Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.AVERY DENNISON MATERIALS EUROPE B.V.,
1.De zaken in het kort
22-57 betrokken personen’ wordt weergegeven wie in de twee zaken een rol spelen. Vervolgens staat onder ‘de feiten’ waar partijen het over eens zijn en wat vast staat dat in de aanloop naar deze procedure tussen hen is gebeurd. De rechtbank gaat in haar oordeel van die feiten uit. Daarna wordt onder ‘het geschil’ weergegeven wat de vorderingen van Ferm in beide zaken precies zijn. Uiteindelijk licht de rechtbank onder ‘de beoordeling’ haar oordeel op alle vorderingen toe. De beslissingen die daaruit volgen, worden bij elkaar weergegeven onder ‘de beslissing’.
2.De procedures
- de akte overlegging producties van Ferm, met producties EP01 tot en met EP21;
- de conclusie van antwoord, met producties GP01 tot en met GP17;
- het tussenvonnis van 18 augustus 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald op 4 november 2022;
- de akte overlegging aanvullende producties van Ferm, met producties EP22 tot en met EP26;
- het e-mailbericht van ADE en ADC van 21 oktober 2022 met een specificatie van hun proceskosten;
- de akte houdende eiswijziging;
- de akte overlegging aanvullende producties van Ferm, met producties EP27 tot en met EP32;
- het e-mailbericht van de rechtbank van 27 januari 2023, waarin (i) aan beide partijen is gevraagd een (correspondentie)tabel over te leggen waaruit blijkt welke van de producties die zijn overgelegd in zaak 20-180, ook zijn ingebracht in zaak 22-57, alsmede een overzicht in beide zaken van de producties die slechts in één van die zaken zijn overgelegd en (ii) aan Ferm om de in de producties EP04 (zaak 20-180) en EP07 (zaak 22-57) ontbrekende pagina’s in het geding te brengen;
- het e-mailbericht van ADE en ADC van 27 januari 2023, met als bijlagen de gevraagde (correspondentie)tabel en het gevraagde overzicht;
- het e-mailbericht van Ferm van 31 januari 2023, met als bijlagen de gevraagde (correspondentie)tabel, het gevraagde overzicht en de in EP04 (zaak 20-180) en EP07 (zaak 22-57) ontbrekende pagina’s;
- de pleitaantekeningen van Ferm, ingekomen ter griffie op 30 januari 2023;
- de dagvaarding van 27 december 2021;
- de akte overlegging producties van Ferm, met producties EP01 tot en met EP29;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdheid, tevens conclusie van antwoord, met producties GP01 tot en met GP17;
- de conclusie van antwoord in het incident, met productie EP30;
- het e-mailbericht van de rechtbank van 31 oktober 2022, inhoudende dat tijdens de mondelinge behandeling op 3 februari 2023 ook het door ADC opgeworpen bevoegdheidsincident zal worden behandeld;
- de akte houdende eiswijziging tevens akte houdende overlegging aanvullende producties van Ferm, met producties EP31 tot en met EP33;
- het e-mailbericht van ADE en ADC van 27 januari 2023, met als bijlagen de gevraagde (correspondentie)tabel en het gevraagde overzicht;
- het e-mailbericht van Ferm van 31 januari 2023, met als bijlagen de gevraagde (correspondentie)tabel, het gevraagde overzicht en de in EP04 (zaak 20-180) en EP07 (zaak 22-57) ontbrekende pagina’s;
- aan de zijde van Ferm: [naam 1] , mede-oprichter van Ferm en Vice President van Fineline Technologies B.V., bijgestaan door mr. De Vrey voornoemd, mr. Y. Celebi, advocaat te Amsterdam, en octrooigemachtigde [naam 12] ;
- aan de zijde van ADE en ADC: mr. Pors voornoemd en mr. A. Michel, advocaat te Amsterdam.
