In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen. De eiser, die zich had aangemeld voor een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag naar aanleiding van de toeslagenaffaire, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen. Dit besluit, genomen op 8 april 2022, stelde dat de eiser geen recht had op een vergoeding op grond van de regelingen voor gedupeerden. Het bezwaar van de eiser werd op 6 december 2022 ongegrond verklaard, waarna hij beroep instelde bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 19 april 2023 heeft de eiser aangevoerd dat hij gedupeerd is, omdat hij en zijn ex-partner samen de terugvorderingen hebben betaald, en dat zijn ex-partner de kinderopvangtoeslag had aangevraagd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de eiser zelf nooit kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd en dat de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) alleen compensatie biedt aan de aanvrager van de toeslag. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van de eiser, maar oordeelt dat hij niet onder de huidige wetgeving valt voor compensatie.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er momenteel geen herstelregeling is voor gedupeerden ex-partners, maar dat het kabinet werkt aan een regeling hiervoor. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen geen griffierecht of proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.