ECLI:NL:RBDHA:2024:6300

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
NL24.15772
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring zonder zicht op uitzetting naar Suriname

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Surinaamse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 14 december 2023 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 17 april 2024 gesloten.

De rechtbank overweegt dat eiser, die stelt dat hij geen reëel zicht heeft op uitzetting naar Suriname, niet voldoende onderbouwd heeft dat de Surinaamse autoriteiten geen laissez-passer zullen verstrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Surinaamse autoriteiten zijn nationaliteit hebben bevestigd en dat verweerder voldoende voortvarend handelt in de voorbereiding van de uitzetting. Eiser heeft geweigerd om mee te werken aan een presentatie, wat de voortgang van de uitzetting belemmert.

De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er geen reden is om aan te nemen dat uitzetting feitelijk onmogelijk is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15772

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. H.G.A.M. Halfers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 14 december 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 17 april 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Surinaamse nationaliteit te hebben.
2. Als een beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond is verklaard, kan de rechtbank in een vervolgberoep tegen het voortduren van de maatregel zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. [1] Gelet op de inhoud van het digitale dossier acht de rechtbank zich in dit geval voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. Eiser heeft verzocht om op zitting te worden gehoord, gelet op het tijdsverloop sinds de behandeling ter zitting van het eerste beroep tegen de maatregel van bewaring. Daarnaast voert eiser in dit verband aan dat hij nooit een rechter heeft kunnen waarnemen, omdat er slechts een audioverbinding mogelijk was vanwege technische problemen. Deze gronden geven echter geen aanleiding eiser alsnog op een zitting te horen, gelet op het navolgende.
3. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats [2] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 13 maart 2024.
5. Eiser voert aan dat er geen reëel zicht is op uitzetting naar Suriname, omdat het niet waarschijnlijk is dat de Surinaamse autoriteiten aan hem een laisser-passer zullen verstrekken als hij niet meewerkt aan zijn presentatie. Hierbij verwijst eiser naar de arresten van het EHRM [3] Mikolenko v. Estland van 8 oktober 2009 en Massoud v. Malta van 27 juli 2010.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat een reëel zicht op uitzetting naar Suriname ontbreekt. Eisers nationaliteit is bevestigd door de Surinaamse autoriteiten. Verweerder wacht nu op de afgifte van een reisdocument voor eiser. Uit het voortgangsrapport van 10 april 2024 volgt dat de Surinaamse autoriteiten vooraf hebben gevraagd om een presentatie van eiser en dat eiser heeft geweigerd te verschijnen op de geplande presentatie van 31 maart 2024. Eiser stelt in zijn aanvullend beroepschrift dat hij zal blijven weigeren om aan een presentatie mee te werken. Dit rechtvaardigt echter niet de conclusie dat uitzetting feitelijk onmogelijk zal zijn vanwege het duurzaam ontbreken van eisers medewerking. Vooropgesteld wordt dat nog altijd kan worden aangenomen dat eiser binnen redelijke termijn naar Suriname kan worden uitgezet als hij hieraan volledig meewerkt. Gelet hierop mag verweerder die volledige medewerking ook van eiser verlangen. In afwachting daarvan mag eiser tijdelijk van zijn vrijheid worden beroofd. In beginsel mag de bewaring maximaal zes maanden duren, maar juist het ontbreken van medewerking en het ontbreken van de benodigde documentatie zoals een laissez-passer liggen ten grondslag aan de wettelijke mogelijkheid om de duur van een maatregel te verlengen. In dit geval moet worden vastgesteld dat eiser sinds 14 december 2023, dus inmiddels iets meer dan vier maanden in vreemdelingenbewaring heeft doorgebracht. Dat is niet zodanig lang dat verweerder niet langer rekening kan houden met de mogelijkheid dat eiser zijn houding wijzigt, nog daargelaten dat ook niet is gebleken dat de Surinaamse autoriteiten bij ongewijzigde omstandigheden hoe dan ook niet bereid zullen zijn om eiser toe te laten. Het beroep van eiser op de arresten van het EHRM leiden dan ook niet tot een geslaagd beroep.
7. Verweerder is tot op heden ook voldoende voortvarend in de voorbereiding van de uitzetting door te rappelleren richting de Surinaamse autoriteiten en vertrekgesprekken te voeren met eiser. Nu eiser elke medewerking weigert komt de langere duur van de bewaring voor zijn risico.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 96, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
2.Uitspraak van 21 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20620, uitspraak van 17 januari 2024,ECLI:NL:RBDHA:2024:650, uitspraak van 29 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2994 en uitspraak van 18 maart 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:4017.
3.Europees Hof voor de rechten van de mens.