Op afstand, via een MCU-verbinding, waren voorts aanwezig:
- aan de zijde van Ferm: [naam 2] , CEO/bestuursvoorzitter van Fineline Technologies Inc.;
- aan de zijde van ADC: [naam 3] , Vice President en Associate General Counsel IP en Corporate Law.
e-mailbericht van 23 februari 2023 heeft de rechtbank van partijen het bericht ontvangen dat zij in beide zaken geen schikking hebben bereikt, dat een nadere mondelinge behandeling geen nut zal hebben omdat hun standpunten (te) ver uit elkaar liggen en dat zij vonnis vragen.
3.De in zaak 20-180 en zaak 22-57 betrokken personen
- [naam 1] , mede-oprichter van Ferm en Vice President van Fineline Technologies B.V. (hierna: [naam 1] );
- [naam 4] , werknemer van Ferm (hierna: [naam 4] );
- [naam 5] , Director Strategy and Corporate Development bij ADE (hierna: [naam 5] );
- [naam 6] , Senior Technical Specialist bij ADE (hierna: [naam 6] );
- [naam 7] , Senior Legal Counsel (voor de Europese Unie) bij ADE (hierna:
[naam 7] );
- [naam 8] , Global Segment Director Durables, Label and Packaging Materials bij ADE (hierna: [naam 8] );
- [naam 9] , Marketing Manager bij ADE (hierna: [naam 9] );
- [naam 10] , IT-manager bij Apollo Vredestein (hierna: [naam 10] ).
4.De feiten in zaak 20-180 en zaak 22-57
RFID Proof of ConceptTussenrapport’ gegeven bij Apollo Vredestein. In die presentatie is het volgende opgenomen:
‘De Vennootschap [bedoeld is: Ferm, toevoeging rechtbank] heeft nu al vrijwel de beschikking (…) over een marktrijp productpakket (…)’.
slidesvan de presentatie staat ook de naam ‘Bridgestone’ vermeld.
portaldat de RFID-chips uitleest.
RFID-technologie aan het ontwikkelen is die het mogelijk maakt autobanden te ‘volgen’ en dat die technologie bij verschillende bedrijven wordt toegepast.
some are under NDA so just for internal use’.
‘(…) I am impressed by the work that has already gone into the technical solution over the past two years. It shows in the expertise that you and your team had in RFID and in the commitment Vredestein is willing to make.
Agreement”) is effective as of 1 November 2013 (the “
Effective Date”)
Purpose”).
1.Definitions
Affiliate” shall mean a parent, subsidiary or other business entity effectively controlling or controlled by a Party or associated with others under common ownership or control.
Confidential Information" of a respective Party shall mean any and all information or material of that Party or its Affiliates whether in tangible or intangible form (for example, written, oral, visual, photographic, electronically, magnetically or optically recorded, machine readable. etc.) that is deemed proprietary or confidential to the Disclosing Party or its Affiliates. Confidential Information may include, by way of example but without limitation, all business records, plans, forecasts, techniques and methodologies. financial data. vendor information, customer and prospect lists and information, pricing information, trading, hedging. marketing and sales information and techniques. contracts, agreements and proposals, operations and technical information and products, designs and specifications. data models, research, lab books, algorithms, know-how, formulae, processes, sketches. photographs, technical plans. drawings, reports. studies, findings, Inventions, discoveries, ideas and all other intellectual property, personnel data, properties, methods d operation, software, trade secrets, as well as any other proprietary information and an associated data and analyses of any of the foregoing, regardless of its form or embodiment or the manner in which it is disclosed hereunder. To the extent practical, Confidential Information disclosed in written or other tangible form will be labeled or otherwise marked by the Disclosing Party with the word “Confidential” or "Proprietary" or some other similar legend. Confidential Information shall include all information or material of the Disclosing Party or its Affiliates that should reasonably be understood by the Receiving Party, because of legends or other markings, the circumstances of disclosure, or the nature or subject matter d the information or material itself, to be proprietary and/or confidential to the Disclosing Party or its Affiliate. In any event. all samples ("Samples") shall be considered Confidential Information and shall be governed by the terms of this Agreement regardless of whether the Samples are marked or label as such. This Agreement. including the identity of
Disclosing Party” shall mean a Party to this Agreement that discloses or otherwise provides Confidential Information to a Receiving Party, and “
Receiving Party” shall mean a Party to this Agreement that receives Confidential Information from the Disclosing Party.
2.Confidential Information
3.Property
4.Non-Disclosure en Limited Use
5.Representatives
6.Term
7.Exceptions
11.Jurisdiction
‘I have made the new samples as agreed on Thursday. (…)
‘(…) We know that there is a NDA between FERM RFID and Vredestein.’
‘Identification labels and the incorporation in rubber-based articles are described. The labels include RFID components and can be incorporated in tires. The labels can withstand the relatively harsh conditions associated with vulcanization.’
Conclusie 1, 14 en 15 van aanvraag US 920 luiden als volgt:
15. The tire tracking label of any of claims 1-14 wherein the adhesive comprises unsaturated rubber.
minutes from our meeting and next sample steps’):
4.28. Bij e-mailbericht van 15 oktober 2014 heeft [naam 6] aan [naam 1] laten weten:
‘(…) we take the assumption that Avery Dennison will remedy the provisional US patent application, as it has filed in the US, change the IPR owner to Ferm RFID accordingly.
WO 933 het aanvraagnummer US 15/514,504 gekregen. In de aanvraag worden [naam 6] en [naam 5] als uitvinders vermeld. Aanvraag WO 933 telt 124 conclusies, die als volgt luiden:
1. A tire tracking label comprising:
mid-March 2016. That means a decision and action need to be taken by Jan 7 2016.
- Ferm RFID Solutions confirms its denial of the rights to the patent by Avery and claims the patent itself. As you understand this may be achieved by the (financial and legal) support of another party such as Apollo or our stockholders, which both are willing to do;
- Or, we can setup an agreement essentially stating that “if parties will not reach an agreement on an acquisition of Ferm RFID Solutions by Avery” automatically the patent (application) will be transferred free of charge to Ferm RFID Solutions.
The claims in the PCT application aim to protect technology contributed by Avery Dennison Materials Group in regards to the adhesives, primers and sandwich construction used in the Tire RFID label application, but the PCT application does not cover the 'overall idea' of the RFID tire label. (…)’
RFID Label”), a technology for using RFID in tires, by vulcanizing a RFID label in a tire or other rubber products. Besides this vulcanizing label, Ferm RFID also developed several non-vulcanizing tread label solutions, which are also covered by the NDA (see below) (…) Ferm RFID owns all intellectual property rights and know-how regarding the RFID Label, including the materials, processes and designs related to this technology. (…)
ultimately by Friday 22 January 2016confirm to me in writing, by countersigning this letter, initialling each page to indicate your approval, and returning it marked to my attention by post, fax or email:
13. The tire tracking label of claim 1 wherein the adhesive is a beat-activated adhesive.
US 920 en aanvraag US 806 te behouden. Het gaat om:
- een aanvraag voor Europa, zijnde EP 3 201 841 A1 (hierna: aanvraag EP 841);
- aanvragen voor Brazilië, Australië, Canada, China, Japan, Korea, India en Rusland.
5.De verdere feiten in zaak 20-180
Above all it was the idea of Apollo Vredestein to test cotton based materials; they provided us with the first sample materials, it was Apollo India who put us on the track of using synthetic cotton, again without any exclusivity.This morning I had contact with one of the directors of Apollo Vredestein [naam 10] . I explained him our cooperation and your request regarding the NDA. [naam 10] was not amused at all and he will not sign any NDA since we are Apollo's guests for the last years and no one of the Avery team ever mentioned such an agreement (even not [naam 8] who was present at one of the meetings with Apollo Vredestein, [naam 10] stated).
As discussed by phone as well this afternoon: despite the fact that dissemination of Avery Dennison prototype materials developed for tyre RFID application to parties outside of Avery Dennison-Ferm RFID NDA is not our preferred scenario, provided the circumstances and the business needs to further develop and support tyre RFID market business opportunities, Avery Dennison finds this acceptable to proceed with prototype trials already scheduled with tyre manufacturers.’
6.De verdere feiten in zaak 22-57
EP 322 bij het EOB [3] geschorst.
7.Het geschil in zaak 20-180
[naam 1] heeft als werknemer van Ferm een baanbrekend concept ontwikkeld voor het gebruik van RFID-componenten in – onder meer – autobanden. Het concept komt er op neer dat de RFID-chip wordt omringd door verschillende lagen van bepaalde materialen (een ‘RFID-label’), zodat de chip het proces van vulkanisatie van de autoband en de periode van gebruik van de band kan doorstaan. De samenwerking die Ferm in 2013 aanging met ADE, bestond er uit dat ADE bij Ferm (verschillende) kleefmaterialen voor de lagen van het RFID-label aanbeval en aanleverde.
8.Het geschil in zaak 22-57
In de hoofdzaak
9.De beoordeling in zaak 20-180
Bevoegdheid
WO 933 te willen intrekken, was het kwaad dat heeft geleid tot het aanspannen van onderhavige procedure al deels geschied; ADE had toen al (hetgeen de rechtbank hierna zal oordelen), in strijd met de Geheimhoudingsovereenkomst die zij met Ferm had gesloten, informatie over het door Ferm ontwikkelde concept gedeeld met ADC en die informatie in zoverre al openbaar gemaakt. ADC bood, toen zij de betreffende informatie ontving, niet aan de tussen Ferm en ADE afgesproken geheimhouding naar haar uit te breiden. ADC maakte ook niet duidelijk aan Ferm in hoeverre de informatie die zij van ADE had verkregen, na dit verkrijgen (binnen dan wel buiten ADC) al ‘op straat was komen te liggen’, waarbij de rechtbank meeweegt dat tussen het indienen van aanvraag US 920 en het indienen van aanvraag WO 933 ongeveer een jaar is gelegen. Evenmin was voor Ferm duidelijk of er in de markt ondertussen uitvindingen waren gedaan die relevante stand van de techniek konden vormen. In dit licht bezien, kan niet aan Ferm worden verweten en was dus gerechtvaardigd dat zij niet met intrekking van aanvraag WO 933 heeft ingestemd en het voortzetten van die aanvraag aan ADC heeft gelaten opdat in ieder geval, bij verlening van een octrooi, tot handhaving daarvan zou kunnen worden overgegaan en de gewraakte informatie in ieder geval temporeel bescherming zou genieten jegens derden.
e-mailbericht. In het e-mailbericht wordt niet alleen gesproken over zaken die ADE aangaan (de Geheimhoudingsovereenkomst bijvoorbeeld), maar ook over kwesties die uitsluitend ADC raken en waarover [naam 1] zijn mening en zijn ontstemdheid kenbaar maakt, zoals (maar niet alleen) het indienen van aanvraag US 920, het (niet aan de belangen van Ferm rechtdoende) aanbod van om tot ‘joint filing’ of ‘joint ownership’ te komen en de mededeling dat aanvraag WO 933 zal worden ingetrokken als er geen overeenstemming kan worden bereikt over ‘joint filing’ of ‘joint ownership’ (beide gedaan bij e-mailbericht van 18 december 2015 van [naam 8] , zie hiervoor onder 4.38). In het bewuste e-mailbericht deelt Uijlenbroek ook mee dat Ferm ‘Avery Dennison’ aansprakelijk zal houden voor ‘all damages incurred by Ferm’ als aanvraag WO 933 wordt ingetrokken. Gegeven de geadresseerden van het e-mailbericht en de inhoud hiervan, moet ‘Avery Dennison’ worden begrepen als ‘ADE en ADC’. Het zijn – onder andere – de in bedoeld e-mailbericht verwoorde gebeurtenissen die Ferm aan de tegen (ook) ADC ingestelde schadevordering ten grondslag legt. Indachtig hetgeen hiervoor onder 9.12 is overwogen, is de rechtbank dan ook van oordeel dat [naam 1] het recht van Ferm op het claimen van schadevergoeding in zijn e-mailbericht heeft voorbehouden. Het e-mailbericht kwalificeert daarmee als een stuitingshandeling.
WO 933 wordt ingetrokken.
RFID-component het proces van vulkanisatie doorstaat en tevens blijft functioneren gedurende het gebruik/de levensduur van de band.
RFID-label. Dit RFID-label wordt, aldus Ferm, vervolgens, niet noodzakelijkerwijs in de volgorde ‘face layers(s) – ‘primer layer(s) – ‘adhesive layer(s) – ‘release liner(s)’, op de ‘groene’ autoband aangebracht, hetgeen op verschillende plaatsen op die band kan, bij voorkeur in een zogenaamde ‘sandwichconstructie’. De ‘adhesive’ is op rubber gebaseerd en wordt door hitte geactiveerd. Het ‘backing material’ bestaat uit natuurlijk katoen of synthetisch katoen, katoenpapier, PET (polyethylene terephthalate) of PI (polyamide) dan wel een combinatie van die materialen, zo besluit Ferm met – onder meer – verwijzing naar haar presentatie bij Vredestein op 9 december 2010 (zie hiervoor onder 4.7).
- i) (voor de ‘adhesive layer(s)’ en de ‘release liner(s)’ geschikte), op met name rubber gebaseerde, kleefstoffen/kleefmaterialen bij Ferm aan te bevelen en deze aan haar te leveren (hetgeen heeft geleid tot de keuze voor kleefstof TS8017) en
- ii) input te leveren om tot een juiste samenstelling van de lagen van het RFID-label en een juiste sandwichconstructie te komen.
partnershipmet Ferm wenste(n) aan te gaan en in dat kader
supportkon(den) bieden op
PSA-gebied(op het gebied van kleefstoffen (
pressure sensitive adhesives), zo begrijpt de rechtbank).
They(FERM, toevoeging rechtbank)
have a special RFID tag manufacturing technology that allows for Durable, high performing on the tire, sustainable solution. They are already selling small volumes of RFID tread labels to small tire manufacturers (…)’. Ferm heeft in dit verband ook gewezen op de tests die zij in 2012 met LeCont op een kartcircuit heeft uitgevoerd. Deze waren volgens haar succesvol. Hiertegenover heeft ADE aangevoerd dat dit laatste niets zegt omdat het op te lossen probleem was hoe een RFID-label na vulkanisatie van de ‘groene autoband’ gedurende lange tijd in de autoband bevestigd kon blijven en kon functioneren. ADE miskent hiermee echter dat Ferm haar concept ook heeft ontwikkeld om het proces van vulkanisatie te doorstaan. Overigens heeft ADE het succes van de tests niet (gemotiveerd) bestreden.
US 920, (de eerste octrooiaanvraag) ingediend door ADC, is terechtgekomen.
US 672 (zie 4.46)is opgenomen, niets afkomstig is van [naam 6] en [naam 5] ’ en ‘dat wat in genoemde conclusie staat, was wat Ferm op dat moment al ontwikkeld had’. Hieruit leidt de rechtbank af dat ADE en ADC dit ook menen waar het gaat om conclusies 1, 14 en 15 van aanvragen US 920 (zie 4.26), US 806 (zie 4.32) en WO 933 (zie 4.37). Conclusie 1 van US 672 schrijft ten opzichte van conclusie 1 van de genoemde aanvragen tevens toepassing van ‘unsaturated rubber’ in de ‘adhesive layer’ voor (waarmee ‘crosslinks’ met de band worden bereikt); de toepassing van ‘unsaturated rubber’ in de ‘adhesive layer’ en de ‘crosslinks’ kunnen echter worden teruggevonden in de volgconclusies 14 en 15 van aanvragen US 920, US 806 en WO 933. Weliswaar heeft de advocaat van ADE en ADC tijdens de mondelinge behandeling bij diezelfde gelegenheid ook nog naar voren gebracht dat bedoelde conclusies al behoorden tot de stand van de techniek, maar of dit juist is, is voor de beantwoording van de vraag als hier aan de orde, niet relevant. Ook hier wreekt zich dat ADE en ADC geen verklaringen van de beweerdelijke uitvinders in het geding hebben gebracht.
