ECLI:NL:RBDHA:2024:7131

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
NL23.32176
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van eiseres met Zuid-Somalische herkomst en terugkeerrisico naar Ethiopië of Noord-Somalië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiseres, die stelt van Zuid-Somalische herkomst te zijn, heeft een asielaanvraag ingediend die door verweerder als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, die aanvoert dat haar identiteit en herkomst niet geloofwaardig zijn beoordeeld. Eiseres heeft verklaard dat zij vanwege een stammenoorlog in Zuid-Somalië naar Ethiopië is gevlucht en vreest voor wraak van de betrokken stammen bij terugkeer. De rechtbank concludeert dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de identiteit en herkomst van eiseres ongeloofwaardig zijn, mede op basis van een taalanalyse die aantoont dat haar Somalisch niet overeenkomt met dat van Zuid-Somalië. De rechtbank vernietigt het besluit van verweerder omdat deze onvoldoende heeft onderzocht of uitzetting naar Ethiopië of Noord-Somalië in strijd is met artikel 3 van het EVRM, gezien de door eiseres aangedragen risico's. De rechtbank draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32176

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. R.S. Frickus),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 10 oktober 2023, waarbij verweerder de asielaanvraag van eiseres in de verlengde procedure heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat hij de identiteit, nationaliteit en herkomst (Zuid-Somalië) van eiseres niet geloofwaardig acht. Dit besluit geldt tevens als terugkeerbesluit waarbij verweerder heeft overwogen dat eiseres dient terug te keren naar Noord-Somalië of Ethiopië.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, [naam] als tolk en de gemachtigde van partijen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, komt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit moet worden vernietigd. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en wat de gevolgen hiervan zijn.
Het asielrelaas
3. Eiseres stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Zij heeft op 1 oktober 2021 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hieraan legt eiseres ten grondslag dat zij vanwege een stammenoorlog in een klein dorpje nabij Kismayo (Zuid-Somalië), en nadat haar vader, oom en opa door die oorlog zijn omgekomen, omstreeks 2006 – 2007 naar (Zuid-)Ethiopië is gevlucht. In Ethiopië verbleef zij (illegaal) 12 jaar lang met haar moeder, broer en stiefvader. Bij terugkeer naar Somalië vreest eiseres dat de stammenoorlog nog altijd gaande is, specifieker vreest zij voor de mensen/stam die haar familieleden hebben vermoord en dat zij wraak zullen nemen.

Het bestreden besluit

4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst; en
- conflict in Somalië.
4.1.
Doordat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over haar identificerende documenten, er sprake is van misleiding doordat uit taalanalyse is gebleken dat eiseres geen variant van het Zuid-Somalisch spreekt en zij in algemene zin niet heeft voldaan aan haar bewijsplicht, acht verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst (het eerste relevante element) ongeloofwaardig. Onder verwijzing naar Afdelingsuitspraken [1] stelt verweerder zich op het standpunt dat hierdoor het conflict in Somalië (het tweede relevante element) niet getoetst kan worden. Met het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres om die redenen afgewezen als kennelijk ongegrond, op grond van artikel 31, eerste lid, in verbinding met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (de Vw).
Beoordeling (aan de hand van de beroepsgronden)
Taalanalyse
5. Eiseres betoogt dat verweerder ten onrechte het eerste relevante element ongeloofwaardig heeft geacht. Zij voert in de eerste plaats aan dat niet al haar leefomstandigheden zijn meegewogen in de taalanalyse die verweerder heeft laten uitvoeren. Onvoldoende is volgens de gemachtigde van eiseres meegewogen dat zij tijdens haar 12 jarige verblijf in Ethiopië zeer waarschijnlijk is onderdrukt door haar (Ethiopische / Noord-Somalische) stiefvader die (waarschijnlijk) iedereen in zijn huishouden dwong om Ethiopisch te spreken. Gelet hierop berust volgens eiseres het standpunt van verweerder dat sprake is van misleiding doordat uit de taalanalyse is gebleken dat zij geen variant van het Zuid-Somalisch spreekt, op onjuiste veronderstellingen, feiten en omstandigheden. Zij heeft immers onder druk van haar stiefvader geen Zuid-Somalisch meer mogen spreken, hetgeen een verklaring kan zijn voor de in de taalanalyse getrokken conclusies.
