ECLI:NL:RBDHA:2024:6404
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van compensatie in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van compensatie door de Dienst Toeslagen beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. G.D. Haytink, had verzocht om compensatie in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen, na te zijn aangemerkt als gedupeerde van de toeslagenaffaire. De Dienst Toeslagen had het verzoek van eiser in een eerder besluit afgewezen, met de argumentatie dat eiser niet de aanvrager was van de kinderopvangtoeslag en daarom niet in aanmerking kwam voor compensatie. De rechtbank heeft de zaak op 28 maart 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van de Dienst Toeslagen aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het verzoek om compensatie in overeenstemming is met de wettelijke regeling. Eiser had zich gemeld als gedupeerde, maar de Commissie van Wijzen concludeerde dat er geen sprake was van institutioneel vooringenomen handelen, omdat eiser zelf nooit kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. De rechtbank wijst erop dat de wet specifiek gericht is op de aanvrager van de kinderopvangtoeslag en dat de ex-partnerregeling pas later in werking is getreden. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd waarom de toepassing van de wet in zijn geval zou leiden tot onbillijkheid.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, maar veroordeelt de Dienst Toeslagen wel tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht van eiser. De rechtbank benadrukt dat eiser niet benadeeld is door het ontbreken van een hoorzitting, aangezien hij zijn standpunt zowel schriftelijk als mondeling heeft kunnen toelichten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.