ECLI:NL:RBDHA:2024:6394

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
NL24.11108
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de Dublin-overdrachtstermijn en het ontbreken van een rechtsmiddelenclausule

In deze zaak heeft eiser op 18 juni 2022 een asielaanvraag ingediend, waarop Polen op 27 juli 2022 heeft ingestemd met de terugname van eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 5 december 2022 niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar dit werd op 9 februari 2024 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Eiser heeft geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Vervolgens heeft de staatssecretaris op 14 februari 2024 medegedeeld dat de overdrachtstermijn met 18 maanden is verlengd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze verlenging, waar deze uitspraak over gaat. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden.

De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd geoordeeld dat het verlengen van de overdrachtstermijn een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen de verlenging van de overdrachtstermijn ongegrond verklaard, omdat eiser geen inhoudelijke bezwaren tegen het besluit heeft ingediend. Het ontbreken van een rechtsmiddelenclausule in het besluit van 14 februari 2024 leidt niet tot vernietiging, aangezien eiser op de hoogte was van zijn beroepsmogelijkheden en deze heeft benut. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk ongegrond is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11108

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A. Habib-Portier),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. Eiser heeft op 18 juni 2022 een asielaanvraag ingediend. Op 27 juli 2022 heeft Polen ingestemd met de terugname van eiser. De staatssecretaris heeft de aanvraag bij besluit van 5 december 2022 niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld.
1.1.
Bij brief van 17 januari 2024 heeft de staatssecretaris aangegeven dat eiser op
12 januari 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. Bij uitspraak van 9 februari 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, het tegen het besluit van 5 december 2022 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. [1] Eiser heeft hiertegen geen hoger beroep ingesteld.
1.2.
Bij brief van 14 februari 2024 heeft de staatssecretaris vervolgens medegedeeld dat de overdrachtstermijn is verlengd met 18 maanden. [2] Tegen deze verlenging van de overdrachtstermijn heeft eiser beroep ingesteld waar deze uitspraak over gaat.
1.3
De staatssecretaris heeft hierop bij brief van 27 maart 2024 gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [3]

Beoordeling door de rechtbank

2. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 14 december 2022 geoordeeld dat het verlengen van de overdrachtstermijn een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat betekent dat tegen de verlenging van de overdrachtstermijn beroep kan worden ingesteld. [4]
3. De rechtbank beoordeelt daarom in deze uitspraak het beroep van eiser tegen de verlenging van de overdrachtstermijn. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Het beroep is ongegrond. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en wat de gevolgen daarvan zijn.
Moet het besluit tot verlenging van 14 februari 2024 worden vernietigd vanwege het ontbreken van een rechtsmiddel?
5. Eiser betoogt dat in het besluit van 14 februari 2024 ten onrechte geen rechtsmiddelenclausule is opgenomen en dat het besluit om die reden moet worden vernietigd.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat namens eiser geen inhoudelijke bezwaren tegen het bestreden besluit naar voren zijn gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank kan de rechtmatigheid van het besluit van 14 februari 2024 niet worden aangetast vanwege het ontbreken van een rechtsmiddelenclausule. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in zijn reactie van 27 maart 2024 terecht aanvoert dat (de gemachtigde van) eiser op de hoogte was van zijn beroepsmogelijkheid, hij daarvan ook gebruik heeft gemaakt en eiser daardoor niet in zijn belangen is geschaad. Het betoog slaagt dan ook niet. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kloppers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer: NL22.24852 (niet gepubliceerd).
2.Overeenkomstig artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening.
3.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
4.ABRvS 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3630, r.o. 4.1.