5.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat een advies van het TOELT [2] een deskundigenadvies is aan verweerder voor de uitvoering van zijn bevoegdheden. [3] Verweerder mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag verweerder niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt verweerder de adviseur een reactie op wat over het advies is aangevoerd.
5.1.1.
Uit de taalanalyse van het TOELT volgt dat het Somalisch van eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië. Haar Somalisch komt volgens de taalanalyse in zijn geheel overeen met het Somalisch zoals dat gangbaar is in het Somalische gedeelte van Ethiopië (en dat van Noord-Somalië). De taalanalyse is verricht door een taalanalist die afkomstig is uit Zuid-Somalië. Zijn moedertaal is het Somalisch. Hoewel eiseres in de correcties en aanvullingen op het aanvullend gehoor (pagina 2) bevestigt een Ethiopisch accent te hebben en zij verder stelt de Zuid-Somalische taal vanaf haar negende al dan niet onder dwang te zijn afgeleerd – waarmee eiseres de conclusies uit de taalanalyse lijkt te bevestigen – heeft zij de conclusies van het TOELT ter zitting weersproken. Zo stelt eiseres dat de tolk die haar heeft bijgestaan op het onderzoek ter zitting van 7 december 2023, in tegenstelling tot de taalanalist, ook een Zuid-Somalisch accent hoort en dat de taalanalist het woord “getogen” op een wijze aanhangt die niet overeenstemt met de gangbare definitie daarvan.
5.1.2.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat eiseres geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van de taalanalyse, de begrijpelijkheid van de in de taalanalyse gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht.
In de taalanalyse is opgenomen dat het Somalisch van eiseres in een enkel opzicht overeenkomt met het Zuid-Somalisch zoals dat gangbaar is in haar gestelde herkomstgebied (pagina 2). De uitspraak van het Somalisch van eiseres komt niet overeen met het Zuid-Somalisch (pagina 3), zij mengt heel sporadisch een aantal uitspraken van woorden uit het Zuid-Somalisch in haar spraak. Het betreft volgens de taalanalyse typisch Zuid-Somalische woorden die als zodanig ook buiten Zuid-Somalië onder Somaliërs bekend zijn. Verder gebruikt eiseres veel woorden en uitdrukkingen die niet gangbaar zijn in Zuid-Somalië (pagina 3). Ook de grammatica van de spraak van eiseres komt niet overeen met het Zuid-Somalisch zoals dat gangbaar is in haar gestelde herkomstomgeving (pagina 4). Verder is als resultaat opgenomen dat het niet aannemelijk is dat eiseres geboren en
getogenis in Zuid-Somalië, zoals zij stelt (pagina 4).
Voor zover eiseres meent dat in de taalanalyse een onjuiste definitie van het woord “getogen” wordt aangehangen – zij meent dat getogen ziet op “grootbrengen”, daaronder mede begrepen de tienerjaren waarvan eiseres niet heeft gesteld in Zuid-Somalië te hebben gewoond / groot te zijn gebracht (zij stelt in die periode juist in (Zuid-)Ethiopië te hebben gewoond) – overweegt de rechtbank dat dit onvoldoende is voor twijfel aan het resultaat in de taalanalyse dat haar Somalisch, gelet op de bevindingen in het rapport, eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië. Ook met de mededeling dat de tolk op de zitting Zuid-Somalisch hoort, brengt eiseres onvoldoende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de taalanalyse naar voren. Het kan weliswaar onder omstandigheden een indicatie zijn voor een tegenconclusie, maar dit doet niet zonder meer af aan de omstandigheid dat de taalanalyse is opgemaakt door een taalanalist, van wiens deskundigenadvies verweerder in beginsel mag uitgaan. Eiseres heeft hiermee de motivering en de conclusies van de taalanalyse dan ook onvoldoende weersproken. Het had op de weg van eiseres gelegen om, nu zij kennelijk toch twijfelt aan de conclusies van de taalanalyse die door het TOELT is uitgevoerd, een contra-expertise te laten opstellen.
5.1.3.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het Somalisch van eiseres niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië.
5.2.
