ECLI:NL:RBDHA:2024:6725

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
09/325531-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, vertonen van schadelijke afbeeldingen aan een minderjarige, bezit van kinderpornografie, computervredebreuk en aanpassen van gebruikersgegevens op Instagram

Op 3 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder belaging, het vertonen van schadelijke afbeeldingen aan een minderjarige, het bezit van kinderpornografie, computervredebreuk en het aanpassen van gebruikersgegevens op Instagram. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van stelselmatig contact heeft gezocht met twee slachtoffers, waarbij hij hen herhaaldelijk heeft lastiggevallen via verschillende communicatiemiddelen, waaronder WhatsApp en Instagram. De verdachte heeft ook schadelijke afbeeldingen verstuurd naar een minderjarige, wat leidde tot ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 95 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 200 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder een meldplicht bij de reclassering en verplichte behandeling voor de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten, vooral gezien de betrokkenheid van minderjarigen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/325531-21 en 09/291797-23 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 3 mei 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] ( [postcode 1] ) te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 19 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.E.G. van den Eijnden en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. L. Tricoli naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I (parketnummer 09/325531-21):
1.
hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2020 tot en met 1 mei 2021 te Waddinxveen en/of Gouda, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 1] , door
- een grote hoeveelheid berichten via Whatsapp en/of de Playstation en/of Instagram naar die [naam 1] te sturen,
- meermalen via de Whatsapp (telefonisch) contact te zoeken met de vader, [naam 2] , en/of de tweelingbroer, [naam 3] , van die [naam 1] om op deze wijze in contact te komen met die [naam 1] ,
- meermalen contact te zoeken met de vrienden van die [naam 1] , te weten [naam 4] , [naam 5] en/of [naam 6] om op deze wijze in contact te komen met die [naam 1] en/of hen te verbieden met [naam 1] om te gaan, met het oogmerk die [naam 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 mei 2020 tot en met 10 mei 2020 te Waddinxveen, althans in Nederland, (een) afbeelding(en) waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar heeft verstrekt en/of aangeboden en/of vertoond aan de minderjarige [naam 1] , geboren op [geboortedatum] 2006, van wie verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze jonger was dan zestien jaar, immers heeft hij, verdachte meermalen (een) afbeelding(en) gestuurd van een/zijn (stijve) penis naar die [naam 1] (proces-verbaal pagina’s 46-47, filmpjes 1,2 en 3);
3.
hij op of omstreeks 10 mei 2020 te Waddinxveen, althans in Nederland,
- een afbeelding, te weten een video, en/of
- een gegevensdrager, te weten een mobiele telefoon (Samsung Galaxy S10), bevattende een afbeelding van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven, in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn leeftijd past en/of (waarbij) hij zijn (stijve) penis in zijn (hand)en houdt en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de afbeelding nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (proces-verbaal pagina 47, filmpje 3);
4.
hij op of omstreeks 19 februari 2021 te Waddinxveen, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk in (een gedeelte van) geautomatiseerd werk, te weten (in ieder geval) in de server(s) en/of het netwerk van/behorend bij Instagram, is binnengedrongen
waarbij verdachte de toegang tot het geautomatiseerde werk heeft verworven met behulp van (een) valse sleutel, door (onrechtmatig) gebruik te maken van de inloggegevens van [naam 1] ;
5.
hij op of omstreeks 19 februari 2021 te Waddinxveen, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk, gegevens, die door middel van een geautomatiseerd werk en/of door middel
van telecommunicatie waren opgeslagen, werden verwerkt en/of werden overgedragen,
te weten het telefoonnummer welke was opgeslagen bij het Instagram account van [naam 1] , heeft veranderd, onbruikbaar en/of ontoegankelijk heeft gemaakt, immers heeft hij,
verdachte, het opgeslagen telefoonnummer gewijzigd in zijn eigen telefoonnummer.
