ECLI:NL:RBDHA:2024:5469

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
23_7295
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om overbrenging vanuit Afghanistan; afwijzing aanvraag op basis van speciale voorziening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om overbrenging naar Nederland. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Defensie op 8 november 2022, en het bezwaar van eiser werd op 22 september 2023 door de minister van Buitenlandse Zaken bevestigd. Eiser, die tussen 2006 en 2010 als bewaker voor de Afghan Security Guard (ASG) werkte, stelt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor de speciale voorziening, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet onder de afgebakende groepen valt die in de Kamerbrief van 11 oktober 2021 zijn genoemd. Eiser heeft zijn verzoek pas na deze datum ingediend, waardoor hij niet in aanmerking komt voor de speciale regeling. De rechtbank wijst erop dat het beleid van de overheid buitenwettelijk en begunstigend is, en dat de minister beleidsvrijheid heeft om criteria vast te stellen. Eiser kan geen recht op overbrenging ontlenen aan de omstandigheden die hij aanvoert, zoals het gevaar dat hij loopt in Afghanistan. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de minister niet verplicht is om eiser en zijn gezin over te brengen naar Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7295

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.H.A. Kessels),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Asperen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser om overbrenging naar Nederland.
1.1.
De minister van Defensie heeft deze aanvraag met het besluit van 8 november 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 september 2023 op het bezwaar van eiser heeft verweerder het besluit van de minister van Defensie voor zijn rekening genomen en is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser (met behulp van een telefoonverbinding), de gemachtigde van eiser en A. Hairan als tolk deelgenomen. Namens verweerder hebben de gemachtigde van verweerder, mr. M.D. Barendrecht en mr. A.J.M. Zwiep deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft verzocht om hem over te brengen naar Nederland. Hij stelt tussen 2006 en 2010 te hebben gewerkt als bewaker van de Afghan Security Guard (ASG) voor de Nederlandse strijdmacht in [plaatsnaam] (Kamp [kampnaam 1] en Kamp [kampnaam 2] ). Hij was bewaker bij de hoofdingang en controleerde en fouilleerde mensen. Verweerder heeft het verzoek afgewezen, omdat eiser niet is opgeroepen om naar het vliegveld te komen voor evacuatie en ook niet valt onder de groepen die in de Kamerbrief van 11 oktober 2021 zijn genoemd. Hij valt niet onder de afgebakende groep van Defensie waarvan de gegevens op 11 oktober 2021 bekend waren. Eiser heeft het verzoek pas geruime tijd later gedaan. Eiser is het hier niet mee eens.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat hij voldoet aan de voorwaarden van de speciale voorziening, omdat hij in de afgelopen twintig jaar meer dan een jaar structureel substantiële werkzaamheden heeft verricht voor Defensie in een voor het publiek zichtbare functie. Een bewaker in de functie zoals die door hem werd bekleed was zichtbaar voor buitenstaanders en leden van de Taliban. Hij verwijst in dit verband naar het interview met [naam] dat hij heeft overgelegd. De Nederlandse staat heeft een inspanningsverplichting op zich genomen ten behoeve van personen die voor Defensie werkzaamheden hebben verricht en daardoor gevaar kunnen lopen. Hij doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Anderen zijn wel naar Nederland overgebracht. Verder was hij al bekend bij verweerder. Er was een database van de salarislijst. In dit verband heeft hij informatie van Vluchtelingenwerk Nederland van 13 november 2023 overgelegd. In de Kamer is bovendien gezegd door de minister dat mensen die nog niet op het netvlies stonden van Defensie, maar objectief wel onder de criteria vallen, zich wel konden blijven melden. Hij heeft zich niet eerder gemeld voor evacuatie, omdat hij niet wist hoe hij contact kon leggen. Er is niet duidelijk gecommuniceerd over de mogelijkheden die er voor hem waren en er is geen nader onderzoek naar zijn situatie gedaan. Het vasthouden aan de afwijzing is niet evenredig met het doel van het instellen van de speciale voorziening. In de brief van 19 december 2023 van de minister van Defensie aan de Tweede Kamer, staat dat zal worden overgegaan tot het herbeoordelen van aanvragen van ASG-bewakers. Hij loopt een reëel gevaar. Hij verwijst naar de Country Guidance van EUAA van januari 2023 en een artikel in het NRC van 6 augustus 2023. Zijn neef, die ook in Kamp [kampnaam 1] werkte en in zijn ouderlijk huis woonde, is vlak na de val van de regering vermoord door de Taliban. Hij bezoekt zijn gezin stiekem en sporadisch. Volgens mensen uit zijn dorp wordt er nog wel eens naar hem gevraagd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Het beleid en toetsingskader voor overbrenging van personen uit Afghanistan is neergelegd in de Kamerbrief van 11 oktober 2021. [1] In die brief wordt een speciale voorziening getroffen voor twee afgebakende groepen die, naast personen die ten tijde van de acute evacuatiefase op grond van de motie Belhaj [2] al waren opgeroepen, voor overbrenging naar Nederland in aanmerking komen.
