat uitvoeren. De afbouw van de woonwagens is voorzien op de nieuwe woonwagenlocatie. Mocht deze nog niet gereed zijn om de afbouw te laten plaatsvinden zullen [eiser] en de gemeente daarover aanvullende afspraken maken.
Bestemmingsplan
(…)
De insteek is om in het derde kwartaal van 2021 de noodzakelijke procedure op te starten.
3.6.
Op 15 september 2021 heeft de Gemeente een concept koopovereenkomst aan [eiser] gemaild.
3.7.
Op 1 oktober 2021 heeft [eiser] offertes aan de Gemeente gemaild; de offertes waren veertien dagen geldig.
3.8.
Op 4 oktober 2021 heeft [eiser] de offertes van 1 oktober 2021 per e-mail ingetrokken; daarbij schreef hij het volgende:
We hebben na calculatie gedaan voor hele project inverband de prijs stijgen
En wij kunne helaas niet maken voor de oude prijzen die zijn berekend
Er zal dus bijbetaling moeten komen
Anders moeten we jullie helaas teleurstellen en kunnen we niet teken
3.9.
Op 6 oktober 2021 heeft de Gemeente [eiser] een aangepaste concept koopovereenkomst gestuurd. In de begeleidende e-mail schreef de projectmanager onder meer:
Op zich hebben we alle begrip voor jullie reactie over de prijsstijgingen, maar het een op een doorzetten richting de verkoopprijs is wat ons betreft niet de optie.
Ook wij zijn gebonden aan een door de gemeenteraad beschikbaar gesteld krediet en de bewoners van de Marokkostraat zullen ook een limiet hebben in hun budget.
Het lijkt mij gewenst om “rond de tafel te gaan” en kijken naar mogelijke oplossingen. Kunnen jullie dinsdag 12 oktober 2021 om 12:00 uur voor een overleg via Teams?
Ter informatie is de aangepaste koopovereenkomst bijgevoegd (alleen de koopsom van de vijf woonwagens moet er nog in), waarbij jullie opmerkingen bijna volledig zijn verwerkt.
Het heeft alleen onze voorkeur om de percentages in het betalingsschema van de laatste twee transacties (4 en 5) om te draaien. Dit is het schema nu: (…)
3.10.
Op 12 oktober 2021 hebben partijen de situatie met elkaar besproken, en op 19 oktober 2021 hebben zij de situatie ook met de bewoners erbij besproken. De Gemeente heeft [eiser] gevraagd om de offertes aan te passen, omdat de bewoners en de Gemeente de woonwagens gasloos wilden maken; hiervoor waren onder meer zonnepanelen nodig. Deze aangepaste offertes heeft [eiser] op 20 oktober 2021 aan de Gemeente gestuurd.
3.11.
Eind 2021, in november en december, bleek dat de maximale geluidswaarden in de woonwagens overschreden zouden worden. [eiser] en de Gemeente hebben gesprekken gevoerd over aanpassing van de isolatie van de wagens (dak, steen, glas), zodat de Gemeente zou kunnen volstaan met een minder zware geluidswal. Deze aanpassing vormde een besparing voor de Gemeente.
3.12.
Op 18 januari 2022 heeft de Gemeente [eiser] een e-mail met een vraag over de prijs van een van de woonwagens en de prijs van de isolatie. [eiser] heeft Gemeente daarop aangepaste offertes voor de woonwagens gestuurd, met een vervaldatum van 26 januari 2022.
3.13.
Op 3 februari 2022 heeft de Gemeente aan [eiser] een e-mail doorgezonden die zij op 1 februari 2022 aan de bewoners had gestuurd, met de vraag een ontbrekende offerte na te sturen. De e-mail aan de bewoners luidde als volgt:
Hierbij doen wij jullie een memo toekomen met kort het proces tot heden om te komen tot een financieel haalbare verhuizing naar de nieuw te ontwikkelen woonwagenlocatie aan het [straatnaam] . Tevens zijn de 3 door [eiser] afgegeven offertes voor de woonwagenwoningen (d.d. 16 december 2021) bijgevoegd.
Conclusie van de memo is dat het, gelet op het aanzienlijke financiële verschil ten opzichte van de oorspronkelijke opzet, noodzakelijk is om de ontstane financiële situatie voor te leggen aan het college van burgemeester en wethouders. Hierbij uitgaand van een totale maandlast van € 715,-- voor de standplaats en de woonwagenbewoning (voor de woonwagenwoning van 7m bij 14m). Besluitvorming zal dan plaatsvinden in de vergadering van 15 februari 2022.
