In deze zaak heeft eiser op 18 juni 2022 een asielaanvraag ingediend, waarop Polen op 27 juli 2022 heeft ingestemd met de terugname van eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 5 december 2022 niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar dit werd op 9 februari 2024 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Eiser heeft geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Vervolgens heeft de staatssecretaris op 14 februari 2024 medegedeeld dat de overdrachtstermijn met 18 maanden is verlengd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze verlenging, waar deze uitspraak over gaat. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd geoordeeld dat het verlengen van de overdrachtstermijn een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen de verlenging van de overdrachtstermijn ongegrond verklaard, omdat eiser geen inhoudelijke bezwaren tegen het besluit heeft ingediend. Het ontbreken van een rechtsmiddelenclausule in het besluit van 14 februari 2024 leidt niet tot vernietiging, aangezien eiser op de hoogte was van zijn beroepsmogelijkheden en deze heeft benut. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk ongegrond is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.