Dagvaarding II (parketnummer 09/291797-23):
Hij in of omstreeks de periode van 7 april 2023 tot en met 15 juli 2023 te Waddinxveen
althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 7] , door
- een grote hoeveelheid berichten via Snapchat, Whatsapp, sms en/of social media naar die [naam 7] te sturen,
- meermalen die [naam 7] (anoniem) te bellen,
- meermalen contact te zoeken met vrienden dan wel bekenden van die [naam 7] om op deze wijze in contact te komen met die [naam 7] en/of hen te waarschuwen voor die
[naam 7] en/of die [naam 7] zwart te maken en/of
- een bericht te sturen naar de korfbalvereniging van die [naam 7] om te proberen lid te
worden van hetzelfde (selectie)team dan wel dezelfde korfbalvereniging als van die [naam 7] , met het oogmerk die [naam 7] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

3.Geldigheid van de dagvaarding

3.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat dagvaarding I wat betreft het onder 2 ten laste gelegde feit nietig moet worden verklaard, omdat de tenlastelegging spreekt over ‘afbeeldingen’ in plaats van ‘video‘s’.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel uit de toevoeging in de dagvaarding, inhoudende
“(proces-verbaal pagina’s 46-47, filmpjes 1,2 en 3)”als uit het procesdossier evident blijkt dat met ‘afbeelding’ de filmpjes zijn bedoeld.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Uit zowel de tenlastelegging als het procesdossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk om welk beeldmateriaal het gaat. De verdachte wist waartegen hij zich had te verdedigen. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.

4.De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

4.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie voor het bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde feit niet-ontvankelijk is in de vervolging, omdat belaging een klachtdelict betreft en [naam 1] noch zijn moeder een klacht heeft ingediend. Evenmin zou uit het verhoor van [naam 1] of uit de verklaring van zijn moeder een onmiskenbare wens tot vervolging te zijn af te leiden. Voorts stelt de raadsman zich op het standpunt dat indien de rechtbank tot het oordeel komt dat er wel voldaan is aan het klachtvereiste door een klacht van [naam 1] , er niet voldaan is aan de wettelijke klachttermijn van drie maanden.
4.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie wel ontvankelijk is in de vervolging, omdat er ten aanzien van het bij dagvaarding I onder 1 tenlastegelegde een klacht is ingediend door de vader, zijnde de wettelijke vertegenwoordiger, van [naam 1] en daarmee is voldaan aan het klachtvereiste.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 285b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is voor vervolging van belaging noodzakelijk dat de belaagde een klacht indient. Dit klachtvereiste strekt ertoe dat het persoonlijk belang van het slachtoffer om niet te worden geconfronteerd met eventuele negatieve gevolgen van een strafvervolging, voorrang heeft boven het algemene belang van strafvervolging. Met die gedachte strookt ook dat artikel 164 Wetboek van Strafvordering (Sv) ertoe strekt te doen vaststaan dat de tot klacht gerechtigde persoon uitdrukkelijk heeft verzocht een strafvervolging in te stellen (vgl. HR 26 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1278).
De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer, [naam 1] , ten tijde van het misdrijf nog geen zestien jaar oud was. In dat geval is op grond van artikel 65 Sr de wettelijk vertegenwoordiger bevoegd om een klacht in te dienen. De vader van [naam 1] , [naam 2] , heeft namens zijn zoon aangifte gedaan van belaging en tevens een klacht ingediend. Nu er sprake is van het indienen van een klacht door een wettelijk vertegenwoordiger, te weten de vader van het minderjarige slachtoffer, is er volgens de rechtbank voldaan aan het klachtvereiste ex artikel 164 Sv.
De klacht is op dezelfde dag ingediend als de aangifte door de vader, waardoor er naar het oordeel van de rechtbank voorts geen sprake is van overschrijding van de wettelijke klachttermijn.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat er is voldaan aan bovenvermeld klachtvereiste en verwerpt het verweer. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.

5.De bewijsbeslissing

5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde feit en het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit bepleit.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bij dagvaarding I onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten op het standpunt gesteld dat deze kunnen worden bewezen verklaard.
5.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Dagvaarding I (parketnummer 09/325531-21):
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021124418, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn - Gouda, basisteam Waddinxveen / Zuidplas, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 630).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Feit 1
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 april 2024;Ik kon het niet loslaten. Ik weet dat het niet normaal is en veel te veel. Toen vond ik het normaal te berichten en bij geen reactie te pushen. Het is uit de hand gelopen.
2.
Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] namens [naam 1] , opgemaakt op 15 april 2021, voor zover inhoudende (p. 12 t/m 15, inclusief bijlagen p. 291 t/m 295, 297 t/m 300, 308 t/m 408, 456 t/m 462 en 619 t/m 630);
Ik wens aangifte te doen van stalking van mijn zoon door [verdachte] . [verdachte] wil op alle mogelijke manieren contact met mijn zoon. Er is een zogenaamd stopgesprek gevoerd met [verdachte] door de politie, maar werkelijk niets helpt en [verdachte] blijft maar doorgaan.
[verdachte] bleef maar op een dwingende manier contact zoeken met [naam 1] .
Tussen 23 juli 2020 en 8 augustus 2020 stuurde [verdachte] weer heel veel rare berichten naar [naam 1] .
Ik ontdekte dat [verdachte] op allerlei manieren contact bleef zoeken. Ook via de spelcomputer.
Op vrijdag 9 april 2021 werd ik gebeld door de moeder van [voornaam] . Zij vertelde mij dat [voornaam] had verteld dat [verdachte] hem geld had gegeven om [naam 1] te pesten.
Ik heb ook berichten ontvangen van [verdachte] .
3.
Het proces-verbaal van verhoor van slachtoffer [naam 1] , opgemaakt op 1 juni 2021, voor zover inhoudende (p. 25 t/m 34);V: Is [verdachte] de grens bij jou over gegaan?
A: Ja dat wel.
V: Kan je daar iets meer over vertellen?
A: Ja als je maar blijft appen, moet je gewoon niet doen. Als je gaat dreigen en teveel blijft appen en niet gaat stoppen. Daarmee is hij te ver gegaan ja.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 4] , opgemaakt op 26 mei 2021, voor zover inhoudende (p. 35);
Ik was laatst met twee vrienden buiten in Waddinxveen. [verdachte] kwam op ons afgelopen en kwam dichtbij mij staan. Hij hoeft toen gezegd dat hij ons dood zou maken als wij nog met [naam 1] om zouden gaan. Dit is op 30 april van dit jaar geweest.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 5] opgemaakt op 27 mei 2021, voor zover inhoudende (p. 39);V: Jij hebt samen met [verdachte] in een app gesprekken gehad op 4 februari tot 30 april toch?
A: Ja.
V: In de chat hebben jullie het over [naam 1] . [verdachte] zegt dat jij [naam 1] met rust moet laten. Waarom zegt hij dit?
A: Omdat hij denkt dat als wij [naam 1] met rust laten hij dan weer terug gaat naar [verdachte] .
V: Op 15 april 2021 wordt er door [naam 6] een groepsapp aangemaakt met de naam [groepsapp] . In deze groepsapp zitten jij, [naam 6] en [verdachte] . Hierin wil [verdachte] graag dat [naam 6] [naam 1] toevoegt. Maar [naam 6] doet dat niet, waarom niet?
A: [naam 1] heeft ons meerdere keren gevraagd het niet te doen. Hij gebruikte dit omdat [naam 1] hem geblokkeerd had en zo met [naam 1] kon praten.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 6] , opgemaakt op 27 mei 2021, voor zover inhoudende (p. 41 t/m 42);
V: Op 15 april wordt er door jou een groepsapp aangemaakt met de naam [groepsapp] . In deze groepsapp zitten jij, [naam 5] en [verdachte] . Hierin wil [verdachte] graag dat jij [naam 1] toevoegt. Maar dat doe jij niet, waarom niet?
A: Ik deed dat niet omdat [naam 1] geen contact meer wou.
V: Heeft [naam 1] jou wel eens verteld over hoe het contact is tussen [verdachte] en hem?
A: Gewoon dat hij steeds bleef appen enzo en dat hij er gek van werd.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 april 2021, voor zover inhoudende (p. 48 t/m 49);Uit de aangeleverde stukken van [naam 2]
(de rechtbank begrijpt: [naam 2] , de vader van [naam 1] )blijkt onder andere dat er in juli 2020 en augustus 2020 veel berichten zijn verstuurd tussen [verdachte] en [naam 1] . Uit de berichten blijkt dat vooral [verdachte] de initiatiefnemer is in het versturen van de berichten.
Op 1 augustus 2020 wordt onder andere gesproken door [verdachte] dat hij wachtwoorden van account van [naam 1] kan hacken.
