ECLI:NL:RBDHA:2024:6568
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag om uitstel van vertrek op basis van medische omstandigheden
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitstel van vertrek beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 7 juli 2022 afgewezen, waarna het bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde op 20 april 2023 dat het beroep gegrond was en het besluit op bezwaar moest worden vernietigd. Op 16 januari 2024 nam de staatssecretaris een nieuw besluit, maar bleef bij de afwijzing van de aanvraag.
De rechtbank behandelt het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening op 19 april 2024. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, betwist de afwijzing op basis van het BMA-advies van 15 juni 2023, waarin zijn medische klachten worden beschreven, waaronder verslaving en psychische problemen. Eiser stelt dat het BMA-advies onvoldoende inzichtelijk en concludent is, vooral met betrekking tot zijn suïcidedreiging en de gevolgen van het uitblijven van behandeling.
De rechtbank concludeert dat het BMA-advies voldoende inzichtelijk en concludent is en dat de staatssecretaris dit advies aan zijn besluitvorming ten grondslag mocht leggen. De rechtbank oordeelt dat er geen medische noodsituatie zal ontstaan bij het uitblijven van behandeling en dat de staatssecretaris terecht heeft overwogen dat de medische situatie van eiser niet leidt tot een noodsituatie in de zin van de Vreemdelingenwet. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.