ECLI:NL:RBDHA:2024:6980

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
NL24.13732
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser van Kazachse nationaliteit die in beroep ging tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 26 maart 2024 afgewezen, met het argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met zijn verklaringen tijdens het Dublingehoor, zorgvuldig gewogen. Eiser betoogde dat de besluitvorming onzorgvuldig was, omdat het voornemen van de staatssecretaris niet inging op bijzondere omstandigheden. De rechtbank oordeelde echter dat het voornemen een feitelijke mededeling was en dat eiser de mogelijkheid had om zijn zienswijze in te dienen, wat hij niet had gedaan.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de staatssecretaris de aanvraag terecht buiten behandeling had gesteld en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kreeg geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13732

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Kazachse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer],
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 26 maart 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
1.2.
Het verzoek een voorlopige voorziening te treffen staat geregistreerd onder het zaaknummer NL24.13733. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Bondsrepubliek Duitsland een verzoek om overname gedaan. Bondsrepubliek Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
Is er sprake van een onzorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit?
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat in het voornemen niet is ingegaan op hetgeen eiser tijdens het Dublingehoor heeft verklaard maar dat slechts in algemene bewoordingen gesteld is dat er ten aanzien van Duitsland van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden zodat er geen reden is voor de staatssecretaris om de behandeling van het asielverzoek aan zich te trekken. Op grond van deze algemeen gestelde motivering meent eiser dat de besluitvorming in deze onvoldoende zorgvuldig is.
5.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat het besluit van de staatssecretaris onzorgvuldig tot stand is gekomen doordat in het voornemen onvoldoende op bijzondere omstandigheden is ingegaan. De rechtbank overweegt daartoe dat het voornemen een voorbereidingshandeling is, een mededeling van feitelijke aard die niet is gericht op enig rechtsgevolg. [2] Ook als de verklaringen van eiser niet kenbaar zijn betrokken in het voornemen, heeft eiser door middel van het indienen van de zienswijze de gelegenheid om te reageren op het voornemen. Dit heeft eiser niet gedaan. De staatssecretaris moet vervolgens alles wat in het aanmeldgehoor en de zienswijze naar voren is gebracht betrekken bij het bestreden besluit. Het enkele feit dat niet alle verklaringen van eiser tijdens het aanmeldgehoor kenbaar zijn betrokken bij het voornemen kan op zichzelf niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank verwijst in dat kader naar de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2023. [3]

Conclusie en gevolgen

6. De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiser terecht buiten behandeling gesteld. Het beroep is kennelijk ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Rechtbank Den Haag, 15 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1846.
3.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 23 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4348.