[naam 1] reageert naar [verdachte] dat hij een stalker is en dat hij moet stoppen met stalken. [verdachte] blijft een grote hoeveelheid berichten sturen naar [naam 1] . Tevens meerdere gemiste spraakoproepen van [verdachte] .
[naam 1] reageert voor het overgrote deel niet op de berichten van [verdachte] . Als [naam 1] niet reageert wordt [verdachte] boos. Soms reageert [naam 1] dagen niet. De berichten die [verdachte] dan naar [naam 1] stuurt gaan vooral over hoe het vroeger was, dat [naam 1] vreemd gaat, niemand anders contact mag hebben met [naam 1] .
Van 6 tot en met 8 augustus 2020 is te zien dat [verdachte] honderden berichten naar [naam 1] stuurt. Hierbij valt op dat vooral [verdachte] de berichten verstuurt en [naam 1] hier niet op reageert.
In de periode van 23 juli 2020 tot en met 8 augustus 2020 zijn er 4743 berichten verstuurd tussen [verdachte] en [naam 1] waarin voornamelijk [verdachte] de berichten verstuurde.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 april 2021, voor zover inhoudende (p. 58 t/m 64 bijlagen p. 65 t/m 79 en 95 t/m 166);Ik trof een chat van Instagram aan tussen de gebruikers [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] . De accountnaam [gebruikersnaam 2] wordt gebruikt door [verdachte] . [gebruikersnaam 1] door [naam 1] .
1 mei 2021: Kom je vnv of vanmiddag ff praten?
1 mei 2021: Je laat je gek maken door je pa
1 mei 2021: Je weet toch hoe ik was en hoe leuk het was vroeger. Ik weet k heb teveel geappt enzo. En k deed soms moeilijk over dat je met anderen gaat.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 mei 2021, voor zover inhoudende (p. 81 t/m 82);De volgende aantallen Whatsapp gesprekken hebben wij in ons bezit:
Ongeveer 4743 berichten tussen [verdachte] en [naam 1] in de periode van 23 juli 2020 en 8 augustus 2020. In deze gesprekken is het opvallend dat [verdachte] ongeveer 90% van de berichten heeft verstuurd en [naam 1] slechts enkele keren reageert. [naam 1] reageert voornamelijk door te zeggen dat hij een stalker is en moet stoppen met het sturen van berichten.
Ongeveer 59 berichten tussen [naam 8] en [verdachte] in de periode van 17 december 2020 en 27 december 2020.
Ongeveer 50 berichten tussen [verdachte] en [naam 2] , in de periode van 20 november 2020 en 27 december 2020.
Ongeveer 46 berichten tussen [verdachte] en [naam 8] in de periode van 6 maart 2021 en 11 april 2021.
Ongeveer 42 berichten tussen [verdachte] en [naam 2] in de periode van 3 april en 16 april 2021.
Tussen 28 februari 2021 en donderdag 8 april 2021 is er een aantal berichten naar [naam 1] gestuurd door [verdachte] via privéberichten op de Playstation spelcomputer. [verdachte] zoekt contact om een spelletje te spelen met [naam 1] . [naam 1] reageert op geen enkel bericht. Desondanks blijft [verdachte] berichten sturen.
De rechtbank zal ten aanzien van de onder dagvaarding I onder 2 tot en met 5 ten laste gelegde feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. De raadsman heeft ten aanzien van deze feiten geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Feit 2
1.
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 april 2024;

2.het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 juni 2021 (p. 46-47);

Feit 3
1.
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 april 2024;

2.het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 juni 2021 (p. 46-47);

Feit 4
1.
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 april 2024;
2.
het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] namens [naam 1] , opgemaakt op 15 april 2021 (p. 12, inclusief bijlagen p. 303-304);
Feit 5
1.
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 april 2024;
2.
het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] namens [naam 1] , opgemaakt op 15 april 2021 (p. 14, inclusief bijlage p. 303).
Dagvaarding II (parketnummer 09/291797-23):
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023259931, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn - Gouda, basisteam Waddinxveen / Zuidplas, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 225).
1.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 14 september 2023, voor zover inhoudende (p. 73, inclusief bijlagen p. 77 t/m 78):
Op 21 augustus werd de slaapkamer van verdachte [verdachte] doorzocht. Tijdens deze doorzoeking werd de telefoon van de verdachte [verdachte] aangetroffen. Van deze telefoon werd de data veiliggesteld en door mij geanalyseerd. Het is mij ambtshalve bekend dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik is bij aangever [naam 7] . Ik zag dat dit nummer onder contacten [naam 7] stond opgeslagen. Ik zag ook dat er een chat stond met dit nummer. Verder zag ik dat de verdachte [verdachte] tussen 7 april 2023 en 20 april 2023 51 keer gebeld heeft naar aangever [naam 7] .
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 7] , opgemaakt op 11 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 139 t/m 140, inclusief bijlagen p. 145, 147 t/m 188);
Eind 2022 / begin 2023 hadden [verdachte] en ik best weer goed contact. Hierna begonnen voor mij pas echt goed de problemen. [verdachte] begon mij van alles verwijten. Ik heb toen aangegeven dat wanneer hij mij van alles zou blijven verwijten dat ik geen reactie meer zou geven. Ik ben hem toen ook gaan negeren. Tussen 3 en 12 mei 2023 heb ik meerdere berichten ontvangen van [verdachte] en heeft hij mij meerdere malen gebeld. Op geen enkel bericht en/of telefoontje heb ik gereageerd. Op donderdag 11 mei 2023 ben ik onder werktijd meerdere keren gebeld door [verdachte] . Ik heb [verdachte] vervolgens overal geblokkeerd.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 7 september 2023, voor zover inhoudende (p. 199, inclusief bijlagen p. 202 t/m 207);
Op 31 augustus 2023 gaf aangever [naam 7] vrijwillig zijn telefoon met code voor ontgrendeling af aan mij. Ik zocht naar het telefoonnummer [telefoonnummer 2] welk in gebruik is bij [verdachte] en waarvan ik zag dat vanuit de CIOT-bevraging de naam [naam 9] , [adres 1] te [plaats 1] stond. Ik zag dat er een chat stond en onder contacten [verdachte] stond opgeslagen. Ik zag dat verdachte [verdachte] op 10 en 11 mei 2023 meerdere malen contact met aangever [naam 7] zocht op Whatsapp. Ik zag in de chatberichten dat verdachte [verdachte] meerdere malen verzocht om fysiek contact met aangever [naam 7] om het uit te praten. Ik zag dat aangever [naam 7] geen reactie heeft gegeven op de berichten van verdachte [verdachte] . Ik zag dat aangever [naam 7] op 11 mei 2023 om 19.17 uur het contact heeft geblokkeerd. Verder zag ik het nummer [telefoonnummer 2] drie keer voorkomen in de call logs. Ik zag dat het drie gemiste gesprekken betrof. Ik zag dat de gesprekken van één keer op 4 mei en twee keer op 11 mei plaatsvonden.
5.4.
De bewijsoverwegingen
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake belaging in de zin van artikel 285b Sr diverse factoren van belang zijn, te weten de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095).
Dagvaarding I
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de aangifte, het verhoor van het slachtoffer, de analyse van de door de verdachte en slachtoffer verstuurde berichten over en weer, de getuigenverhoren en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte [naam 1] gedurende de ten laste gelegde periode belaagd heeft.
Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat het handelen van de verdachte wel degelijk invloed heeft gehad op de persoonlijke levenssfeer en persoonlijke vrijheid van [naam 1] . In de verklaring die [naam 1] heeft afgelegd bij de politie, stelt hij dat de verdachte zijn grens is overgegaan. [naam 1] verklaart dat hij de intensiteit van het contact vervelend vond en dat de verdachte maar niet stopte met het sturen van grote hoeveelheden (dreigende) berichten, ondanks dat hij hem meerdere keren had gevraagd hiermee te stoppen. Het gaat bovendien om een enorme hoeveelheid berichten en het stelselmatig sturen van deze berichten. Tot slot is van belang dat wanneer het de verdachte niet lukte om (direct) contact te krijgen met het slachtoffer, hij via anderen probeerde om het slachtoffer alsnog te bereiken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [naam 1] tegen zijn wil in de gedragingen van de verdachte heeft moeten dulden, waardoor de verdachte met zijn handelen een inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam 1] .
