In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 28 februari 2024 de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, van Syrische nationaliteit, heeft op 4 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Uit Eurodac blijkt dat eiser op 22 juni 2016 in Duitsland een verblijfsvergunning voor één jaar internationale bescherming heeft gekregen. De staatssecretaris stelt dat eiser in Duitsland nog steeds een internationale-beschermingsstatus heeft, ondanks het verstrijken van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning. Eiser betwist dit en stelt dat hij geen bescherming meer geniet in Duitsland, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser nog steeds internationale bescherming geniet. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier.