Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis bij zijn moeder. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat eerder voorlopig was toegewezen. De rechtbank heeft dit verzoek definitief toegewezen, gezien de financiële situatie van eiser.
Eiser heeft zijn aanvraag op 15 juli 2023 ingediend. De verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen, maar heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit op 14 januari 2024 verstreken was zonder dat er een besluit was genomen. Eiser heeft verweerder op 16 januari 2024 in gebreke gesteld en het beroep is op 1 februari 2024 ingediend, wat tijdig was.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder binnen twintig weken na de uitspraak een besluit moet nemen en dat er een dwangsom van € 100 per dag verbeurd wordt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Tevens heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 422,50. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt.