ECLI:NL:RBDHA:2024:6525
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen en het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 20 februari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 12 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, terwijl eisers en hun gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvragen in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eisers voeren aan dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet mag worden toegepast op Kroatië, vanwege zorgen over de asielprocedure en opvang in dat land.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en dat eisers moeten aantonen dat er in Kroatië een reëel risico bestaat op een behandeling die in strijd is met mensenrechten. De rechtbank oordeelt dat eisers hierin niet zijn geslaagd, omdat zij niet voldoende bewijs hebben geleverd van structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Kroatië. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat eisers geen proceskostenvergoeding ontvangen.