In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een natuurvergunning die door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland was verleend aan BPD Ontwikkeling B.V. voor de realisatie van 133 woningen aan de Rijnweg/Slaperdijk in Monster. De eisers, Vereniging Natuurlijk Delfland, hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 14 oktober 2020, maar BPD heeft op 30 januari 2023 verzocht om intrekking van de natuurvergunning, wat door het college is ingewilligd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eisers niet-ontvankelijk is, omdat met de intrekking van de vergunning volledig tegemoet is gekomen aan hun beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen beroep van rechtswege tegen het intrekkingsbesluit is ontstaan, omdat eisers geen procesbelang hebben bij de inhoudelijke beoordeling van het intrekkingsbesluit. De rechtbank heeft ook het verzoek van eisers om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met bijna 14 maanden is overschreden en heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan eisers, die gezamenlijk € 1.500,- bedraagt. Daarnaast zijn de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50 vergoed.