Our intention was (and is) to (…) have the application be co-owned basis on the joint invention that occurred’ en ook dat in aanvraag US 920 nog wijzigingen kunnen worden aangebracht, zoals het opnemen van ‘
the correct inventorship’. Het e-mailbericht van [naam 8] bevat voorts de volgende passage: ‘
I’d like to propose once more the joint ownership of the patent application[dit betreft aanvraag WO 933, toevoeging rechtbank]
between FERM RFID and Avery Dennison in view of our continuing and growing interest to jointly develop the Tire RFID business’. Dat deze uitlatingen alleen zijn gedaan om, zoals ADE stelt, ‘de verhoudingen goed te houden en niet omdat ADE van mening was ‘dat Ferm enig recht kon doen gelden op de octrooiaanvragen van ADC’, zoals ADC heeft betoogd, blijkt nergens uit.
Ferm kan zich dus, aldus ADE, niet meer op schending van de Geheimhoudingsovereenkomst respectievelijk de Wbb beroepen, althans Ferm handelt, door dit te doen, in strijd met de redelijkheid en billijkheid die partijen jegens elkaar in acht moeten nemen; het stond ADE dus vrij genoemde informatie met ADC te delen en ADC mocht octrooiaanvragen indienen, zo besluit ADE. Op deze verweren gaat de rechtbank hieronder nader in.
- de presentatie die Ferm op 9 december 2010 bij Apollo Vredestein en volgens ADE ongetwijfeld bij vele andere bandenfabrikanten met wie zij contact had, heeft gegeven (zie hiervoor onder 4.7);
- de presentatie die Ferm op 16 november 2012 heeft gegeven bij bandenfabrikant LeCont en volgens ADE ook bij bandenfabrikant Bridgestone (zie hiervoor onder 4.11);
- de in 2012 op een kartcircuit met LeCont uitgevoerde tests (zie hiervoor onder 4.23);
- de door Ferm op 20 maart 2013 op YouTube geposte video (zie hiervoor onder 4.14);
- de door Ferm op 15 juli 2013 op YouTube geposte video (zie hiervoor onder 4.15).
slidesvan de betreffende presentatie staat vermeld, is daartoe onvoldoende.
under strict mutual confidentiality’, dat [naam 1] tijdens de tests en de voorbereiding daarop ‘
retained control of his technology and samples’ en dat ook de tests die in 2012 op het kartcircuit plaatsvonden, onder de ‘
non-disclosure arrangements’vielen. ADE en ADC hebben tot slot niet onderbouwd gesteld dat de precieze samenstelling van de lagen en de kleefstoffen uit de labels ‘reverse geëngineerd’ kan worden, zo dit al in de gegeven omstandigheden mogelijk was.
e-mailbericht van [naam 1] van 25 september 2014 (hiervoor weergegeven onder 5.2).
Next Monday and Tuesday [naam 4] will discuss the start of the "RFID White labelling project" at Apollo India with [naam 10] and [naam 11] . [naam 4] will also vulcanize some new tyres with the synthetic cotton, in combination with RFID (including discussing the speed up of the vulcanization project).
e-mailbericht overigens ook dat het voor Michelin niet mogelijk is om tijdens de tests na te gaan hoe het RFID-label is opgebouwd.
Confidential Disclosure Agreement’. Daarin is opgenomen dat de eerste informatie is uitgewisseld op 30 september 2014, dus niet, zoals ADE betoogt, vóór het moment waarop aanvraag US 920 door ADC werd ingediend.
WO 933, heeft geprofiteerd van de wanprestatie en het onrechtmatig handelen van ADE. ADC heeft dus (ook) onrechtmatig jegens haar gehandeld, aldus Ferm.
- reputatieschade (zo begrijpt de rechtbank) omdat bandenfabrikanten niet (meer) met Ferm in zee willen gaan als zij horen dat de octrooirechten op het door Ferm ontwikkelde concept niet bij haar berusten;
- voor zover al onrechtmatig door ADE en ADC geopenbaard, verder gebruiken, zoals door het indienen (in enig land) van nieuwe octrooiaanvragen (bijvoorbeeld afgeleide aanvragen) of op enige andere wijze en
- voor zover deze nog
nietopenbaar toegankelijk is, aan derden openbaren of deze gebruiken, door het indienen (in enig land) van nieuwe octrooiaanvragen of op enige andere wijze.
Effective Date of the Agreement) tussen partijen zal blijven gelden. In die bepaling kan niet worden gelezen, zoals ADE en ADC kennelijk menen en door Ferm terecht is bestreden, dat de overeenkomst
in ieder gevalna een periode van drie jaar tot een einde komt. Dat de overeenkomst is geëindigd zoals in artikel 6 bedoeld, is gesteld noch gebleken, zodat ervan moet worden uitgegaan dat de verplichtingen tot geheimhouding nog immer voortduren. Hetzelfde volgt voorts uit de Wbb.
- de honoraria van de advocaten (inclusief kantoorkosten) ad € 86.786,70;
- het griffierecht ad € 656,--;
- de (overige) deurwaarderskosten (die, zo begrijpt de rechtbank, ook de dagvaardingskosten omvatten), vertaalkosten en koerierskosten ad € 4.370,25.
octrooizaken, opgesteld voor begroting van kosten op de voet van artikel 1019h Rv (versie 1 september 2020). De zaak ziet immers op technische bedrijfsgeheimen en er zijn in deze zaak uitgebreide verhandelingen gehouden over de door ADC aangevraagde en aan haar verleende octrooirechten en ook over de vraag of de uitvinding die daarin besloten ligt respectievelijk de aan de orde zijnde bedrijfsgeheimen al bekend was/waren, gelet op een aanzienlijk aantal octrooischriften. Deze – in de kern – ‘bedrijfsgeheimen’-zaak heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank veel meer weg van een octrooizaak dan van een ‘gewone’ intellectuele eigendomszaak.
10.De beoordeling in zaak 22-57
Bevoegdheid (in het incident en in de hoofdzaak)
‘Behoudens het bepaalde in de artikelen 4 en 5 zijn, indien de aanvrager van een Europees octrooi noch zijn woonplaats noch zijn zetel in een van de Verdragsluitende Staten heeft en indien de persoon die de aanspraak op verlening van het Europees octrooi doet gelden zijn woonplaats of zetel wel in een van de Verdragsluitende Staten heeft, alleen de rechterlijke instanties van laatstbedoelde Staat bevoegd.’
lex fori, de
lex causaeof enig ander nationaal rechtsstelsel, maar ‘in aansluiting bij het stelsel en de doelstellingen van (de verordening) teneinde de volle werking ervan te verzekeren’ [18] . Het begrip ‘verbintenis uit onrechtmatige daad’ zet het HvJ af tegen het begrip ‘verbintenis uit overeenkomst’ en wordt negatief omschreven. Het begrip ‘verbintenis uit overeenkomst’ legt het HvJ zeer ruim uit. Voldoende is dat sprake is van een verbintenis die een partij vrijwillig jegens een andere partij is aangegaan, zonder dat het bestaan van een tussen partijen gesloten overeenkomst is vereist. Een verbintenis uit onrechtmatige daad omvat elke rechtsvordering die beoogt de aansprakelijkheid van een verweerder in het geding te brengen en die geen verband houdt met een ‘verbintenis uit overeenkomst’ in de zin van (thans) artikel 7 aanhef en lid 1 Brussel I-bis Vo [19] .
- dat onder de plaats waar de schade is ingetreden, is te verstaan de plaats waar de onrechtmatige handeling schadelijk inwerkt op lijf of goed van het slachtoffer, niet de plaats waar het slachtoffer stelt vermogensschade te hebben geleden [21] ;
- dat artikel 7 sub b Brussel I bis-Vo niet zo ruim mag worden uitgelegd dat het iedere plaats omvat waar de schadelijke gevolgen voelbaar zijn van een feit dat reeds elders daadwerkelijk ingetreden schade heeft veroorzaakt [22] ;
- dat zonder bijkomende omstandigheden zuivere financiële schade niet kan worden aangemerkt als relevant aanknopingspunt voor artikel 7 sub b Brussel I bis-Vo [23] ;
- dat de bevoegdheid van de rechterlijke instantie van de plaats van het schadebrengende feit dient te berusten op het bestaan van een bijzonder nauwe band tussen de vorderingen en die rechterlijke instantie op grond waarvan het om redenen verband houdend met een goede rechtsbedeling en nuttige procesinrichting gerechtvaardigd is dat deze rechterlijke instantie bevoegd is [24] .
Erfolgsortaan te merken.
vermeldenvan de bekende verweren en de gronden daarvoor. Dit ‘vermelden’ heeft Ferm in de dagvaarding gedaan. Voorts heeft Ferm niet afgezien van een reactie op de verweren van ADC, maar gesteld dat zij deze al heeft verworpen in het gedeelte van haar dagvaarding dat ziet op haar vorderingen en de onderbouwing daarvan. Die verwerping is te volgen.
geheleniet-Europese octrooi(aanvrag)en, per niet-Europees land had moeten aangeven waarom zij meent dat dit ook dáár mogelijk is en dat de vordering van Ferm daarom niet kan worden toegewezen. In haar (incidentele conclusie tot onbevoegdheid, tevens) conclusie van antwoord heeft zij dat standpunt enkel ingenomen ten aanzien van onderdeel IV van de vorderingen van Ferm (randnummer 16), dat ziet op gedwongen overdracht van het
aandeelin de octrooi(aanvrag)en. Nu zij, zoals hiervoor is overwogen, Ferm echter als geheel rechthebbende beschouwt, komt de rechtbank aan een beoordeling van onderdeel IV van de vorderingen van Ferm niet toe. Bovendien mocht Ferm er aldus geredelijk vanuit gaan dat de betwisting door ADC slechts zag op het aandeel in de octrooi(aanvrag)en en niet op overdracht van het geheel, wat ook te onderscheiden vragen naar vreemd recht zullen zijn. Indien de rechtbank het dus bij de mondelinge behandeling nieuw ingenomen standpunt zou toelaten, zou dit betekenen dat Ferm in de gelegenheid moet worden gesteld om op dit punt nadere (onderbouwde) stellingen in te nemen. Dit acht de rechtbank een te grote vertraging met zich te brengen met bovendien naar het zich laat aanzien hoge kosten voor Ferm, terwijl ADC dit in wezen niet meer dan kaal betwist. Zij heeft geen voorbeeld gegeven van een land waar overdracht van een gehele octrooiaanvraag of een geheel octrooi niet zou kunnen, maar enkel in twijfel getrokken of dit wel kan, terwijl zij toegeeft ‘dat dit voor de Europese octrooiaanvragen wel duidelijk is’. Het verweer komt, zoals Ferm terecht heeft opgemerkt, ook op het eerste gezicht bepaald onaannemelijk voor, omdat overdracht van een octrooi(aanvraag) in elk rechtsstelsel, voor zover de rechtbank bekend, mogelijk is. De omstandigheid dat een opeising in den vreemde mogelijk een andere weg met andere regels moet afleggen, maakt niet dat de rechtbank geen overdracht kan bevelen. De rechtbank gaat daarom aan dit verweer voorbij als tardief en als onvoldoende gemotiveerd. Voor zover de bevolen overdracht naar het recht van een bepaald land toch niet zou kunnen, kan ADC zich in een eventueel executiegeschil op de onmogelijkheid van nakoming beroepen.
Proceskosten10.48. Als de in het incident en de hoofdzaak (overwegend) in het ongelijk gestelde partij zal ADC in de proceskosten die Ferm heeft gemaakt, worden veroordeeld. Onderdeel VI van de vorderingen van Ferm strekt ertoe dat dit gebeurt op de voet van artikel 1019h Rv.
- de honoraria van de advocaten (inclusief kantoorkosten) ad € 63.051,25;
- het griffierecht ad € 676,--;
- een bedrag van € 5.405,04 aan vertaalkosten, koerierskosten en deurwaarderskosten (waaronder, zo begrijpt de rechtbank ook de dagvaardingskosten zijn begrepen).
11.De beslissing
EP 841 en EP 322 bij akte aan Ferm over te dragen en de aan EP 841 en EP 322 gerelateerde octrooiaanvragen en verleende octrooirechten aan Ferm over te dragen op de wijze als in de respectievelijke landen is voorgeschreven;
€ 200.000,--;
€ 200.000,--;