ECLI:NL:RBDHA:2024:6272
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake beëindiging EU-verblijfsrecht en ongewenstverklaring
Op 25 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een Poolse verzoeker. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn EU-verblijfsrecht beëindigde, hem tot onmiddellijk vertrek verplichtte en hem ongewenst verklaarde. De staatssecretaris had op 12 januari 2024 dit besluit genomen, gebaseerd op de strafrechtelijke veroordelingen van de verzoeker, die onder andere diefstal en huisvredebreuk omvatten. De staatssecretaris concludeerde dat het gedrag van de verzoeker een actuele en ernstige bedreiging voor de samenleving vormde.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening op 18 april 2024 behandeld. De verzoeker stelde dat het bestreden besluit onterecht was en dat hij recht had op een tijdelijke schorsing van de ongewenstverklaring, zodat hij zijn ISD-traject kon voortzetten. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er geen sprake was van onverwijlde spoed en dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, wat betekent dat de verzoeker geen rechtmatig verblijf kon verkrijgen in afwachting van de bezwaarprocedure. De uitspraak werd gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, met mr. M.J.C. ten Hoopen als griffier, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.