ECLI:NL:RBDHA:2024:674

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
NL23.36473
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van ongeloofwaardigheid van seksuele geaardheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1995, heeft op 18 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 november 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 5 januari 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, evenals de gemachtigde van de verweerder.

Eiser stelt dat hij op mannen valt en vreest voor vervolging door zijn familie in Marokko. De rechtbank oordeelt dat de verweerder de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig acht, maar de seksuele geaardheid en de problemen die daaruit voortvloeien ongeloofwaardig vindt. De rechtbank volgt de verweerder in zijn standpunt dat Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder een van de uitzonderingsgroepen valt. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid onvoldoende zijn onderbouwd en dat hij niet eerder om bescherming heeft gevraagd, wat afbreuk doet aan zijn geloofwaardigheid.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag door de verweerder terecht is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 12 januari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.36473
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. M.M. Volwerk),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. W. Epema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser.
2. Eiser is van Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1995. Hij heeft op 18 april 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 13 november 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
3. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep NL23.36474, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Achtergrond

5. Eiser was vanaf 2013 in het bezit van een verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij zijn vader. Met het besluit van 17 juni 2020 is deze verblijfsvergunning ingetrokken. Daarbij heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod van tien jaar opgelegd. Het bezwaar hiertegen heeft verweerder met de beslissing op bezwaar van 26 november 2020 ongegrond verklaard. Het beroep tegen dat besluit is door de rechtbank op 30 juli 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Op 27 januari 2023 heeft verweerder aan eiser een aanvullend terugkeerbesluit opgelegd.
6. Eiser heeft op 18 april 2023 een asielaanvraag ingediend. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij op mannen valt en dat zijn familie daar achter is gekomen. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Marokko wordt vermoord door de familie van zijn moeder.

Het bestreden besluit

7. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Seksuele geaardheid;
3. Problemen als gevolg van seksuele geaardheid.
Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De elementen seksuele geaardheid en problemen als gevolg daarvan vindt verweerder ongeloofwaardig. De ongeloofwaardige elementen heeft verweerder niet verder beoordeeld. Verweerder stelt zich in het besluit op het standpunt dat Marokko wordt beschouwd als veilig land van herkomst en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder een van de uitzonderingsgroepen valt. Zijn verklaringen over zijn seksuele geaardheid worden immers als ongeloofwaardig beschouwd. Ook is niet gebleken dat eiser gegronde vrees voor vervolging heeft. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij naast de ongeloofwaardig gevonden elementen geen problemen heeft gehad. De geloofwaardig geachte elementen zijn niet te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag of één van de situaties zoals genoemd in paragraaf C2/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Verweerder wijst de asielaanvraag van eiser af als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder b, c, en h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Beoordeling door de rechtbank

Nader gehoor
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder het nader gehoor niet had mogen gebruiken bij de besluitvorming. Eiser voert aan dat hij tijdens het nader gehoor van
11 mei 2023 door het uiterlijk van de tolk niet in staat was om zich te uiten over zijn seksuele geaardheid. De tolk was namelijk een Marokkaanse vrouw met een hoofddoek. Eiser voert verder aan dat toen ten onrechte gebruik is gemaakt van een tolk Arabisch, terwijl hij het Berber beter beheerst. Eiser heeft dit niet eerder aangegeven, omdat hij dacht hij alleen de keuze had tussen een tolk Arabisch of een gehoor in het Nederlands. Hij koos voor een tolk Arabisch, omdat hij die taal beter beheerst dan het Nederlands.
9. De rechtbank volgt eiser niet. Eiser heeft aangegeven dat hij tijdens het gehoor van 11 mei 2023 niet volledig kon verklaren door het uiterlijk van de tolk. Hij heeft in dit verband slechts toegelicht dat hij het lastig en beschamend vond om te verklaren in het bijzijn van een Marokkaanse vrouw met een hoofddoek. De rechtbank vindt dit een onvoldoende verklaring. Eiser heeft verder niet toegelicht op welke punten hij specifieker of anders had willen verklaren. Ook niet nadat de rechtbank hem ter zitting hiernaar diverse malen heeft gevraagd. Voorts heeft eiser op 13 september 2023 een aanvullend gehoor gehad met een mannelijke tolk. Bij die gelegenheid heeft eiser over dezelfde punten (alsnog) kunnen verklaren. De rechtbank acht dan ook niet aannemelijk gemaakt dat eiser zich tijdens het gehoor van 11 mei 2023 dermate belemmerd heeft gevoeld, dat hij geen heldere en volledige verklaringen heeft kunnen afleggen.
10. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat het gehoor van 11 mei 2023 en ten dele het gehoor van 13 september 2023 ten onrechte in het Arabisch hebben plaatsgevonden. De verslagen van deze gehoren geven geen aanleiding voor de veronderstelling dat eiser het Arabisch onvoldoende machtig is om in die taal te kunnen worden gehoord. Ook in dit verband heeft eiser, desgevraagd door de rechtbank, niet kunnen
aangeven op welke punten zijn verklaringen niet of onvoldoende uit de verf zijn gekomen. Daarnaast heeft eiser tijdens het gehoor van 13 september 2023 grotendeels wel in zijn moedertaal Berber verklaringen afgelegd die de kern van zijn asielrelaas betreffen.
Geloofwaardigheid
11. Eiser is van mening dat verweerder zijn seksuele geaardheid ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser voert – kort samengevat – aan dat verweerder ten onrechte stelt dat eiser zijn verklaringen over zijn gedachten en gevoelens summier van aard vindt. Deze stelling strookt volgens eiser niet met de inhoud van de gehoren, gezien tegen zijn specifieke achtergrond en referentiekader. Daarnaast heeft verweerder zijn tegenwerpingen gebaseerd op aspecten waarover geen of onvoldoende vragen zijn gesteld. Eiser vindt ook dat verweerder ten onrechte niet bij zijn beoordeling betrekt dat het in de context van jongens in de pubertijd past, dat de gevoelens van eiser voor zijn vrienden [A] en [B] niet verder gingen dan lustgevoelens. Eiser stelt verder dat hij afdoende inzicht heeft gegeven in de manier waarop hij zijn gevoelens normaal is gaan vinden. Dit heeft weliswaar plaatsgevonden toen eiser al ouder was, maar er kan niet ontkend worden dat dit plaatsvond in een periode waar eiser nog steeds onder invloed was van zijn culturele achtergrond. Verder stelt eiser dat hij, in tegenstelling tot wat verweerder stelt, wel heeft toegelicht wat zijn voormalige partner [C] voor hem betekende.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser oppervlakkig en summier heeft verklaard over zijn gevoelens voor mannen. Ditzelfde geldt voor zijn gevoelens tijdens de ontdekking en acceptatie van zijn gestelde seksuele geaardheid. Eiser heeft verklaard dat hij tijdens het spelen met zijn vrienden [A] en [B] zijn gevoelens voor mannen heeft ontdekt, maar hij kan die gevoelens niet nader omschrijven. Eiser komt niet verder dan een algemene vergelijking met de gevoelens die andere jongens hebben voor meisjes. Wanneer de gehoormedewerker probeert te achterhalen hoe eiser de ontdekking dat hij op jongens viel ervaarde, kan eiser dat ook niet nader toelichten.1 Hiermee geeft eiser geen inzicht in wat deze ontdekking en gevoelens met hem deden. Daarnaast heeft eiser niet eenduidig verklaard over het moment waarop hij zijn gevoelens voor mannen accepteerde. Eerst heeft eiser verklaard dat dit op zijn twintigste was (ongeveer in 2015), maar later verklaarde eiser dat dit was toen hij een relatie kreeg met [C] in 2020. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat dit verschil van vijf jaar dermate groot is dat dit eiser wel kan worden tegengeworpen.2 Ook heeft eiser onduidelijk verklaard over hoe hij op het punt is gekomen dat hij zijn gevoelens normaal begon te vinden. Zoals verweerder heeft gemotiveerd, geeft eiser geen inzicht in zijn innerlijke beleving van deze periode en deze gedachtegang.3
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen over de relatie met [C] ongeloofwaardig zijn. Met zijn verklaringen heeft eiser niet inzichtelijk gemaakt hoe de relatie is ontstaan en wat de persoonlijke betekenis van deze relatie voor hem was. Nu dit voor eiser zijn belangrijkste relatie is geweest en hij deze relatie noemt als het moment waarop hij zijn gevoelens accepteerde, mag van hem verwacht worden dat hij meer inzicht kan bieden in wat dit voor hem betekende. De rechtbank kan verweerder verder volgen in het standpunt over de
1. Zie Verslag aanvullend gehoor, pagina 4 – 6.
2 Zie het bestreden besluit, pagina 5.
3 Zie het bestreden besluit, pagina 5.
verklaringen van eiser over zijn huidige liefde [D] . Eiser noemt [D] als een potentieel partner. Eiser kan evenwel geen basale informatie over de persoon van [D] geven en hij heeft ook niet uitgelegd waarom hij [D] als potentieel partner ziet.
14. De rechtbank kan verweerder ook volgen in het standpunt dat het afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen, dat eiser niet eerder dit asielmotief naar voren heeft gebracht. Eiser verblijft al meerdere jaren onrechtmatig in Nederland. Hij heeft op
17 juni 2020 een terugkeerbesluit opgelegd gekregen. Desondanks wendt hij zich pas op
18 april 2023 tot de Nederlandse autoriteiten met het verzoek tot internationale bescherming. Van iemand die stelt dat hij door zijn geaardheid niet kan terugkeren naar zijn land van herkomst, mag verweerder verwachten dat hij eerder om bescherming had gevraagd.
15. De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom hij eisers verklaringen over zijn seksuele geaardheid ongeloofwaardig vindt.
16. Verweerder heeft de door eiser gestelde problemen als gevolg van zijn seksuele geaardheid ongeloofwaardig geacht. Volgens verweerder heeft eiser vaag verklaard over hoe zijn broer belastende foto’s op de telefoon van eiser heeft aangetroffen. Verder vindt verweerder het onduidelijk waarom deze broer passiever reageerde op het aantreffen van de foto’s dan de zus en de andere broer eiser nadien deden. Daarnaast is de familie van eiser van moeders kant sinds 2020 ervan op de hoogte dat eiser op mannen valt. Toch hebben zij in de afgelopen drie jaar geen enkele actie in zijn richting ondernomen. Dit doet volgens verweerder ook afbreuk aan de door eiser gestelde actuele dreiging vanuit zijn familie. Eiser heeft in beroep geen gronden tegen deze beoordeling gericht. Dit element behoeft daarom geen verdere bespreking en blijft in stand.

