ECLI:NL:RBDHA:2024:5819
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot overbrenging naar Nederland van een Afghaanse eiser na 11 oktober 2021
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2024, zaaknummer 23/4857, wordt het beroep van een Afghaanse eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging naar Nederland beoordeeld. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. Mohrmann, heeft zijn verzoek ingediend op 29 maart 2023, na de deadline van 11 oktober 2021, en voldoet daarmee niet aan de voorwaarden die zijn gesteld in de Kamerbrief van het ministerie van Defensie. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, de minister van Buitenlandse Zaken, terecht heeft afgewezen dat de eiser in aanmerking komt voor overbrenging, omdat hij niet behoort tot de afgebakende groepen die voor speciale voorzieningen in aanmerking komen.
De rechtbank stelt vast dat de eiser niet is voorgedragen door een NGO en dat hij niet behoort tot de groep die voor 11 oktober 2021 bekend was bij het ministerie van Defensie. Eiser betoogt dat hij meer dan een jaar als bewaker voor Defensie heeft gewerkt en dat hij voldoet aan de criteria in de Kamerbrief, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is om zijn verzoek te honoreren. De rechtbank wijst erop dat het beleid van de overheid ruimte biedt voor beleidsafbakening en dat de eiser niet kan aantonen dat zijn rechten zijn geschonden.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser geen recht heeft op overbrenging naar Nederland en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.