4.99.Het is niet in geschil dat er geen kitwerk is aangebracht bij het tegelwerk van de twee toiletruimtes. In het rapport van Dekra worden de kosten voor kitten van de twee toiletruimtes geschat op 2 x € 150,- exclusief opslagen en btw. [handelsnaam 1] raamt de kosten op 2 x € 66,- aan arbeid en materiaal, exclusief btw, maar die kostenbegroting acht de rechtbank tegenover het rapport van Dekra – die als deskundige de staat van het werk en het ontbrekende kitwerk heeft beoordeeld en ingeschat – onvoldoende onderbouwd. De rechtbank begroot de kosten op het door Dekra ingeschatte bedrag:
€ 426,16, inclusief btw.
Openslaande deuren (3.6, 4.1, 5.1 en 10.2 Dekra )
4.100. Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van het rapport van Dekra in voldoende mate vast dat de kozijnen van de openslaande deuren in de achtergevel (bij de badkamer en de slaapkamer), de tuinkamer en de zitkamer zijn beschadigd. [eiser] heeft tevens gesteld – en met een Whatsapp van de glaszetter onderbouwd – dat het glas van de deuren niet goed was geplaatst waardoor deze aan het verzakken waren. Ook in het rapport van Dekra was al geconstateerd dat de openslaande deuren in de zitkamer lastig openen en sluiten. [handelsnaam 1] heeft het bestaan van de door [eiser] gestelde gebreken aan de deuren onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat deze vaststaan.
4.101. De volgende vraag is wat de redelijke herstelkosten van die gebreken zijn. Volgens Dekra moeten de beschadigde deuren opnieuw opgeschuurd worden en geschilderd worden, en in sommige gevallen ook opnieuw afgehangen. De herstelkosten hiervan zijn door Dekra ingeschat op € 3.000,- geschat (€ 750,- per deur(en) met kozijn), exclusief opslagen en btw, oftewel in totaal iets meer dan € 4.000,- inclusief btw. [handelsnaam 1] heeft de hoogte van deze herstelkosten betwist.
4.102. [eiser] heeft de deuren inmiddels door een glaszetter laten herstellen. Volgens [eiser] zijn de deuren verschillende keren door verschillende personen onder handen genomen, waaronder het afstellen van de deuren, het verwijderen en opnieuw plaatsen van het glas en het schaven en schuren van de kozijnen en de deuren, alsook het bijplaatsen van hang- en sluitwerk. [eiser] heeft verder niet toegelicht of inzichtelijk gemaakt welk bedrag hij hiervoor heeft betaald; er zijn ook geen facturen overlegd. Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat hij het werk van de glaswerker zwart heeft laten uitvoeren.
4.103. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] voldoende heeft onderbouwd dat het herstel van de deuren een redelijke mate van werk heeft gevergd, ook omdat het glas van de deuren niet goed was geplaatst. [eiser] heeft echter, gegeven het reeds uitgevoerde herstel, onvoldoende onderbouwd dat de werkelijke herstelkosten ook zo hoog zijn als eerder door Dekra was begroot. De rechtbank schat de herstelkosten bij gebrek aan voldoende concrete aanknopingspunten voor de werkelijke omvang, in op € 750,- per deur,
€ 3.000,-in totaal. Het meerdere wordt als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
Beschadigde vensterbanken (3.7, 4.2 en 5.2 Dekra )
4.104. Tussen partijen is niet in geschil dat de natuurstenen dorpels en vensterbanken bij de uitvoering van de werkzaamheden zijn beschadigd. Volgens [eiser] gaat het om de dorpels voor de drie openslaande deuren en de hardstenen vensterbank in de serre. [handelsnaam 1] heeft niet betwist dat de vensterbanken zijn beschadigd en dat dit voor zijn rekening komt, omdat hij de vensterbanken bij de uitvoering tegen krassen had moeten beschermen.