Ondanks voornoemde conclusie is het evenwel aan verweerder om zich ervan te vergewissen of in dit specifieke geval een taalanalyse een voldoende bruikbaar hulpmiddel is [4] bij de beoordeling van de juistheid van de verklaring van eiseres dat zij uit Zuid-Somalië afkomstig is. Volgens de ‘Vakbijlage Taalanalyse’ van het TOELT van mei 2020 beoordeelt de taalanalist of de gedemonstreerde talenkennis van eiseres strookt met de beweerde herkomst. Taalanalyse zegt niets over waar iemand is geboren, en in het algemeen zegt het ook niets over het gebied of de gebieden waar zij slechts korte tijd (bijvoorbeeld alleen haar eerste levensjaren) heeft verbleven. Uit een taalanalyse blijkt veelal ook niet of iemand recent of al langer geleden is vertrokken uit zijn / haar oorspronkelijke herkomstgebied. Dit betekent in onderhavige zaak dat de taalanalyse (louter) een indicatie geeft tégen de verklaring van eiseres dat zij uit Zuid-Somalië afkomstig is. Deze conclusie weerspreekt eiseres echter ook, in die zin dat zij stelt dat de conclusie van verweerder dat sprake is van misleiding doordat uit de taalanalyse is gebleken dat eiseres geen variant van het Zuid-Somalisch spreekt, op een onjuiste veronderstelling van de (gestelde) omstandigheden berust. Eiseres stelt namelijk dat zij onder “dwang” de Zuid-Somalische taal is afgeleerd.
5.2.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich genoegzaam heeft vergewist of de taalanalyse in dit specifieke geval gebruikt kon worden en dat verweerder niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat de conclusies uit de taalanalyse afbreuk doen aan de gestelde Zuid-Somalische herkomst van eiseres. Verweerder gaat er in navolging van de taalanalist vanuit dat eiseres het Zuid-Somalisch op moedertaalniveau zou moeten beheersen, gelet op de door haar aangevoerde Zuid-Somalische herkomst en levensloop. De rechtbank volgt verweerder hierin. Eiseres stelt namelijk tot haar achtste/negende levensjaar in Zuid-Somalië te hebben gewoond. Zij stelt verder met haar moeder en broer, die eveneens afkomstig zijn uit Zuid-Somalië en dus de Zuid-Somalische taal ook op moedertaalniveau zouden moeten beheersen, gevlucht te zijn naar het Somalische gedeelte van Ethiopië, alwaar zij twaalf jaar, mogelijk tot ongeveer haar tweeëntwintigste, afgezonderd heeft gewoond in een compound alwaar zij (eveneens volgens haar eigen verklaringen) geen contact had met anderen. Eiseres is gelet op deze verklaring dus niet in contact gekomen met Ethiopiërs of anderen van wie zij de Ethiopische taal zou hebben overgenomen, zoals eiseres ook suggereert. Ook de gestelde omstandigheid dat eiseres gedwongen is om Noord-Somalisch te spreken door haar stiefvader, heeft verweerder in het nadeel van eiseres kunnen afwegen tegen de omstandigheid dat haar moeder en broer, die eveneens van invloed zijn bij het “grootbrengen”, in ieder geval de Zuid-Somalische taal zouden moeten beheersen. Onder deze omstandigheden heeft verweerder het dan ook niet verklaarbaar kunnen achten dat uit de taalanalyse blijkt dat eiseres niet het Zuid-Somalisch op moedertaalniveau beheerst.
5.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Verklaringen over identificerende documenten
6. In de tweede plaats voert eiseres aan dat verweerder gelet op het referentiekader van eiseres ten onrechte tegenstrijdigheden over haar verklaringen omtrent identificerende documenten tegenwerpt. Eiseres is analfabeet, zij heeft geen vorm van opleiding genoten en zij leefde afgezonderd met haar familie. Gelet hierop heeft zij nauwelijks kennis van reisdocumenten en was het voor haar onmogelijk om exact te weten wat het document waarover ze zou verklaren (haar Somalische paspoort) precies was, zo stelt zij. Verweerder heeft hier volgens eiseres onvoldoende rekening mee gehouden.
6.1.
