ECLI:NL:RBDHA:2024:6695

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
NL24.9181
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod van Dominicaanse eiseres na uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Dominicaanse eiseres en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar, dat haar was opgelegd op 13 februari 2024. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 18 maart 2024, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres op 12 maart 2024 naar de Dominicaanse Republiek is uitgezet, maar oordeelt dat zij nog steeds procesbelang heeft bij de beoordeling van het terugkeerbesluit. Dit is gebaseerd op jurisprudentie die stelt dat ook na uitzetting een vreemdeling procesbelang kan hebben, vooral als het besluit mogelijk gevolgen heeft voor toekomstige inreisverboden.

De eiseres voerde aan dat het gehoor over het terugkeerbesluit onvolledig was en dat haar niet de gelegenheid was geboden om asiel aan te vragen. De rechtbank oordeelt echter dat de eiseres geen asielwens had geuit en dat er geen aanleiding was om verder door te vragen naar haar persoonlijke omstandigheden. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende gronden had om het terugkeerbesluit en het inreisverbod op te leggen, en dat het beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 april 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.9181
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H. Palanciyan), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 13 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eiseres een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Dominicaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1987.
2. De rechtbank beantwoordt ambtshalve de vraag of eiseres procesbelang heeft bij het beroep voor zover dit is gericht tegen het terugkeerbesluit. Eiseres is op 12 maart 2024 uitgezet naar de Dominicaanse Republiek. De rechtbank is van oordeel dat eiseres toch procesbelang heeft. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling)1 volgt namelijk dat, ook als de vreemdeling al vertrokken is, hij nog steeds procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het terugkeerbesluit. Dit al omdat dit besluit mogelijk in de toekomst ingevolge artikel 6.5a, vierde lid, aanhef en onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) mede ten grondslag kan worden gelegd aan een inreisverbod voor de duur van vijf jaren. In het geval van eiseres is het terugkeerbesluit al ten grondslag gelegd aan een inreisverbod voor de duur van twee jaar. Het beroep is dus ontvankelijk.
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 1 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3660 en 21 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1178.
3. Eiseres stelt dat het gehoor over het op te leggen terugkeerbesluit en inreisverbod onvolledig en zorgvuldig was, waardoor het bestreden besluit ook onrechtmatig is. Zij voert daartoe aan dat haar de gelegenheid had moeten worden geboden om asiel aan te vragen. Tijdens het gehoor heeft zij namelijk diverse keren verklaard dat zij niet terug kan naar haar land van herkomst. Weliswaar heeft zij negatief geantwoord op de vraag of zij asiel wilde aanvragen, maar dat was omdat zij niet wist of haar aanvraag kans van slagen had. Verder had moeten worden doorgevraagd naar de omstandigheden waaronder zij in de prostitutie is beland. Ook blijkt uit het gehoor dat zij op jonge leeftijd is bevallen en dat zij is gevlucht voor haar ex-man. Ook hierover had nader moeten worden doorgevraagd.
4. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Uit het gehoor blijkt duidelijk dat eiseres geen asielwens had. Eiseres verklaarde dat zij geen asiel heeft aangevraagd in Nederland, omdat zij denkt dat haar aanvraag kansarm is. Toen is aan eiseres gevraagd: “Wilt u in Nederland asiel aanvragen?” Daarop antwoordde eiseres: “Nee, ik wil weg”. Later in het gehoor is nog eens gevraagd of de omstandigheid dat eiseres bang is voor haar man betekent dat ze een asielaanvraag wil indienen. Ook is gevraagd of zij vreest voor een onmenselijke behandeling bij terugkeer. Eiseres heeft op beide vragen “nee” geantwoord. Er is dan ook geen evidente aanleiding geweest om eiseres in de gelegenheid te stellen asiel aan te vragen. Verder is aan het begin van het gehoor aan eiseres duidelijk gemaakt dat het aan haar is om omstandigheden en belangen aan te voeren omtrent het terugkeerbesluit en inreisverbod. In dit verband heeft zij geen relevante verklaringen afgelegd. Er zijn dan ook geen aanknopingspunten geweest om nader onderzoek te verrichten naar achtergrond van de prostitutie dan wel naar eventuele mensensmokkel. De beroepsgrond slaagt niet.
5. In het terugkeerbesluit heeft de staatssecretaris overwogen dat eiseres geen vertrektermijn wordt gegund, omdat er een risico bestaat dat zij zich aan het toezicht zal onttrekken. De staatssecretaris heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vb, als zware gronden vermeld dat eiseres:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres de gronden van het terugkeerbesluit niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat de gronden voldoende gemotiveerd zijn om aan te nemen dat er een risico op onttrekking bestaat. De staatssecretaris mocht dus bepalen dat eiseres onmiddellijk moet terugkeren.
7. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in haar persoonlijke omstandigheden geen aanleiding is gezien om af te zien van een inreisverbod, of de duur daarvan te verkorten.
8. De beroepsgrond slaagt niet. Omdat eiseres Nederland onmiddellijk moest verlaten, was de staatssecretaris gehouden om een inreisverbod op te leggen.2 Eiseres heeft in het gehoor geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de duur van het inreisverbod had moeten worden verkort. Dat zij mogelijk gedwongen zou zijn tot prostitutie, gevlucht is voor haar ex-man en jong moeder is geworden, zijn geen omstandigheden die raken aan haar belang om de Europese Unie te mogen inreizen.

Conclusie

9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
2 Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 april 2024

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.