Referentiekader

17. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder niet duidelijk heeft gemaakt van welk referentiekader is uitgegaan bij de beoordeling van het asielrelaas. Volgens eiser heeft verweerder evenmin inzichtelijk gemaakt op welke wijze met dit referentiekader rekening is gehouden tijdens het gehoor en bij de besluitvorming. Eiser verwijst in dit verband naar de uitspraak van 26 april 2023 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State4 en naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 19 juli 20235.
17. Deze beroepsgrond slaagt niet. Verweerder heeft terecht gesteld dat er gelet op de culturele en religieuze achtergrond van eiser meer diepgang in zijn verklaringen mag worden verwacht. In zijn land van herkomst, Marokko, en volgens zijn religie, is homoseksualiteit verboden en rust er een taboe op het onderwerp. Juist wanneer eiser in die context homoseksuele ervaringen heeft en gevoelens van die aard ontdekt, mag van hem verwacht worden dat hij enige inzage geeft in hoe hij dit alles beleefd heeft. Verweerder heeft daarbij niet uitdrukkelijk gemeld dat hij rekening heeft gehouden met de beperkte cognitieve vermogens van eiser las gevolg van zijn lage opleiding, zijn ongeval in 2017 en zijn eerdere verslavingsprobleem. Dat is ook niet nodig geweest, aangezien verweerder van eiser niet verwacht dat eiser diepgravende filosofische beschouwingen geeft. Wat
verweerder wel mag verwachten, is dat eiser enigszins inzichtelijk verklaart over de ontdekking van zijn seksuele geaardheid, over de gevolgen die deze ontdekking voor hem had in het licht van zijn culturele achtergrond en over zijn denkproces en beleving aangaande zijn homoseksualiteit. Dat heeft eiser volgens verweerder niet of in onvoldoende mate gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder afdoende geëxpliciteerd met welk referentiekader hij rekening heeft gehouden tijdens de gehoren en bij het nemen van de beslissing op de aanvraag.
Kennelijk ongegrond
19. Uit al het voorgaande vloeit voort dat verweerder de homoseksuele geaardheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. Daarmee valt eiser niet onder de uitzonderingsgroep van LHBTI’ers, voor wie Marokko geen veilig land van herkomst is. Voor eiser is Marokko dus wel veilig om naar terug te keren. Verweerder heeft daarom het bepaalde van artikel 30b, eerste lid en onder b, van de Vw mogen toepassen. Al om die reden heeft verweerder de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond afgedaan. De overige gronden die toepassing van artikel 30b, eerste lid, van de Vw kunnen rechtvaardigen, behoeven dan geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

20. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
N.J. Biswane, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 januari 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.