4.105. Partijen twisten wel over de wijze van herstel en de kosten daarvan. Dekra adviseert de vensterbanken op te schuren en opnieuw af te werken en schat de kosten daarvan op in totaal € 4.800,-, exclusief opslagen en btw. Volgens [handelsnaam 1] kunnen de beschadigingen eenvoudig worden hersteld, door middel van zoeten. De daarmee samenhangende kosten bedragen volgens [handelsnaam 1] hoogstens € 75,-, exclusief btw.
4.106. [eiser] heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij de vensterbanken nog niet heeft laten herstellen en zich ook nog niet nader over (de kosten van) de noodzakelijke herstelmethode heeft laten informeren. De rechtbank kan op basis van het partijdebat nog geen voldoende gefundeerd oordeel geven over de noodzakelijke herstelmethode en de kosten daarvan. De rechtbank zal [eiser] opdragen om bij akte nader te onderbouwen (met een of meer toegelichte offertes van ter zake deskundige herstelbedrijven) wat de noodzakelijke herstelmethode is en wat de kosten daarvan zijn. Daarbij moet ook worden toegelicht of zoeten een adequate herstelmogelijkheid is en zo nee, waarom niet. [handelsnaam 1] kan vervolgens bij antwoordakte reageren.
Ontbrekende (opleg)binnendeuren (4.3 en 11.4 Dekra ), binnendeur vaste kast onjuist geplaatst (4.4 Dekra )
4.107. Vast staat dat [handelsnaam 1] in het souterrain en in de meterkast en het toilet op de begane grond stompe binnendeuren heeft geplaatst. In het rapport van Dekra is opgemerkt dat dit tijdelijke deuren zijn die in de bouw worden gebruikt om kozijnen tijdelijk dicht te zetten.
4.108. Vast staat ook, dat in het bestek (30.33) was opgenomen dat alle binnendeuren opdekdeuren moeten zijn. De offerte van [handelsnaam 1] was mede op dit bestek gebaseerd. [eiser] mocht dan ook verwachten opdekdeuren van [handelsnaam 1] geleverd te krijgen. Dat tijdens het werk met instemming van Babel Bouwadvies en [eiser] is besloten stompe deuren te leveren in plaats van opdekdeuren, zoals [handelsnaam 1] stelt, ligt naar het oordeel van de rechtbank – gelet op het verschil in uitstraling tussen beide soorten deuren – niet voor de hand en is tegenover de betwisting van [eiser] ook niet door [handelsnaam 1] onderbouwd. Dat Babel Bouwadvies en [eiser] niet hebben geprotesteerd tegen het plaatsen van de stompe binnendeuren betekent niet dat zij stilzwijgend met deze deuren als ‘eindproduct’ hebben ingestemd, want uit het rapport van Dekra volgt dat dit slechts tijdelijke deuren voor de bouwperiode waren. [eiser] mocht daarvan uitgaan en mocht dus ook verwachten later alsnog opdekdeuren geleverd te krijgen.
4.109. [eiser] heeft dan ook aanspraak op vergoeding van de kosten om alsnog de opdekdeuren te laten plaatsen, waar binnendeuren waren voorzien maar geen opdekdeuren door [handelsnaam 1] zijn geleverd. Een volgende vraag is om hoeveel deuren het gaat. Uit de stellingen van partijen blijkt dat zij daarover van mening verschillen.
4.110. In de schadebegroting van Dekra wordt uitgegaan van het verwijderen en plaatsen van
viernieuwe binnendeuren, met kozijn. De rechtbank maakt uit het rapport van Dekra op dat Dekra kennelijk uitgaat van twee te leveren binnendeuren in het souterrain (inclusief de deur voor de vaste kast, gebrek 4.4) en twee te leveren deuren binnendeuren op de begane grond, namelijk de deuren van de meterkast en het toilet (zie gebrek 11.4, p. 9 van het Dekra -rapport).
4.111. [handelsnaam 1] voert aan dat volgens de oorspronkelijke overeenkomst maar twee binnendeuren waren voorzien. Op de gewijzigde tekeningen van Babel Bouwadvies (productie 18) is één deur op de begane grond (toilet) geprojecteerd en één deur in het souterrain (installatieruimte/berging). Nadien is daar volgens [handelsnaam 1] één deur als meerwerk bijgekomen, namelijk de binnendeur van de te realiseren vaste kast in het souterrain ter hoogte van een te handhaven dragende muur (gebrek 4.4).
4.112. De rechtbank ziet op de tekeningen van de begane grond (productie 18, tekening -P01) niet alleen een deur geprojecteerd bij het toilet maar ook bij de meterkast (naast de voordeur). Naar het oordeel van de rechtbank heeft [handelsnaam 1] aldus zijn stelling dat hij voor de begane grond maar één binnendeur hoefde te leveren, onvoldoende onderbouwd.
4.113. Anderzijds heeft [handelsnaam 1] in deze procedure óók onweersproken gesteld dat partijen met betrekking tot de afwerking van de meterkast tijdens het werk aanpassingen zijn overeengekomen, omdat bleek dat achter de meterkast – naast de voordeur – een tweede (ongebruikte) bestaande voordeur was. Volgens [handelsnaam 1] is daarom in overleg met Babel Bouwadvies afgesproken dat de meterkast in hoogte zou worden beperkt en breder zou worden gemaakt (conclusie van antwoord [handelsnaam 1] , 5.3.2.16).
4.114. Dit timmerwerk rondom de meterkast is door Dekra als afzonderlijk gebrek (11.2) opgenomen in het rapport. Dekra schrijft hierover onder meer dat voor de meterkast twee tijdelijke binnendeuren zijn gebruikt en dat rondom deze deuren betimmering is aangebracht en dat dit alles niet volgens tekening is en niet voldoet aan het niveau dat men van een professioneel aannemer mag verwachten ( Dekra -rapport, p. 8). De herstelkosten voor dit gebrek 11.2 zijn door Dekra begroot op een bedrag van € 1.180,-, exclusief opslagen en btw (herstelbegroting Dekra , p. 3 onder ‘hout constructies’). Het is voor de rechtbank niet duidelijk hoe deze herstelkosten zich verhouden tot de herstelkosten voor gebrek 11.4 (de binnendeuren) en of hier niet twee keer herstelkosten voor dezelfde binnendeur worden gerekend. [eiser] heeft hierover ook geen duidelijkheid verschaft. De rechtbank gaat bij die stand van zaken ervan uit dat gebrek 11.2 alle herstelkosten voor de meterkast omvat, inclusief deuren, en dat het voor wat betreft gebrek 11.4 nog maar gaat om één binnendeur, namelijk die van het toilet.
4.115. Het staat daarmee in elk geval vast, voor zover hier relevant, dat [handelsnaam 1] op grond van de overeenkomst op twee plekken een tijdelijke binnendeur heeft aangebracht waar een opdekdeur had moeten worden geleverd: bij de berging in het souterrain en bij het toilet op de begane grond. De (derde) deur van de meterkast laat de rechtbank buiten beschouwing (zie hiervoor). De (vierde) deur van de vaste kast in het souterrain (meerwerk) bespreekt de rechtbank hierna afzonderlijk.
4.116. Ten aanzien van de herstelkosten van de twee niet geleverde opdekdeuren is de rechtbank, met Dekra en [eiser] , van oordeel dat voor vervanging door een opdekdeur niet alleen de deur zelf maar ook het kozijn moet worden vervangen. Ook moet nog het overeengekomen deurbeslag (een RVS klink met rozet) worden geleverd. De door Dekra begrote kosten (ongeveer € 750, exclusief opslagen en btw) per deur inclusief arbeid en materiaal, komen de rechtbank in dit licht voldoende onderbouwd en redelijk voor. De kosten voor het vervangen van de twee deuren worden daarmee begroot op (2 x € 1.068,96 = € 2.137,92, inclusief btw).
4.117. Dan resteert de binnendeur van de vaste kast (zie ook gebrek 4.4). [eiser] heeft niet weersproken dat oorspronkelijk geen vaste kast in het werk was voorzien, maar dat tijdens het werk is besloten om de vaste kast te handhaven, omdat bij de uitvoering bleek dat de bestaande stalen bint doorliep tot aan de kast en niet tot aan de gevel, zoals eerder werd gedacht. [eiser] heeft evenmin weersproken dat het plaatsen van een kastdeur met kozijn op deze plek meerwerk was. Vast staat ook dat dit meerwerk nooit door [handelsnaam 1] is afgerekend. Partijen hebben verder niet duidelijk gemaakt wat zij met betrekking tot dit meerwerk met elkaar hebben afgesproken, hoeveel [eiser] hiervoor aan [handelsnaam 1] verschuldigd is en hoe dat bedrag zich verhoudt tegenover het bedrag aan schadevergoeding dat [eiser] nu van [handelsnaam 1] vordert omdat het geleverde werk aan de kast (met tijdelijke deur) van een ondeugdelijk niveau is en nog door een opdekdeur moet worden vervangen (gesteld dat [eiser] ervan mocht uitgaan dat ook op deze plek, als meerwerk, een opdekdeur zou worden geleverd). Weliswaar stelt [eiser] dat het meerwerk voor de deur eventueel kan worden afgezet tegen het minderwerk voor een lagere hoeveelheid benodigde stalen bint, maar [eiser] heeft verder niet onderbouwd hoeveel het minderwerk- en meerwerk dan precies zou zijn, zodat verder niet valt vast te stellen in hoeverre één en ander met elkaar kan worden verrekend. De rechtbank kan, kortom, bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing van dit alles niet vaststellen dat [eiser] (per saldo) nog een bedrag aan schadevergoeding van [handelsnaam 1] kan vorderen en zo ja, hoeveel. Voor dit deel wijst de rechtbank de vordering dan ook af.
4.118. Concluderend komt de rechtbank tot het oordeel dat [eiser] voor de niet geleverde opdekdeuren aanspraak heeft op een bedrag van
€ 2.137,92, inclusief btw.
Voorzieningen glazen wand (5.4 en 11.5 Dekra )
4.119. Tussen partijen is niet in geschil dat [handelsnaam 1] achter het plafond van het souterrain een voorziening moest maken voor het plaatsen van een glazen wand tussen de tuinkamer en de badkamer/slaapkamer. Evenmin is in geschil dat op de begane grond zo’n zelfde voorziening achter het plafond door [handelsnaam 1] moest worden gemaakt, voor het plaatsen van een glazen wand tussen de hal en de eetkamer.
4.120. Het staat als onweersproken vast dat [handelsnaam 1] de voorzieningen niet op de begane grond heeft geplaatst. Weliswaar staat ook vast dat [handelsnaam 1] in het souterrain enige voorziening heeft geplaatst (door het plaatsen van een strook hechthout ter hoogte van een stalen balk, bevestigd aan de rachels van het plafond), maar volgens [eiser] heeft TNW Interieur (het bedrijf dat in zijn opdracht de glazen wanden heeft geplaatst) vastgesteld dat de benodigde voorzieningen deels niet aanwezig en deels niet toereikend waren. [handelsnaam 1] heeft hiertegenover onvoldoende onderbouwd dat de door hem geplaatste ophangvoorziening wel aan de daaraan te stellen eisen voldeed. Anders dan [handelsnaam 1] lijkt te stellen in de antwoordakte, is niet onderbouwd – en ook niet gebleken – dat die ongeschiktheid verband houdt met het door [eiser] gekozen type glazen wand. Op grond van de overeenkomst moest [handelsnaam 1] een voorziening plaatsen die het gewicht van een glazen wand (stalen kozijn met glas) ter afscheiding van de tuinkamer met de slaapkamer kon dragen. Naar het oordeel van de rechtbank staat, gezien het voorgaande, in voldoende mate vast dat de geplaatste voorzieningen daartoe niet voldoende geschikt zijn.
4.121. Vervolgens is de vraag wat de redelijke herstelkosten zijn, om alsnog de benodigde voorzieningen te treffen. Dekra heeft de kosten ingeschat op € 1.800,- (2 x € 900,-), exclusief opslagen en btw (neerkomend op bijna € 2.479,- inclusief btw). [handelsnaam 1] betwist deze schadebegroting. [handelsnaam 1] raamt de kosten voor de aanvullende werkzaamheden op € 363,-.
4.122. Vast staat dat [eiser] inmiddels herstel heeft laten uitvoeren door TNW, die alsnog de voorzieningen heeft geplaatst, samen met het leveren en monteren van de glazen wanden. [eiser] heeft een factuur van TNW van 10 mei 2022 overgelegd (productie 189). Hierin wordt onder meer een bedrag van € 3.425,- gerekend voor vier dagen werk door twee personen, alsook een bedrag van € 624,- aan reiskosten. [eiser] heeft gesteld dat de extra kosten voor het plaatsen van de voorzieningen en de glazen wanden in werkelijkheid hoger zijn geweest dan het door Dekra begrote bedrag, ook omdat door het niet haaks en waterpas zijn van het plafond en de wanden veel correcties noodzakelijk waren.
4.123. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] voldoende aannemelijk gemaakt dat met het plaatsen van de voorzieningen voor de glazen wand een redelijke hoeveelheid werk was gemoeid. De rechtbank kan uit de factuur van TNW niet afleiden welk deel van de kosten betrekking heeft op dit (extra) werk, en welk deel ‘gewoon’ montagewerk betreft dat [eiser] ook bij deugdelijke nakoming had moeten betalen aan TNW. [eiser] heeft ook niet verder toegelicht hoeveel uur TNW concreet aan extra werk is kwijt geweest, vanwege het ontbreken van (deugdelijke) voorzieningen en scheefstand in wanden en plafonds. De rechtbank schat de kosten op basis van het rapport van Dekra en de factuur in op € 1.800,- (ongeveer twee aanvullende werkdagen voor € 750,-, met reiskosten) exclusief btw, oftewel
€ 2.178,-inclusief btw. Het meer gevorderde wordt afgewezen.
Bekleding wand wasruimte (6.1 Dekra )
4.124. In het rapport van Dekra is vastgesteld dat het plaatmateriaal niet op de binnenwanden hecht als gevolg van de vochtdoorslag in de achterwand (gebrek 2.6). De rechtbank heeft hiervoor (zie 4.76 – 4.78) geoordeeld dat het waterdicht maken van de gevels geen taak was van [handelsnaam 1] maar van een rechtsreeks door [eiser] ingeschakelde derde. [eiser] heeft tegen die achtergrond onvoldoende onderbouwd waarom [handelsnaam 1] aansprakelijk is voor het niet hechten van het plaatmateriaal.
Schade parketvloer (7.1 Dekra )
4.125. Vast staat dat de parketvloer tijdens het werk is beschadigd, doordat een medewerker van [handelsnaam 1] een raamkozijn op de vloer heeft laten vallen.
4.126. [handelsnaam 1] voert aan dat [eiser] zijn rechten op grond van artikel 6:89 BW heeft verwerkt, omdat [eiser] eerder tegen de uitvoerder van [handelsnaam 1] heeft gezegd dat de deuk voor hem geen probleem is omdat er toch een bank over de plek van de deuk zou worden geplaats, of woorden van gelijke strekking.
4.127. Dit verweer slaagt niet. Kennelijk bedoelt [handelsnaam 1] te stellen dat [eiser] met de gestelde woorden afstand heeft gedaan van al zijn rechten met betrekking tot de schade aan de parketvloer. Echter, ook als [eiser] na het voorval de hiervoor omschreven uitlating heeft gedaan, heeft [handelsnaam 1] daaruit nog niet mogen afleiden dat [eiser] al zijn rechten met betrekking tot de ontstane schade definitief liet varen. Evenmin kan worden geoordeeld dat [eiser] hierover te laat heeft geklaagd, want hij heeft het gebrek al in juli 2021 bij het onderzoek van Dekra aan de orde gesteld.