Bij een positief standpunt van het college van burgemeester en wethouders is het dan mogelijk om tot ondertekening van de huurkoopovereenkomsten over te gaan en de koopovereenkomsten te sluiten met [eiser] voor de woonwagenwoningen (overeenkomstig de offertes uit december 2021).
Bij de e-mail zat een memo, waarin onder meer het volgende stond:
Conclusie
Bovenstaande betekent dat de benodigde gemeentelijke bijdrage toeneemt.
Afgezet tegen de oorspronkelijke (begin 2021) geraamde stichtingskosten incl. btw voor de woonwagenwoning ter grootte van ca. € 190.000,- zijn deze voor een woonwagen van 7m bij 14m met circa € 84.000,- toegenomen. Deze toename wordt voor circa € 35.000,- veroorzaakte door geluid reducerende maatregelen en voor circa € 49.000 veroorzaakt door gestegen bouwkosten.
Uitgaande van een gelijke gemeentelijke bijdrage voor de nieuw te realiseren woonwagenwoningen, betekent dit een aanvullende gemeentelijke bijdrage van circa € 400.000,-. (…)
3.14.
Het memo is besproken in het college van burgemeester en wethouders. Op 15 februari 2022 heeft het college besloten niet met de aanvullende bijdrage van € 400.000; het college wilde meer informatie over goedkopere opties voordat zij verder over de kwestie zou beslissen.
3.15.
Bij e-mail van 1 maart 2022 stuurde de echtgenote van [eiser] een bericht over de prijsstijgingen die [eiser] van leveranciers ontving door aan de Gemeente, met daarbij de begeleidende tekst:
Achter de schermen geven je nog update [voornaam projectmanager gemeente] van uit onze leveranciers
Ook al staat het nu verlopig op no go
Weet dat in de toekomst er nu offerte moet gemaakt worden mocht u als nog terug komen bij ons
De projectmanager antwoordde daarop diezelfde dag:
Dank je wel voor de terugkoppeling.
Heb je nog bij [voornaam eiser] kunnen nagaan wat een kleinere, wat minder luxe uitgevoerde versie van de wagen zou gaan kosten?
3.16.
Bij e-mail van 9 maart 2022 heeft [eiser] de Gemeente versoberde offertes voor de vijf woonwagens gestuurd, met prijzen gelijk aan de op 1 oktober 2021 gedane offertes. De offertes waren geldig tot 17 maart 2022.
3.17.
Op 24 maart 2022 heeft [eiser] de Gemeente de volgende e-mail gestuurd:
Hoe staat het er voor heef u antwoorden want voor ons is dat heel belangrijk in de keuze die wij gaan maken voor de zaak.
Hoop snel van u te horen.
3.18.
Bij brief van 31 maart 2022 heeft de Gemeente [eiser] het volgende geschreven:
In navolging op ons telefoongesprek van vandaag, delen wij u hierbij mee dat de gemeente Alphen aan den Rijn in principe wenst over te gaan tot de aankoop van 5 woonwagenwoningen, een en ander overeenkomstig uw offertes d.d. 1 oktober 2021. Kortom, prijsstijgingen per 1 april 2022 zijn niet van toepassing dan wel door te berekenen in de aankoopprijs.
Het hiervoor vermelde is echter onder voorbehoud van:
-
Instemming door het college van burgemeester en wethouders in de vergadering van 5 april 2022 en
-
Medewerking van de bewoners (…)
3.19.
Bij brief van 1 april 2022 heeft [eiser] de Gemeente geantwoord dat hij niet aan de gestelde voorwaarden kan voldoen, gelet op de wekelijkse prijsstijgingen van de grondstoffen. Als het project door zou gaan, zo schreef [eiser] , dan zou hij een offerte opmaken tegen de dan geldende prijzen omdat hij een klein bedrijf had en dergelijke risico’s niet kon nemen.
3.20.
Op 20 april 2022 hebben [eiser] en de Gemeente elkaar telefonisch gesproken. [eiser] heeft herhaald dat zonder prijsstijgingen niet uitkwam. De Gemeente heeft hem daarop gevraagd opgave te doen van de extra materiaalkosten voor de duurste en voor de goedkoopste woonwagen. Op 21 april 2022 heeft [eiser] de Gemeente herberekeningen gestuurd voor alle woonwagens, met prijzen geldig tot 31 mei 2022.
3.21.
Op 26 april 2022 heeft de projectmanager van de Gemeente [eiser] gebeld met de mededeling dat de Gemeente had besloten om ook andere offertes op te vragen.
3.22.
Het project is tot op heden niet gerealiseerd.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert primair € 90.000 en subsidiair € 36.850, beide te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dagvaarding en de kosten van dit geding.
