ECLI:NL:RBDHA:2024:6525

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
NL24.6916 en NL24.6919
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 20 februari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 12 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, terwijl eisers en hun gemachtigde zich afmeldden.

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvragen in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eisers voeren aan dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet mag worden toegepast op Kroatië, vanwege zorgen over de asielprocedure en opvang in dat land.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en dat eisers moeten aantonen dat er in Kroatië een reëel risico bestaat op een behandeling die in strijd is met mensenrechten. De rechtbank oordeelt dat eisers hierin niet zijn geslaagd, omdat zij niet voldoende bewijs hebben geleverd van structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Kroatië. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat eisers geen proceskostenvergoeding ontvangen.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.6916 en NL24.6919
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiser] en [eiseres], V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2] , eisers
(gemachtigde: mr. A.P.E.M. Pover), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M. de Jong).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 20 februari 2024 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1. De rechtbank heeft de beroepen op 12 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eisers en hun gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eisers voeren aan dat ten aanzien van Kroatië niet mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De asielprocedure in Kroatië is onzorgvuldig, gelet op het gebrek aan gefinancierde rechtshulp en een chronisch en substantieel gebrek aan passende opvanglocaties. Eisers wijzen daartoe op hun eigen ervaringen en een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 8 september 20172. Ook vinden er pushbacks plaats aan de grens. Eisers verwijzen daartoe naar een publicatie van Amnesty International van 11 juni 20203. Verder is eiser politieofficier geweest in de republiek Tsjetsjenië. Eiser stelt dat de Kroatische autoriteiten hem niet kunnen en willen beschermen tegen intimidaties en aanvallen door de Tsjetsjeense maffia. Ook vrezen zij door Kroatië uitgezet te worden naar Tsjetsjenië, wat in strijd zou zijn met het verbod op refoulement. Een aanknopingspunt daarvoor is volgens eisers dat zij in Kroatië geen (passende) opvang hebben gekregen.
6. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid ten aanzien van lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dit voor Kroatië bevestigd in de uitspraken van 13 september 20234 en 19 januari 20245. Dat betekent dat de staatssecretaris, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat de Kroatische autoriteiten het unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen. Het is daarom in beginsel aan eisers om aannemelijk te maken dat zij bij overdracht aan Kroatië, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Kroatische autoriteiten, een reëel risico lopen op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Daarvan is sprake in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.
7. De rechtbank oordeelt dat eisers hier niet in zijn geslaagd. Eiser hebben met de overgelegde informatie en hun eigen ervaringen niet aannemelijk gemaakt dat er in Kroatië sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. In de uitspraak van zittingsplaats Haarlem is over de opvang namelijk juist geoordeeld dat ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Verder blijkt uit de verklaringen van eisers dat zij slechts één dag of 3 à 4 uur in Kroatië zijn geweest en dat eiser een routebeschrijving heeft gekregen naar een asielzoekerscentrum, maar dat hij daar niet heen is gegaan, omdat daar veel Tsjetsjenen zouden zitten. Eiseres heeft verklaard dat zij zouden zijn opgevangen in een stacaravan, maar wist niet of dit in

2.ECLI:NL:RBDHA:2017:11657.

3 [website] .
Slovenië of Kroatië was. Ook voorziet de Procedurerichtlijn niet in een onvoorwaardelijk recht op kosteloze rechtsbijstand. Verder blijkt uit de publicatie van Amnesty International niet dat Dublinterugkeerders slachtoffer worden van pushbacks, zodat daaruit geen risico voor eisers kan worden afgeleid.
8. Verder mag van eiser verwacht worden dat hij bescherming vraagt aan de Kroatische autoriteiten als hij problemen ondervindt van de Tsjetsjeense maffia. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Kroatische autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen. Dit kan niet worden afgeleid uit de omstandigheid dat zij geen (passende) opvang zouden hebben gekregen, omdat eiser zelf verklaart dat hij van de autoriteiten een routebeschrijving heeft gekregen naar het asielzoekerscentrum. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Voor zover eisers vrezen voor indirect refoulement, overweegt de rechtbank dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat in Kroatië sprake is van structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem. Uit de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU van 30 november 20236 volgt dat de rechtbank dan niet mag onderzoeken of er in Kroatië een risico op schending van het verbod op refoulement bestaat.
Conclusie en gevolgen
10. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.

6.ECLI:EU:C:2023:934.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 maart 2024
Documentcode: [documentcode]
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.