ECLI:NL:RBDHA:2024:6936
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met medische behandeling als verblijfsdoel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Marokkaanse nationaliteit, heeft sinds 2009 in Nederland verbleven en heeft een dochter met de Nederlandse nationaliteit. Hij heeft een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd gekregen, maar heeft hieraan geen gevolg gegeven. Verzoeker heeft medische problemen en heeft op 24 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als doel medische behandeling, maar deze aanvraag is door de staatssecretaris afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op zijn bezwaar is beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 januari 2024 behandeld. De staatssecretaris heeft aangegeven dat verzoeker feitelijk niet kan worden uitgezet, omdat er nog geen laissez-passer voor hem is en er aan medische voorwaarden moet worden voldaan. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang. De enkele omstandigheid dat verzoeker in vreemdelingenbewaring zit, is niet voldoende. Bovendien is het bestreden besluit niet evident onrechtmatig, omdat verzoeker niet heeft aangetoond dat de benodigde zorg in Marokko voor hem niet toegankelijk is.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen spoedeisend belang is en het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier mr. R.G.A. Beijen, en is openbaar gemaakt op 1 februari 2024.