De rechtbank acht daarmee de ten laste gelegde belaging wettig en overtuigend bewezen.
Dagvaarding II
Uit de aangifte en het onderzoek naar de telefoongegevens van zowel [naam 7] als de verdachte, blijkt dat de verdachte [naam 7] tegen zijn wil in veelvuldig (anoniem) heeft gebeld en hem via diverse sociale media kanalen meerdere berichten heeft gestuurd. Uit de verklaring van [naam 7] leidt de rechtbank af dat [naam 7] duidelijk aan de verdachte te kennen gegeven heeft dat als de verdachte hem (verwijtende) berichten zou blijven sturen, [naam 7] hier niet meer op zal reageren. [naam 7] heeft de verdachte vervolgens genegeerd en hem uiteindelijk op 11 mei 2023 geblokkeerd.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich op basis van de tot het bewijs gebezigde bewijsmiddelen, schuldig heeft gemaakt aan belaging van [naam 7] . De verdachte heeft in een relatief korte periode, tegen de wil van [naam 7] in, veelvuldig contact met hem gezocht. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het contact tussen de verdachte en [naam 7] in een andere context geplaatst moet worden, gelet op de door de raadsman overgelegde correspondentie, eerdere incidenten en het beeld dat in het procesdossier van [naam 7] geschetst wordt. De rechtbank verwerpt dit verweer, gelet op het feit dat zowel de correspondentie waar de raadsman zich op baseert als de eerder voorgevallen incidenten geen betrekking hebben op de tenlastegelegde periode maar ruim daarvoor hebben plaatsgevonden. Het kan zonder meer zo zijn dat het contact tussen de verdachte en [naam 7] voorafgaand aan de ten laste gelegde periode met wederzijdse instemming was. Maar dit sluit niet uit dat de relatie tussen de verdachte en [naam 7] tussentijds veranderd is, waardoor in dit geval [naam 7] , duidelijk geen contact meer wenst met de verdachte.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van [naam 7] .
Tenlastegelegde periode dagvaarding II
Met betrekking tot de tenlastegelegde periode merkt de rechtbank op dat zij van oordeel is dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring van de gehele periode. Gelet op het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek naar de telefoongegevens van [naam 7] , stelt de rechtbank vast dat de verdachte [naam 7] vanaf 7 april 2023 opzettelijk en stelselmatig is gaan lastigvallen door hem vanaf die datum tot en met 20 april 2023 51 keer te bellen. Voorts blijkt uit de aangifte van [naam 7] dat hij de verdachte in de avond van 11 mei 2023 op alle sociale media heeft geblokkeerd en dat [naam 7] t/m 12 mei 2023 whatsappberichten heeft ontvangen van de verdachte. Hoewel de verdachte na 12 mei 2023 nog wel contact heeft gezocht met [naam 7] , is de rechtbank van oordeel dat voor de periode na 12 mei 2023 niet langer sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor een wederechtelijke stelselmatige opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [naam 7] , waardoor de tenlastegelegde periode zal worden ingekort tot dit moment.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de periode van 7 april 2023 tot en met 12 mei 2023 schuldig heeft gemaakt aan belaging van [naam 7] .
5.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I (parketnummer 09/325531-21):
1.
hij in de periode van 23 juli 2020 tot en met 1 mei 2021 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 1] , door
- een grote hoeveelheid berichten via Whatsapp en de Playstation en Instagram naar die [naam 1] te sturen,
- meermalen via de Whatsapp (telefonisch) contact te zoeken met de vader, [naam 2] , en de tweelingbroer, [naam 3] , van die [naam 1] om op deze wijze in contact te komen met die [naam 1] ,
- meermalen contact te zoeken met de vrienden van die [naam 1] , te weten [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] om op deze wijze in contact te komen met die [naam 1] en hen te verbieden met [naam 1] om te gaan, met het oogmerk die [naam 1] , te dwingen iets te doen of te dulden;
2.
hij op 4 mei 2020 en 10 mei 2020 te Waddinxveen, afbeeldingen waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar heeft vertoond aan de minderjarige [naam 1] , geboren op 26 november 2006, van wie verdachte wist dat deze jonger was dan zestien jaar, immers heeft hij, verdachte meermalen afbeeldingen gestuurd van zijn (stijve) penis naar die [naam 1] ;
3.