4.128. Dekra heeft de herstelkosten van de beschadiging begroot op € 600,-, exclusief opslagen en btw (€ 826, inclusief btw). Deze herstelkosten komen de rechtbank, gelet op de aard en omvang van de beschadiging, voorshands vrij hoog voor. [eiser] heeft tegenover de betwisting van [handelsnaam 1] ook niet nader onderbouwd waarom de herstelkosten zo hoog zijn. Aan de andere kant vindt de rechtbank ook onvoldoende onderbouwd dat de schade voor een bedrag van slechts € 15,- is te verhelpen (door opvullen met houtvuller of eruit strijken van de deuk met een stoomstrijkijzer), zoals [handelsnaam 1] aanvoert. De rechtbank schat de herstelkosten bij gebrek aan verdere concrete aanknopingspunten op ongeveer een kwart (
€ 200,-inclusief btw) en wijst het meerdere af.
Raamkozijn tuinkamer (7.2 Dekra )
4.129. Partijen zijn het erover eens dat [handelsnaam 1] op grond van de overeenkomst het bestaande kozijn in de achtergevel moest vervangen door een nieuw kozijn met dezelfde afmetingen en met de volgende indeling: een bovenlicht met twee zijlichten en in het midden een draaikiepraam met ventilatierooster.
4.130. Vast staat ook dat na het plaatsen van het nieuwe kozijn diverse lekkages zijn ontstaan. Dekra heeft bij haar onderzoek geconcludeerd dat het raamkozijn zeer gebrekkig door [handelsnaam 1] is vervangen. Volgens Dekra is de onderdorpel scheef en gebarsten, is er geen stelkozijn aangebracht, is de afwatering niet juist aangebracht en is via een spleet aan de onderzijde van binnen naar buiten te kijken. Volgens Dekra zijn de afmetingen van het geplaatste kozijn niet juist en moet het complete kozijn worden vervangen. Uit de stellingen van [eiser] volgt dat timmerbedrijf Roks (hierna: ‘ Roks ’) dit heeft bevestigd: volgens Roks klopten de door [handelsnaam 1] opgemeten buitenmaten niet (pleitnota mr. Smal, 7.4.11).
[eiser] heeft ten slotte verschillende foto’s overgelegd, waarop de gebrekkige aansluiting van het kozijn en de lekkageschades zijn te zien (producties 111 en 112).
4.131. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] met het voorgaande voldoende onderbouwd en heeft [handelsnaam 1] onvoldoende gemotiveerd betwist dat [handelsnaam 1] het kozijn op gebrekkige wijze heeft vervangen door een nieuw kozijn. Gelet op de vaststellingen van Dekra en Roks – zoals hiervoor weergegeven – vindt de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat de gebreken en de lekkages zijn te wijten aan de voorgeschreven afmetingen en indeling van het kozijn, zoals [handelsnaam 1] betoogt.
4.132. Op grond van het voorgaande staat ook in voldoende mate vast dat als gevolg van de gebrekkige uitvoeringswijze, vervanging van het gehele kozijn door een nieuw kozijn noodzakelijk is. [eiser] heeft dit laten uitvoeren door Roks . Uit de factuur van Roks volgt dat de vervanging door een nieuw kozijn € 2.250,-, exclusief btw heeft gekost. Roks heeft daarnaast ook nog een meerprijs gerekend van € 250,- exclusief btw, voor het aanpassen van een raamkozijn door een kozijn met dikkere stijlen. [eiser] heeft niet onderbouwd waarom ook die meerkosten voor rekening van [handelsnaam 1] moeten komen. De rechtbank begroot de schade aldus op een bedrag van
€ 2.722,50(inclusief btw).
Vloer eetkamer (8.1 Dekra )
4.133. Naar de rechtbank begrijpt, staat tussen partijen niet ter discussie dat in oktober 2020 – als meerwerk – is overeengekomen dat [handelsnaam 1] de begane grond vloer zou ophogen en waterpas zou zetten. [eiser] heeft ook onweersproken gesteld dat hij hiervoor een bedrag van € 4.866,- aan meerwerk aan [handelsnaam 1] heeft betaald (conclusie van antwoord in reconventie, 4.78).