Niet in geschil is dat eiseres driemaal een andere verklaring heeft afgelegd omtrent de vraag of zij in het bezit is, of is geweest, van een identificerend document. Zo verklaart eiseres dat haar moeder een paspoort voor haar heeft aangevraagd in Kismayo (Zuid-Somalië) en dat zij met dat paspoort naar Ethiopië is gereisd (pagina 6 van het aanmeldgehoor). Vervolgens verklaart zij dat haar paspoort is aangevraagd in Addis Abeba in Ethiopië (correcties en aanvullingen bij het aanmeldgehoor). Pas in een aanvullend gehoor (pagina 6) verklaart eiseres nooit een Somalisch paspoort te hebben gehad. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ook deze drie verschillende verklaringen niet ten onrechte tegenwerpt aan de algehele geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres, die mede het eerste relevante element raken. Dat het voor eiseres onmogelijk is om exact te weten waarover ze precies heeft verklaard, gelet op haar referentiekader, volgt de rechtbank niet. Eiseres is bijgestaan door haar advocaat en zij heeft correcties en aanvullingen ingediend op het aanmeldgehoor dat zij haar paspoort heeft aangevraagd in Ethiopië. Dat zij vervolgens verklaart geen paspoort te hebben gehad, wat zij ook bevestigt in de correcties en aanvullingen op het rapport aanvullend gehoor, strookt niet met de specifiekere verklaringen van eiseres ten aanzien van haar Somalisch paspoort. Eiseres verklaart immers dat haar moeder het paspoort heeft aangevraagd in Kismayo dan wel Addis Abeba (pagina 6 van het aanmeldgehoor). Ook verklaart zij dat zij met een Somalisch paspoort (illegaal) verbleef in Ethiopië, dat haar paspoort was verlopen en dat zij een (medisch)visum had in haar Somalisch paspoort waarmee zij per vliegtuig Turkije is ingereisd (pagina 16 van het aanmeldgehoor). Ten slotte heeft ze verklaard dat haar paspoort is achtergelaten in Turkije omdat die niet mocht worden meegenomen van de reisagent (pagina 6 van het aanmeldgehoor) en dat zij niet in het bezit is van een paspoort, omdat die door de smokkelaar is ingenomen (proces-verbaal van de AVIM). Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat van een vreemdeling die naar Nederland reist, en dus ook van eiseres, mag worden verwacht dat deze basale vragen over de reis en documenten die daarbij zijn gebruikt, kan beantwoorden. Nu eiseres tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over het wel/niet in het bezit zijn van een identificerend document en verweerder haar in de gelegenheid heeft gesteld om haar verklaringen op te helderen, maar zij dit niet heeft gedaan, heeft verweerder het eiseres niet ten onrechte aangerekend dat zij tegenstrijdig verklaart.
6.2.
Deze beroepsgrond slaagt evenmin.
Tussenconclusie
7. Gelet op het vorenstaande stelt verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt dat uit de taalanalyse is gebleken dat eiseres geen variant van het Zuid-Somalisch spreekt, zodat dit een indicatie is tégen de verklaringen van eiseres dat zij afkomstig is uit Zuid-Somalië. Verweerder heeft vervolgens ook aan eiseres kunnen tegenwerpen dat zij dusdanig verschillende verklaringen heeft afgelegd omtrent het wel / niet in het bezit zijn van een identificerend document, dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het eerste relevante element.
In de besluitvorming heeft verweerder eveneens tegengeworpen dat eiseres in algemene zin niet heeft voldaan aan haar bewijsplicht dat zij afkomstig is uit Zuid-Somalië. Zo heeft verweerder overwogen dat van eiseres had mogen worden verwacht dat zij zich meer had ingespannen om te vertellen over haar woonomgeving in Zuid-Somalië – zij is hiertoe tweemaal in de gelegenheid gesteld, maar verklaart volgens verweerder slechts in algemene zin over dit onderwerp. Daarbij werpt verweerder het eiseres ook tegen dat zij, nu zij nog contact met haar moeder heeft, geen nadere informatie over haar woonomgeving bij haar moeder heeft opgevraagd. Ten slotte werpt verweerder nog tegen dat de verdere verklaringen van eiseres ook algemeen en niet onderscheidend voor Zuid-Somalië zijn.
Dit tezamen rekent verweerder eiseres aan en doet volgens verweerder afbreuk aan de algehele geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres. De rechtbank constateert dat deze tegenwerpingen niet in de beroepsgronden zijn weersproken. Gelet op het vorenstaande, en in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de gestelde Zuid-Somalische herkomst van eiseres niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
Terugkeerrisico
8. Eiseres betoogt verder dat verweerder ten onrechte het terugkeerrisico niet heeft beoordeeld. Zij heeft aangevoerd een reëel risico te lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Zuid-Somalië. Daarnaast vreest zij ernstig te worden mishandeld door haar stiefvader als zij terugkeert naar (het Somalische gedeelte van) Ethiopië, vanwege de aldaar reeds ondergane mishandelingen. Verweerder dient dit volgens eiseres nader te onderzoeken.