[eiser] vindt dat hij recht heeft op die bedragen omdat de Gemeente en hij al zo ver waren met de onderhandelingen dat de Gemeente die niet meer mocht afbreken, of in elk geval niet zonder zijn kosten te vergoeden.
4.2.
De Gemeente voert verweer. De Gemeente concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.3.
De argumenten van partijen worden hierna, voor zover nodig, nader besproken.

5.De beoordeling

5.1.
De vraag die de rechtbank in deze zaak moet beantwoorden, is of de Gemeente de onderhandelingen met [eiser] over de bouw van de woonwagens heeft afgebroken op een moment waarop dat niet zomaar meer kon.
De rechtbank zal hierna eerst de juridische maatstaf beschrijven die geldt voor het afbreken van contractonderhandelingen, en zal die maatstaf daarna op deze zaak toepassen.
Maatstaf
5.2.
Het uitgangspunt in het Nederlandse recht is dat partijen vrij zijn om contracten te sluiten met wie ze willen. Dat betekent dat zij onderhandelingen in principe mogen afbreken wanneer zij tot de beslissing komen dat zij geen contract met een ander willen sluiten.
5.3.
Dit uitgangspunt brengt mee dat de rechter niet te snel mag oordelen dat een partij onderhandelingen niet meer mocht afbreken. Onder bepaalde omstandigheden kan dit echter toch. Onderhandelende partijen zijn namelijk verplicht om hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen. Als een partij dat niet doet, kan zij gehouden zijn de daardoor ontstane schade te vergoeden.
Dit is aan de orde als een partij de onderhandelingen afbreekt terwijl dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van een overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij moet de rechter rekening houden met de mate waarin en de manier waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij.
Als een partij de onderhandelingen afbreekt op een moment dat dit niet zomaar meer mocht, moet de afbrekende partij de ander ofwel het positief danwel het negatief contractsbelang vergoeden (een combinatie is niet mogelijk). Daarbij is het uitgangspunt dat het positief contractsbelang vergoed moet worden. [1]
5.4.
Een schadevergoeding gelijk aan het positief contractsbelang is bedoeld om de wederpartij in de situatie te brengen waarin zij zou verkeren als de overeenkomst waarover partijen onderhandelden tot stand was gekomen. Voor toewijsbaarheid van een dergelijke schadevergoeding is daarom vereist dat het aannemelijk is dat enige overeenkomst van het type waarover partijen onderhandelden tot stand zou zijn gekomen als de onderhandelingen waren voortgezet. [2]
5.5.
Een schadevergoeding gelijk aan het negatief contractsbelang is bedoeld om de kosten te vergoeden die de wederpartij daadwerkelijk en in redelijkheid in het kader van de onderhandelingen heeft gemaakt – en in voorkomend geval de schade die de wederpartij lijdt omdat zij door het afbreken van de onderhandelingen een overeenkomst met een derde misloopt. [3]
Toepassing maatstaf: geen positief contractsbelang
5.6.
Voor toewijzing van schadevergoeding ter grootte van het positief contractsbelang is nodig dat het aannemelijk is dat enige aannemingsovereenkomst tot stand zou zijn gekomen als de onderhandelingen waren voortgezet.
5.7.
De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat [eiser] en de Gemeente tot een overeenkomst waren gekomen, en wel om de volgende redenen.
5.7.1.
Ten eerste vindt de rechtbank dit niet aannemelijk vanwege de grote prijsstijgingen die in het laatste kwartaal van 2021 onderwerp van gesprek tussen partijen werden. Die prijsstijgingen werden in de maanden daarna alleen maar groter. De Gemeente heeft begin oktober duidelijk aangegeven dat de prijsstijgingen een probleem voor haar (en de bewoners) waren en dat daarom een nieuwe politieke beslissing nodig zou zijn om het project door te zetten. De Gemeente heeft in elk geval begin 2022 ook duidelijk benoemd dat het niet zeker was dat die beslissing er ook zou komen. Van zijn kant heeft [eiser] ook duidelijk benoemd dat hij als kleine onderneming geen ruimte had om de prijsstijgingen voor zijn rekening te nemen. In die context, waarin de prijzen bleven toenemen en onduidelijk was hoe lang zij nog hoeveel zouden toenemen, was allerminst zeker dat partijen het nog eens zouden worden.
5.7.2.
Daar komt nog bij dat de laatste voorstellen die partijen hebben uitgewisseld doen vermoeden dat nadere onderhandelingen over de prijs versoberingen in de uitvoering van de woonwagens zouden meebrengen. Het was niet zeker dat de bewoners met (verdere) versoberingen akkoord zouden gaan.
5.7.3.
