ECLI:NL:RBDHA:2024:6695
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod van Dominicaanse eiseres na uitzetting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Dominicaanse eiseres en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar, dat haar was opgelegd op 13 februari 2024. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 18 maart 2024, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres op 12 maart 2024 naar de Dominicaanse Republiek is uitgezet, maar oordeelt dat zij nog steeds procesbelang heeft bij de beoordeling van het terugkeerbesluit. Dit is gebaseerd op jurisprudentie die stelt dat ook na uitzetting een vreemdeling procesbelang kan hebben, vooral als het besluit mogelijk gevolgen heeft voor toekomstige inreisverboden.
De eiseres voerde aan dat het gehoor over het terugkeerbesluit onvolledig was en dat haar niet de gelegenheid was geboden om asiel aan te vragen. De rechtbank oordeelt echter dat de eiseres geen asielwens had geuit en dat er geen aanleiding was om verder door te vragen naar haar persoonlijke omstandigheden. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende gronden had om het terugkeerbesluit en het inreisverbod op te leggen, en dat het beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 april 2024.