4.134. Uit het rapport van Dekra en de door [eiser] overgelegde nadere foto’s volgt dat de uiteindelijk door [handelsnaam 1] gelegde vloer niet waterpas ligt en een behoorlijk verloop kent.
4.135. De rechtbank volgt [handelsnaam 1] niet in zijn stelling dat [eiser] met het aangaan van de Deal (die tevens het meerwerk aan de vloer omvatte) ook het resultaat van de gelegde vloer heeft aanvaard. De gemaakte afspraak tussen partijen houdt niet in dat [eiser] ook al het tot dan toe gerealiseerde werk aanvaardde; de Deal omvatte alleen afspraken over het financiële afwikkeling van het meer- en minderwerk, betaling van het resterende werk en uiterlijke afrondingsdata en betrof geen gedeeltelijke oplevering van het werk. De rechtbank verwijst naar wat hiervoor onder 4.66 en 4.67 is overwogen. [handelsnaam 1] heeft ook geen concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de Deal ook zag op de aanvaarding van de vloer.
4.136. Vast staat dat [handelsnaam 1] de (scheve) ondervloer heeft gerealiseerd, maar dat [eiser] daarna een parketvloer hier overheen heeft gelegd. Volgens [handelsnaam 1] had [eiser] uiterlijk bij het leggen van de parketvloer bij [handelsnaam 1] moeten klagen. Door dat niet te doen en de parketvloer te leggen, heeft [eiser] volgens [handelsnaam 1] de vloer als geschikt aanvaardt.
4.137. De rechtbank kan [handelsnaam 1] niet volgen in dit betoog. Van oplevering van het werk was nog geen sprake. Het is ook niet gesteld of gebleken dat partijen de ondervloer voor het werk samen hebben gekeurd of dat is voorgesteld om de ondervloer te keuren. Niet valt dan ook in te zien dat [eiser] de vloer al, met al zijn gebreken, heeft aanvaard. Dit klemt te meer, nu [eiser] heeft aangevoerd dat pas nadat de open haard op de parketvloer was aangebracht bleek dat de dekvloer scheef was. [handelsnaam 1] heeft hiertegenover verder niet onderbouwd dat [eiser] de scheefstand van de vloer bij het leggen van de parketvloer redelijkerwijs al had moeten ontdekken.
4.138. Vast staat dan ook dat [handelsnaam 1] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen door de vloer op de begane grond niet waterpas aan te leggen. Uit de stellingen van [eiser] begrijpt de rechtbank dat [eiser] de begane grond vloer in de serre heeft laten herstellen en uitvlakken, maar bij de vloer bij de keuken niet omdat het laten uitvlakken daarvan te ingrijpend herstelwerk vraagt (inclusief verwijdering van de keuken). De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat voor onder meer de scheefstand van dit vloer(deel) een vergoeding wegens waardevermindering wordt toegekend (zie 4.69).
Fronten keuken (9.1 Dekra )
4.139. Tussen partijen is niet in geschil dat door [handelsnaam 1] drie fronten in de keuken zijn beschadigd en dat die fronten voor herstel moeten worden vervangen. Dekra heeft de kosten begroot op € 915,- exclusief opslagen en btw (drie manuren en € 250,- per front). Volgens [handelsnaam 1] zijn de vervangingskosten € 587,- exclusief btw. [handelsnaam 1] wijst daartoe op een factuur van zijn leverancier, waarin de fronten voor € 179,- per stuk zijn geleverd. Het monteren van de fronten en plaatsen van her te gebruiken handgrepen kost volgens [handelsnaam 1] één uur arbeid.
