Op 17 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot adoptie van een meerderjarig persoon. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.J. Ruysendaal, heeft het verzoek ingediend om [belanghebbende], geboren op [geboortedatum] 2003, te adopteren. De moeder van [belanghebbende], die onder curatele staat, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat [belanghebbende] ten tijde van het verzoek meerderjarig was, wat in strijd is met de voorwaarden voor adoptie zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Verzoekster heeft betoogd dat er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen, met een beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de hechte band tussen verzoekster en [belanghebbende] niet voldoende is om het vereiste van minderjarigheid te negeren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen zeer bijzondere omstandigheden zijn die een ongeoorloofde inmenging in het gezinsleven zouden opleveren. Het verzoek tot adoptie is afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd.