ECLI:NL:RBDHA:2024:5939
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijk verklaring van een asielaanvraag op basis van internationale bescherming in Duitsland
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Eritrese nationaliteit, heeft op 22 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 28 maart 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming geniet in Duitsland sinds 19 december 2016. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat deze bescherming is ingetrokken of beëindigd.
De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht heeft gebaseerd op de Eurodac-registratie, die actuele informatie bevatte. Eiser heeft aangevoerd dat de Eurodac-registratie niet actueel is en dat hij geen verblijfsrecht meer heeft in Duitsland, maar deze stellingen zijn niet onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om aan te tonen dat hij geen internationale bescherming meer heeft, wat hij niet heeft gedaan.
De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris mag uitgaan van de juistheid van de Eurodac-informatie, zolang deze actueel is en de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling duidelijk is. Aangezien er geen bewijs is dat de Duitse autoriteiten de internationale bescherming hebben ingetrokken, blijft de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag in stand. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.