8.1.
Omdat eiseres haar gestelde Zuid-Somalische herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt, kan een verdere beoordeling van het asielrelaas omtrent het conflict in Zuid-Somalië (het tweede relevante element) niet worden verricht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling (vermeld in rechtsoverweging 4.1) terecht op dat standpunt gesteld. Uit die Afdelingsuitspraak volgt namelijk dat een asielmotief slechts betekenis heeft tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling en dat een verdere beoordeling van het asielrelaas niet kan worden verricht wanneer de vreemdeling deze elementen niet aannemelijk heeft gemaakt. In zoverre slaagt de beroepsgrond niet.
8.2.
Verweerder heeft zich ter zitting echter voor het eerst op het standpunt gesteld dat hij de (Noord-)Somalische/Ethiopische nationaliteit van eiseres evenmin geloofwaardig acht, maar dat er aanknopingspunten zijn dat zij daar mogelijk vandaan komt. Verweerder meent dat in een later stadium van de asielprocedure, het terugkeertraject, zal worden vastgesteld waar eiseres vandaan komt en naar welk land zij zal worden teruggestuurd. Dit standpunt van verweerder acht de rechtbank in het onderhavige geval echter niet houdbaar.
8.2.1.
Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat het terugkeerbesluit ziet op Ethiopië dan wel Noord-Somalië. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarbij in redelijkheid had moeten onderzoeken of uitzetting naar die landen / gebieden strijdigheid oplevert met artikel 3 van het EVRM, nu eiseres daartoe aanknopingspunten heeft aangedragen. Eiseres stelt bevreesd te zijn om naar die gebieden te moeten terugkeren. Zo stelt zij tijdens het aanvullend gehoor onderdrukking van haar stiefvader te hebben ervaren in Ethiopië, te weten; hij mishandelde haar moeder en eiseres stelt door hem met “vuur bewerkt” te zijn op haar buik terwijl zij net besneden was (pagina 7 van het aanvullend gehoor). Bovendien volgt uit de besluitvorming dat verweerder in ieder geval wèl volgt dat eiseres afkomstig is uit een land waar het Somalisch wordt gesproken, wat wordt bevestigd door de taalanalyse waaruit blijkt dat het Somalisch van eiseres in zijn geheel overeenkomt met het Somalisch zoals dat gangbaar is in het Somalische gedeelte van Ethiopië en dat van Noord-Somalië. Dit is in overeenstemming met de verklaringen van eiseres voor zover zij stelt in dat gebied te zijn “grootgebracht” (en dus mogelijk daarvandaan afkomstig te zijn). Geenszins is gebleken dat eiseres uit een (geheel) ander gebied afkomstig zou zijn, zoals verweerder ter zitting als mogelijke uitkomst lijkt te veronderstellen. Voor zover verweerder van eiseres verwacht terug te keren naar Somalië, zal hij ook moeten toetsen aan het landgeboden beleid voor alleenstaande vrouwen uit Somalië zoals neergelegd in paragraaf C7/30.4.3 van de Vc, welk beleid overeenstemt met het beeld dat naar voren wordt gebracht in het rapport van het UNHCR: “International Protection Considerations with Regard to People Fleeing Somalia – September 2022”, p. 122 – 132, waarop eiseres ter zitting een beroep heeft gedaan. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met de motivering dat in een later stadium wordt getoetst of uitzetting van eiseres strijdigheid oplevert met artikel 3 van het EVRM.
8.2.2.
Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gezien het vorenstaande gegrond. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De rechtbank ziet gelet op de aard van het (motiverings)gebrek geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten, om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder moet eerst nader onderzoek verrichten ten aanzien van het terugkeerrisico, toegespitst op Ethiopië dan wel Noord-Somalië. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor acht weken de tijd.
9.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 10 oktober 2023;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Oonincx, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Feijtel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4061, en 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292.
2.Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (het TOELT).
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 29 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4302, onder 4.1.
4.Gewezen zij ter vergelijking op de uitspraak van de Afdeling van 12 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:104, onder 3.2.2.