Partijen waren het nog zodanig oneens over de prijs en de uitvoering van de woonwagens dat [eiser] er naar het oordeel van de rechtbank nog niet op mocht rekenen dat de Gemeente en hij het eens zouden worden.
Toepassing maatstaf: wel negatief contractsbelang
5.8.
Het voorgaande neemt niet weg dat de Gemeente wel gehouden is de kosten te vergoeden die [eiser] in het kader van de onderhandelingen heeft gemaakt. Dit oordeel berust op de volgende omstandigheden.
5.8.1.
De Gemeente en [eiser] hebben zich bijna een jaar samen ingezet om de nieuwe woonwagenlocatie te realiseren. Een deel van de contacten met de bewoners liep via [eiser] , waarbij duidelijk was dat de mate waarin de bewoners tevreden waren over hun nieuwe woonwagen meespeelde bij de vraag of zij bereid zouden zijn te verhuizen naar de nieuwe locatie. De Gemeente en [eiser] hadden een goede samenwerking, waarin [eiser] zich dienstbaar heeft opgesteld. Dit laatste blijkt onder meer uit de aangepaste voorstellen voor de isolatie van de woonwagens die [eiser] op verzoek van de Gemeente heeft opgesteld, om een besparing voor de Gemeente te realiseren.
5.8.2.
De Gemeente wist dat [eiser] een klein bedrijf was, en dat de uitvoering van de voorziene opdracht de gehele productiecapaciteit van het bedrijf in beslag zou nemen.
5.8.3.
De prijsstijgingen in oktober 2021 lagen buiten de invloedssfeer van beide partijen en waren door hen ook niet voorzien. Tot die prijsstijgingen was er geen vuiltje aan de lucht en was er geen twijfel dat partijen het eens zouden worden en dat er begin 2022 met de bouw zou kunnen worden begonnen. Gelet hierop, en gelet op de omvang van het bedrijf van [eiser] , is het aannemelijk – en was het voor de Gemeente voorzienbaar – dat [eiser] eind 2021 maatregelen begon te treffen om begin 2022 te kunnen nakomen.
Schatting negatief contractsbelang ex art. 6:97 BW
5.9.
[eiser] vordert (subsidiair) vergoeding van € 37.850 aan gemaakte kosten, bestaand uit:
  • een meewerkvergoeding voor zijn echtgenote van (12 maanden x € 900 per maand=) € 10.800;
  • een vergoeding voor de kosten van de werknemer die hij voor het project in dienst heeft genomen maar niet elders heeft kunnen inzetten à € 10.000;
  • een extra bedrag van € 16.000 dat [eiser] heeft opgenomen uit een lopend flexibel krediet;
  • een bedrag van € 1.050 aan rente over 2022 en 2023 in verband met de verhoging van een lening.
5.10.
De Gemeente merkt terecht op dat [eiser] de omvang van deze schadeposten en het verband tussen die posten en de onderhandelingen niet heeft onderbouwd.
5.11.
Uit hetgeen hiervoor onder 5.8-5.8.3 is overwogen, volgt dat [eiser] naar het oordeel van de rechtbank wel voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Die kosten zien op het voeren van overleg met de bewoners en de Gemeente, het op verzoek van de Gemeente herzien van de isolatie van de vijf woonwagens, en het treffen van maatregelen om begin 2022 aan de bouw te kunnen beginnen.
5.12.
Voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding is voldoende dat feiten worden gesteld en komen vast te staan waaruit in het algemeen het geleden zijn van schade kan worden afgeleid. In dat geval staat het de rechter vrij om, mede in aanmerking genomen de aard van de schade, zonder nader bewijs aannemelijk te achten dat schade is geleden en de omvang hiervan vervolgens te schatten. [4]
5.13.
De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht om de omvang van de door [eiser] in redelijkheid gemaakte kosten te kunnen schatten, en schat deze naar billijkheid op € 12.500.
Rente en proceskosten
5.14.
De gevorderde rente over de hoofdsom zal als gevorderd worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding.
5.15.
de Gemeente is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2,00 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.016,44
5.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt de Gemeente tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van € 12.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 7 september 2023 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten van € 4.016,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de Gemeente niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt de Gemeente tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.
2565

Voetnoten

1.Hoge Raad 12 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7337 (CBB/JPO).
2.Vgl. Hoge Raad 29 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1855 (X Investments / Shell).
3.Vgl. HR 18 juni 1982, ECLI:NL:HR:1982:AG4405, r.o. 3.5; Plas/Valburg; Rb Amsterdam 4 december 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:9089.
4.Vaste jurisprudentie, zie o.m. HR 28-06-1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0304 (X/Gemeente Amsterdam).