ECLI:NL:RBDHA:2024:5772
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag leerlingenvervoer wegens niet-dichtstbijzijnde toegankelijke school
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2024, in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, werd het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor leerlingenvervoer ongegrond verklaard. Eiseres had verzocht om leerlingenvervoer voor haar zoon, die regulier vmbo leerwegondersteunend onderwijs volgt op het College [school 1] in [plaats 1]. De aanvraag was door verweerder afgewezen op basis van het feit dat het College [school 1] niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school was. Verweerder had vastgesteld dat het [school 2] in [plaats 2] dichterbij de woning van eiseres lag en ook vmbo met lwoo onderwijs aanbiedt.
De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat het [school 2] niet toegankelijk was voor haar zoon. De rechtbank benadrukte dat de toegankelijkheid van een school enkel op basis van objectieve factoren met betrekking tot het gegeven onderwijs beoordeeld moet worden. Eiseres had geen bewijs geleverd dat haar zoon niet naar het [school 2] kon gaan, en haar argumenten over de specifieke onderwijsbehoeften van haar zoon werden niet geaccepteerd. De rechtbank concludeerde dat verweerder in redelijkheid kon besluiten dat het College [school 1] niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school was en dat de zoon van eiseres in staat was om zelfstandig naar het [school 2] te reizen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekende dat eiseres geen recht had op leerlingenvervoer voor het schooljaar 2022-2023. Eiseres kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.