ECLI:NL:RBDHA:2024:5948

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
23/6366
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag tot verhoging van het salarisnummer van een beroepsmilitair met terugwerkende kracht

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een beroepsmilitair, tegen de afwijzing van zijn aanvraag om met terugwerkende kracht zijn salarisnummer te verhogen. Eiser is per 22 februari 2016 aangesteld in salarisnummer 4 en verzocht op 19 mei 2022 om een hoger salarisnummer, omdat hij meende dat zijn relevante vooropleiding en werkervaring niet correct waren meegenomen bij zijn aanstelling. Verweerder, de Commandant Luchtstrijdkrachten, heeft deze aanvraag afgewezen met het besluit van 19 december 2022, en bleef bij deze afwijzing na het bezwaar van eiser op 14 augustus 2023.

De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van verweerder. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft besloten het aanstellingsbesluit niet te herzien, omdat de aanstellingsnota 2016 niet van toepassing was op het moment van eisers aanstelling. Eiser had geen bezwaar gemaakt tegen zijn aanstellingsbesluit, wat een belangrijk verschil vormt met een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat het salarisnummer van eiser ongewijzigd blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland en is openbaar uitgesproken op 25 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6366

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.A. van Helvoort),
en

de Commandant Luchtstrijdkrachten, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. N. Frishert en mr. drs. A. Verkroost).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om met terugwerkende kracht, vanaf de datum van indiensttreding, zijn salarisnummer met drie nummers te verhogen.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 19 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 augustus 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is per 22 februari 2016 aangesteld als beroepsmilitair bij de luchtmacht in salarisnummer 4. Op 19 mei 2022 heeft eiser verzocht om hem vanaf de datum van zijn aanstelling een hoger salarisnummer toe te kennen omdat hem inmiddels duidelijk is geworden dat er extra salarisnummers toegekend dienen te worden voor zijn relevante vooropleiding en werkervaring.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Verweerder wijst het verzoek om herziening van het aanstellingsbesluit af omdat ten tijde van eisers aanstelling dergelijk beleid nog niet bestond. In het bestreden besluit benadrukt verweerder dat wel rekening gehouden is met eisers kennis en ervaring door hem in salarisnummer 4 te plaatsen en niet in 0. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet omdat er volgens verweerder geen sprake is van gelijke gevallen. Ook de situatie van de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 mei 2020 [1] is niet vergelijkbaar omdat die militair wel bezwaar gemaakt heeft tegen zijn aanstellingsbesluit zodat in bezwaar bij de heroverweging de nieuwe aanstellingsnota betrokken kon worden. Eiser heeft dat niet gedaan.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Het klopt niet dat eiser bij zijn aanstelling 4 salarisnummers kreeg voor zijn kennis en ervaring. Bij het aanstellingsgesprek is eiser medegedeeld dat deze elementen niet meegewogen zouden worden. De 4 nummers komen overeen met eisers leeftijd, zoals ook te lezen op het arbeidsvoorwaardenformulier. Uit artikel 7, eerste lid, van het Inkomstenbesluit militairen (Ibm) volgt dat de kennis en ervaring meegewogen moeten worden bij het toekennen van de salarisschaal. Daarmee is eiser evident onredelijk ingeschaald zodat hem vanaf datum aanstelling de extra nummers moeten worden toegekend. Collega’s die een maand later dan eiser zijn aangesteld vielen onder aanstellingsnota 2016 en kregen daarmee wel hogere salarisnummers.
Verweerder is ten onrechte niet ingegaan op het verzoek om een duuraanspraak toe te kennen. Er had een splitsing gemaakt moeten worden tussen het verzoek voor het verleden en voor het heden en de toekomst.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Vooropgesteld wordt dat eiser verweerder verzoekt om van het in rechte vaststaande aanstellingsbesluit terug te komen, zoals bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit geding gaat over een duuraanspraak. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat bij de toetsing van een besluit over een herhaalde aanvraag om een duuraanspraak een onderscheid gemaakt moet worden tussen het verleden en de toekomst. [2]
6.1
Wat betreft de periode voorafgaand aan het verzoek om terug te komen van een eerder genomen besluit, dient de bestuursrechter zich in beginsel te beperken tot de vraag of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden en, zo ja, of het bestuursorgaan daarin aanleiding had behoren te vinden om het oorspronkelijke besluit te herzien. Verweerder heeft in het geval van eiser aangenomen dat de aanstellingsnota 2016 als een novum geldt. Het nieuwe feit heeft verweerder echter geen aanleiding gegeven om het aanstellingsbesluit te herzien. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit terecht besloten heeft. De aanstellingsnota 2016 was immers nog niet van toepassing op het moment van eisers aanstelling.
6.2
Dat sprake is van een novum maakt niet dat verweerder uit had moeten gaan van de fictie waarin eiser wel bezwaar zou hebben gemaakt tegen het aanstellingsbesluit. Daarmee is ook het verschil met de voornoemde rechtbankuitspraak van 20 mei 2020 gegeven. In dat geval was de eiser immers wel in bezwaar gegaan tegen het aanstellingsbesluit. Daarmee kon het nieuwe beleid in de volledige heroverweging in bezwaar meegenomen worden. Dat is anders in het geval van eiser.
7.1
Wat betreft de periode na het verzoek om terug te komen van een eerder genomen besluit, moet een minder terughoudende toetsing worden gehanteerd. Daarbij zal het bij een duuraanspraak in de regel niet met een evenwichtige en zorgvuldige belangenafweging verenigbaar zijn dat een besluit waarbij ten onrechte een te laag salarisnummer is toegekend blijvend aan de verzoeker wordt tegengeworpen.
7.2
Verweerder heeft ter zitting toegelicht hoe ten tijde van eisers aanstelling uitvoering gegeven werd aan artikel 7, eerste lid, van het Ibm. Er bestond op dat moment nog geen geschreven beleid maar wel een bestendige gedragslijn. Daarbij was het uitgangspunt dat het salarisnummer dat toegekend werd voor kennis en ervaring 0 was. Dat was ingegeven door de ruime arbeidsmarkt op dat moment. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat in bijzondere omstandigheden wel eens afgeweken werd van deze gedragslijn. Dat kon bijvoorbeeld aan de orde zijn bij vacatures die lastig ingevuld konden worden zoals die voor (tand)artsen. In de functie van eiser was dat niet het geval. Het is de rechtbank niet gebleken dat de bestendige gedragslijn willekeurig toegepast werd. De rechtbank begrijpt eisers opmerking ter zitting dat het fijner was geweest dat het beleid op schrift stond. Dat is echter geen vereiste dat voortvloeit uit artikel 7 van het Ibm.
Hoewel de rechtbank de frustratie van eiser kan begrijpen is het feit dat de aanstellingsnota 2016 op het moment van aanstelling nog niet van toepassing was. De door verweerder gevolgde bestendige gedragslijn komt de rechtbank niet onredelijk voor.
8. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt ook niet aangezien verweerder voor iedere genoemde persoon relevante verschillen ten opzichte van eiser geduid heeft.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers salarisnummer ongewijzigd blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2024.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie Centrale Raad van Beroep van 8 juni 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW8262.