5. Het gaat hierbij onder meer om personen (en hun kerngezinnen) die in de afgelopen twintig jaar hebben gewerkt voor Defensie of EUPOL in Afghanistan in een voor het publiek zichtbare functie. Zij moeten kunnen aantonen dat zij ten minste een jaar structureel substantiële werkzaamheden hebben verricht voor Defensie en/of voor een Nederlandse functionaris EUPOL. Hun identiteit en Afghaanse nationaliteit moet vast te stellen zijn. In de Kamerbrief staat dat Defensie en Justitie en Veiligheid de criteria zullen toepassen op de nu bij Defensie beschikbare data, waaronder de meldingen van veteranen. Het betreft een afgebakende groep van ongeveer 500 Afghanen (inclusief kerngezinnen) die vóór 11 oktober 2021 een verzoek tot overbrenging hebben ingediend bij het ministerie van Defensie, dan wel bekend zijn door meldingen van bijvoorbeeld veteranen. Deze verzoeken en meldingen zijn door verweerder gebundeld in een database die dient als referentie. Tijdens eerdere zittingen waarin dezelfde rechtsvragen speelden [3] heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat met de “nu bij Defensie beschikbare data”, zoals genoemd in de Kamerbrief, de mailboxen worden bedoeld waarin de verzoeken om overbrenging zijn binnengekomen en niet of eiser in een mogelijk bij het ministerie van Defensie aanwezig ander databestand is opgenomen (geweest).
6. Over de speciale voorziening heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State twee richtinggevende uitspraken gedaan. [4] Geoordeeld is dat het gaat om buitenwettelijk en begunstigend beleid, waarbij het kabinet veel beleidsruimte heeft. Het stond het kabinet daarom vrij om vereisten vast te stellen zodat de groepen waarop de begunstiging van toepassing is duidelijk konden worden afgebakend. [5] Aan personen die buiten dit beleid vallen, wordt niets onthouden waar zij anders wel recht op zouden hebben. Als de minister de overkomst van personen die buiten dit beleid vallen niet faciliteert, schendt hij niet hun fundamentele rechten. Het beleid is niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. [6]
7. De rechtbank is het met verweerder eens dat eiser niet valt onder een van de twee groepen waarvoor het kabinet in de Kamerbrief een speciale voorziening heeft getroffen, te weten dat het moet gaan om personen die in de afgelopen twintig jaar hebben gewerkt voor Defensie of EUPOL in Afghanistan in een voor het publiek zichtbare functie. Eiser heeft geruime tijd na 11 oktober 2021, namelijk op 19 september 2022, zijn verzoek om overbrenging bij Defensie heeft ingediend. Daarmee valt hij niet onder de speciale voorziening.
8. Zoals de rechtbank onder rechtsoverweging 6 al heeft overwogen gaat het hier om buitenwettelijk begunstigend beleid waarbij verweerder de beleidsvrijheid heeft om de criteria uit de speciale voorziening op deze wijze kwantitatief af te bakenen. Hieruit kan worden afgeleid dat het niet relevant is of de gegevens van eiser in de periode voor 11 oktober 2021 al bekend hadden kunnen zijn bij verweerder in een ander databestand. De informatie van Vluchtelingenwerk Nederland over de registratie van defensiepersoneel in Afghanistan is daarom niet van betekenis voor de beoordeling van het beroep. Ook de overige gronden die zijn gericht tegen deze wijze van afbakening kunnen niet slagen. Eiser kan hier dan ook geen recht op overbrenging aan ontlenen.
9. De omstandigheid dat eiser gevaar loopt in Afghanistan kan, zoals ook door de Afdeling reeds is bevestigd, niet worden betrokken bij de beoordeling.
10. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel leidt evenmin tot het oordeel dat verweerder alsnog de komst van eiser naar Nederland had moeten faciliteren. Eiser heeft niet voldoende kunnen onderbouwen dat zijn situatie vergelijkbaar is met die van twee andere ASG-bewakers die wel door verweerder zijn overgebracht. Verweerder stelt terecht dat ASG-bewakers kunnen zijn overgebracht omdat zij voldeden aan de inhoudelijke criteria. Verweerder heeft te kennen gegeven dat in twee gevallen over het hoofd is gezien dat het verzoek dateerde van na 11 oktober 2021, maar hij heeft er daarbij terecht op gewezen dat hij gemaakte fouten niet hoeft te herhalen.
11. Verweerder heeft het overbrengingsverzoek van eiser terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder zich niet hoeft in te spannen om eiser en zijn gezin over te brengen naar Nederland.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2021/22, 27 925, nr. 860.
2.Motie van het lid Belhaj c.s., Kamerstukken II 2020/21, 25 925, nr. 788
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12329, r.o. 9.
4.Zie de uitspraken van de Afdeling van 22 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:718 en ECLI:NL:RVS:2023:719.
5.Zie de uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag van 22 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2164.
6.ECLI:NL:RVS:2023:718 overweging 4.2. en ECLI:NL:RVS:2023:719 r.o. 5.1.