ECLI:NL:RBDHA:2024:6902
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Syrische eiser die in beroep ging tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen op grond van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De eiser voerde aan dat Spanje niet voldeed aan zijn internationale verplichtingen en dat er sprake was van bijzondere, individuele omstandigheden die de overdracht aan Spanje van onevenredige hardheid getuigde. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claims over de opvang van asielzoekers in Spanje en dat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel had toegepast. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek naar de omstandigheden van de eiser, en dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd had dat de overdracht aan Spanje niet in strijd was met de mensenrechten.