hij op 10 mei 2020 te Waddinxveen,
- een afbeelding, te weten een video, en
- een gegevensdrager, te weten een mobiele telefoon (Samsung Galaxy S10), bevattende een afbeelding van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken,
heeft verworven, in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- gedeeltelijk naakt poseren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij hij zijn (stijve) penis in zijn (hand)en houdt en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de pose van deze persoon en/of de uitsnede van de afbeelding nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling;
4.
hij op 19 februari 2021 te Waddinxveen,
opzettelijk en wederrechtelijk in een gedeelte van
eengeautomatiseerd werk, te weten in de server(s) of het netwerk van/behorend bij Instagram, is binnengedrongen
waarbij verdachte de toegang tot het geautomatiseerde werk heeft verworven met behulp van een valse sleutel, door onrechtmatig gebruik te maken van de inloggegevens van [naam 1] ;
5.
hij op 19 februari 2021 te Waddinxveen, opzettelijk en wederrechtelijk, gegevens, die door middel van een geautomatiseerd werk of door middel van telecommunicatie waren opgeslagen, te weten het telefoonnummer welke was opgeslagen bij het Instagram account van [naam 1] , heeft veranderd, immers heeft hij, verdachte, het opgeslagen telefoonnummer gewijzigd in zijn eigen telefoonnummer.
Dagvaarding II (parketnummer 09/291797-23):
Hij in de periode van 7 april 2023 tot en met
12 mei2023 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 7] , door
- een grote hoeveelheid berichten via Snapchat, Whatsapp
ensms naar die [naam 7] te sturen,
- meermalen die [naam 7] (anoniem) te bellen,
met het oogmerk die [naam 7] te dwingen iets te dulden.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8.De strafoplegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de Reclassering, verplichte ambulante behandeling, het vermijden van contact met minderjarigen en het inzicht geven in het soort werk dat hij verricht en de hobby’s die hij heeft. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat er aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 200 uren wordt opgelegd, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Tevens heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht de bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie heeft voorts de oplegging van een artikel 38v Sr maatregel gevorderd in de vorm van een contactverbod met [naam 1] , [naam 10] , en [naam 7] .
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er moet worden volstaan met het opleggen van een taakstraf voor de duur van 200 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden in de vorm van een meldplicht, ambulante behandeling en eventueel het meewerken aan middelencontrole.
De verdediging acht zowel de gevorderde oplegging van de artikel 38v Sr maatregel als de bijzondere voorwaarde in de vorm van het vermijden van contact met minderjarigen niet uitvoerbaar en niet geboden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende een tweetal periodes schuldig gemaakt aan belaging van twee slachtoffers door hen veelvuldig (anoniem) te bellen, berichten te sturen en contact te zoeken met naasten. De verdachte heeft dit gedaan omdat hij zich niet wilde neerleggen bij het feit dat beide slachtoffers geen contact (meer) met de verdachte wilden hebben en om die reden niet meer reageerden op zijn contactverzoeken. Niet alleen hebben beide slachtoffers meermaals aan de verdachte duidelijk gemaakt geen contact meer met hem te willen hebben, maar ook de politie heeft de verdachte gesommeerd te stoppen. Verdachte heeft deze duidelijke signalen genegeerd en is, in zijn pogingen om met de slachtoffers in contact te komen, doorgegaan met zijn uiterst hinderlijke en intimiderende gedrag. De verdachte heeft in de bewezenverklaarde periodes enkel en alleen oog gehad voor zijn eigen gevoelens en belangen.
