ECLI:NL:RBDHA:2024:6245

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
23/3567
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om overbrenging vanuit Afghanistan en de toepassing van de Tolkenregeling

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een man uit Afghanistan, tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging naar Nederland. Eiser heeft op 16 januari 2023 een verzoek ingediend bij de minister van Defensie, waarin hij zich beroept op de Tolkenregeling. De minister heeft op 4 mei 2023 gereageerd via e-mail, maar eiser heeft hiertegen rechtstreeks beroep ingesteld, wat volgens de rechtbank niet mogelijk was. De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2024 behandeld, waarbij eiser via een telefonische verbinding aanwezig was, samen met zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst in afwachting van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de vraag of de e-mail van de minister als een besluit moet worden aangemerkt.

Op 10 april 2024 heeft de Afdeling geoordeeld dat de afwijzing van het verzoek om overbrenging een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat de e-mail van 4 mei 2023 een primair besluit is, waartegen eerst bezwaar moet worden gemaakt. Eiser heeft geen bezwaar tegen een terugverwijzing naar de minister om het verzoek als bezwaarschrift te behandelen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en zal het beroepschrift doorzenden naar de minister voor behandeling als bezwaarschrift. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Kleijn en is openbaar uitgesproken op 19 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3567

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Afghanistan, eiser

(gemachtigde: mr. A.J.M. Mohrmann),
en

de minister van Defensie, verweerder,

(gemachtigde: M.M. van Asperen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging naar Nederland.
1.1.
Verweerder heeft bij e-mailbericht van 4 mei 2023 op dit verzoek gereageerd. Eiser heeft hiertegen rechtstreeks beroep ingesteld.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser (via een telefonische verbinding), de gemachtigde van eiser,
M. Masshoor als tolk en de gemachtigde van verweerder. Namens verweerder is ook
mr. A.J.M. Zwiep verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek op zitting geschorst in afwachting van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) over de vraag of het e-mailbericht van verweerder wel of niet als besluit moet worden aangemerkt.
1.4.
De Afdeling heeft op 10 april 2024 uitspraak gedaan. [1] Gemachtigde van eiser heeft hierop op zitting van 11 april 2024 bij deze rechtbank in een soortgelijke zaak, een reactie gegeven. De rechtbank heeft gelet hierop het onderzoek niet heropend, maar zij doet, met in achtneming van eerder genoemde reactie van de gemachtigde van eiser, direct uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 16 januari 2023 heeft eiser een verzoek bij verweerder ingediend om hem over te brengen vanuit Afghanistan naar Nederland. Eiser stelt dat hij tussen 2008 en 2010 als bewaker bij de Afghan Security Guard (hierna: ASG-bewaker) heeft gewerkt. Eiser beroept zich op de Tolkenregeling. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen omdat eiser niet aan de voorwaarden voor de Tolkenregeling voldoet.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eiser betoogt dat hij wel aan de voorwaarden voor de Tolkenregeling voldoet. Daarnaast voert hij aan dat de afwijzing van zijn verzoek door verweerder een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hij verwijst daarbij onder meer naar de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2022. [2]
4. Verweerder stelt dat een reactie op een verzoek om overbrenging uit Afghanistan op grond van de Tolkenregeling geen besluit is in de zin van de Awb. Dat betekent dat eiser zich niet tot de bestuursrechter kan wenden. Verweerder stelt zich ook op het standpunt dat rechtstreeks beroep niet openstond. Voor deze procedures is niet algemeen ingestemd, of zou zijn ingestemd met het overslaan van de bezwaarfase.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De Afdeling heeft op 10 april 2024 geoordeeld dat de afwijzing van een verzoek op grond van de Tolkenregeling een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. [3] Naar het oordeel van de rechtbank is de e-mail van 4 mei 2023 een primair besluit, waartegen eerst bezwaar moet worden gemaakt. Hoewel de Awb [4] de mogelijkheid geeft tot rechtstreeks beroep, heeft verweerder in haar verweerschrift al aangegeven hiermee niet in te stemmen. Overigens heeft de gemachtigde van eiser, op de in rechtsoverweging 1.4 genoemde zitting, gezegd geen bezwaar te hebben tegen een terugverwijzing naar verweerder om te worden behandeld als een bezwaarschrift.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank zal het beroepschrift doorzenden naar verweerder om te worden behandeld als een bezwaarschrift. [5]
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr.S. Hoeijmans, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 10 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1500.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2592.
3.Zie noot 1.
4.Artikel 7:1a van de Awb.
5.Artikel 6:15 van de Awb.