ECLI:NL:RBDHA:2024:6821
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag met rechterlijke dwangsom en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft eiseres op 11 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 17 januari 2024. Eiseres heeft vervolgens op 6 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, aangezien de staatssecretaris geen verweerschrift heeft ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn voor de aanvraag op 11 januari 2024 is verstreken. Eiseres heeft de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke gesteld, en er zijn meer dan twee weken verstreken sinds deze ingebrekestelling. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. Gezien de jurisprudentie heeft de rechtbank een rechterlijke dwangsom opgelegd, waarbij de staatssecretaris binnen zestien weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de asielaanvraag van eiseres. De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier L.J. van der Veen. De uitspraak is op 6 mei 2024 bekendgemaakt.