Bovendien heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het vertonen van schadelijke afbeeldingen aan een minderjarige en het bezit van kinderpornografie. Dit zijn zeer ernstige feiten. De verdachte is met zijn handelen voorbij gegaan aan de lichamelijke en seksuele integriteit van een ander, zonder hierbij enig besef te hebben voor de mogelijke consequenties van zijn gedragingen. Dit geldt temeer nu er tussen het slachtoffer en de verdachte een groot leeftijdsverschil bestond.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan computervredebreuk en het aanpassen van de gebruikersgegevens van een ander op Instagram. De verdachte heeft op deze manier kennelijk de zaken naar zijn hand willen zetten en hierdoor in feite ingebroken op het Instagram account van een van zijn slachtoffers.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 maart 2024. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 15 april 2024. De reclassering heeft zorgen met betrekking tot het seksueel grensoverschrijdende gedrag van de verdachte naar minderjarige jongens. Volgens de rapporteur kampt de verdachte met psychische problematiek in de vorm van depressieve klachten, suïcidaliteit en het moeite hebben met loslaten. De verdachte heeft hier reeds een behandeling voor gevolgd bij GGZ Rivierduinen. Uit deze behandeling is het advies gekomen de verdachte verder te behandelen in het kader van een forensische polikliniek zoals de Waag. Tijdens deze behandeling kan er voorts aandacht besteed worden aan de worsteling van de verdachte met zijn seksualiteit en identiteit. Sinds een jaar volgt de verdachte behandeling bij Brijder verslavingszorg voor zijn cannabis- en gokproblematiek. Hij spreekt zijn behandelaar daar eens in de twee weken. De reclassering ziet het psychosociaal functioneren van de verdachte als voornaamste risicofactor. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld tot hoog. Naar verwachting van de reclassering zal de kans op recidive afnemen als de verdachte een behandeling gaat volgen bij een forensische polikliniek.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. De reclassering adviseert tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het bijbehorende toezicht.
Straffen
De verdachte heeft zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van niet één maar twee slachtoffers. De rechtbank kent gewicht toe aan de aard en intensiteit van de belaging en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Met name het feit dat één van de slachtoffers minderjarig was neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee. In het voordeel van de verdachte zal de rechtbank rekening houden met het feit dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, met betrekking tot de tweede stalking komt tot bewezenverklaring van een kortere tenlastegelegde periode.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 95 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijke met een proeftijd van twee jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering passend en geboden met uitzondering van het vermijden van contact met minderjarigen. Dit laatste omdat een dergelijk verbod – ook in de geven situatie – te algemeen en ook overigens niet te handhaven is. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 200 uren.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van de bijzondere voorwaarde in de vorm van een contactverbod met minderjarigen, mede gelet op de uitvoerbaarheid, niet opportuun is.
Geen maatregel in het kader van artikel 38v Sr
De rechtbank ziet – mede gelet op het tijdsverloop - geen aanleiding om als vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr een contactverbod op te leggen, nu er geen aanwijzingen zijn dat er opnieuw contact geweest is tussen de verdachte en de slachtoffers. Naar het oordeel van de rechtbank vormen de opgelegde bijzondere voorwaarden een voldoende stok achter de deur om herhaling te voorkomen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank ziet, gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten, geen wettelijke grondslag voor het dadelijke uitvoerbaar verklaren van de op grond van 14c Sr gestelde voorwaarden.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 138ab, 240a, 240b, 285b en 350a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 5.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
Dagvaarding I (parketnummer 09/325531-21):
ten aanzien van feit 1:
belaging;
ten aanzien van feit 2:
een afbeelding bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, vertonen aan een minderjarige van wie hij weet, dat deze jonger is dan zestien jaar;
ten aanzien van feit 3:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen, in bezit hebben, zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen;
ten aanzien van feit 4:
computervredebreuk, door opzettelijk en wederechtelijk binnen te dringen in een geautomatiseerd werk of in een deel daarvan, terwijl de dader de toegang tot het werk heeft verworven door middel van een valste sleutel;
ten aanzien van feit 5:
opzettelijk en wederrechtelijk gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk of door middel van telecommunicatie zijn opgeslagen, worden verwerkt, of overgedragen, veranderen;
Dagvaarding II (parketnummer 09/291797-23):
belaging;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
95 (vijfennegentig) dagen;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
90 (negentig) dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres [adres 2] ( [postcode 2] ) te [plaats 2] , op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onder behandeling stelt van de forensische polikliniek de Waag of een soortgelijke zorginstelling (te bepalen door de reclassering) op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
- de reclassering middels feitelijke bewijzen inzicht geeft in het soort werk wat hij verricht en hobby’s die hij heeft, zodat de reclassering een inschatting kan maken van eventuele risico’s en de veroordeelde hierin kan adviseren en sturen om risico op recidive te verminderen.
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
200 (tweehonderd) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
100 (honderd) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
mr. S. Pereth, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Veltink, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 mei 2024.