ECLI:NL:RBDHA:2024:4017

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
NL24.10298
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting naar Suriname

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Surinaamse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 14 december 2023, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een voortgangsrapportage is ingediend door verweerder, waaruit blijkt dat er zicht is op uitzetting naar Suriname. Eiser heeft echter betoogd dat de rapportage niet tijdig was en dat er geen redelijk zicht op uitzetting zou zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de rapportage tijdig was ingediend en dat er voldoende zicht op uitzetting is, aangezien de Surinaamse autoriteiten de nationaliteit van eiser hebben bevestigd en er een presentatie gepland was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en heeft het beroep ongegrond verklaard, evenals het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10298

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.G.A.M. Halfers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 14 december 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Op 11 maart 2024 is verweerder verzocht om binnen twee werkdagen inlichtingen te geven over de voortgang van de voorbereiding van de uitzetting van eiser.
Eiser heeft op 12 maart 2024 de beroepsgronden ingediend.
Verweerder heeft op 13 maart 2024 een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 13 maart 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1963 en de Surinaamse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats [1] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 20 februari 2024.
4. Eiser stelt allereerst dat verweerder het voortgangsrapport niet tijdig heeft overgelegd. Het voortgangsrapport zou daarom niet bij de beoordeling mogen worden betrokken, omdat dit in strijd zou zijn met de goede procesorde en de bewaring is daarom onrechtmatig. Daarnaast is er geen redelijk zicht op uitzetting naar Suriname.
5. Uit het procesverloop blijkt dat verweerder binnen twee werkdagen het voortgangsrapport heeft ingediend. Deze stukken zijn daarmee tijdig ingediend en het betrekken van het voortgangsrapport bij de beoordeling is dan ook niet in strijd met de goede procesorde. Er is dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de bewaring om die reden onrechtmatig is.
6. Er kan in zijn algemeenheid worden uitgegaan van zicht op uitzetting naar Suriname. Uit het voortgangsrapport blijkt bovendien dat eisers nationaliteit is bevestigd en dat er een presentatie is gepland, waar eiser niet is verschenen. Hieruit blijkt dan ook niet dat de Surinaamse autoriteiten zullen weigeren een lp [2] aan eiser te verstrekken. De enkele stelling dat er geen zicht is op uitzetting heeft eiser niet nader onderbouwd en leidt niet tot een ander oordeel.
7. Ook overigens is het de rechtbank niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uitspraak van 21 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20620, uitspraak van 17 januari 2024,
2.Laissez-passer.