4.140. De rechtbank acht, gelet op de factuur, wel voldoende aannemelijk dat de herstelkosten iets lager zijn dan door Dekra begroot, maar de rechtbank vindt onvoldoende onderbouwd dat de kosten aan arbeid en kosten zo laag zijn als door [handelsnaam 1] is gesteld (ook gelet op prijsstijgingen). De rechtbank schat de herstelkosten in op drie manuren x € 55,-, exclusief btw en 3 x € 200,- per paneel = € 765, exclusief btw (
€ 925,65inclusief btw).
4.141. [eiser] heeft in de conclusie van antwoord in reconventie (4.82) gesteld dat er nog aanvullende gebreken en ontbrekende zaken in de keuken zijn. Volgens [eiser] zijn twee fronten überhaupt niet geplaatst, is de koelkast met voorzetdeuren foutief geplaatst en is de stekkerdoos niet goed gemonteerd.
4.142. De genoemde punten zijn niet in het rapport van Dekra genoemd. [eiser] heeft deze gebreken onvoldoende onderbouwd, behalve het gebrek aan de stekkerdoos, ten aanzien waarvan uit de als productie 117 overgelegde foto blijkt dat deze niet (met lijm) aan het werkblad is bevestigd. De rechtbank is met [eiser] van oordeel dat dit een gebrek in het geleverde werk is. De herstelkosten hiervan worden, bij gebreke aan verdere concrete toelichting geschat op
€ 50,-inclusief btw.
4.143. In het rapport van Dekra is vastgesteld dat [handelsnaam 1] in de achterwand van de keuken een raamkozijn heeft vervangen en dat [handelsnaam 1] dit op ondeugdelijke wijze heeft gedaan. Het raam sluit volgens Dekra niet goed aan op het kozijn. [eiser] heeft dit met nadere foto’s onderbouwd (productie 118). Volgens [eiser] kon het raam na aanpassingen van [handelsnaam 1] niet meer dicht en is het raam aan de binnenzijde met duct tape afgeplakt om te voorkomen dat water naar binnen komt.
4.144. [handelsnaam 1] heeft niet, althans niet gemotiveerd weersproken dat hij inderdaad het kozijn met raam als geheel heeft vervangen (antwoordakte, 4.1.30). Evenmin heeft [handelsnaam 1] gemotiveerd betwist dat hij het raam niet op deugdelijke wijze heeft aangebracht. Van een professioneel aannemer mag worden verwacht dat hij een raam installeert dat op deugdelijke wijze kan sluiten en dat goed wind- en waterdicht aansluit op het kozijn. Vast staat dat [handelsnaam 1] dat niet heeft gedaan.
4.145. [eiser] heeft tevens, met het rapport van Dekra en de aanvullende foto’s, voldoende onderbouwd dat complete vervanging van het kozijn met raam noodzakelijk is om de geconstateerde gebreken te herstellen. [eiser] heeft inmiddels door Roks een nieuw kozijn met raam laten plaatsen, tegen een bedrag van € 1.150,- exclusief btw (
€ 1.391,50inclusief btw). De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat dit de redelijke herstelkosten zijn voor het herstel van het gebrek, zodat dit bedrag toewijsbaar is.
Koof boven kookeiland (9.3 Dekra ) en betimmering plafond (10.4 Dekra )
4.146. Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van het rapport van Dekra en de aanvullende foto’s van [eiser] (productie 120) vast dat de koof boven het kookeiland niet waterpas is aangebracht. Daarnaast is de afwerking van de koof nog niet voltooid en is de afzuigkap in de koof vastgezet met schroeven door de afzuigkap. Met [eiser] en Dekra is de rechtbank van oordeel dat dit werk niet voldoet aan de maatstaven van goed en deugdelijk werk, die van een professioneel aannemer mogen worden verwacht.
4.147. Daarnaast heeft Dekra vastgesteld dat de betimmering die aan het einde van de eerste verdiepingsvloer is aangebracht, niet recht is afgezaagd. [handelsnaam 1] heeft dit niet betwist en [handelsnaam 1] heeft ook niet betwist dat dit een tekortkoming is.
4.148. Vervolgens ligt de vraag voor wat de herstelkosten van deze gebreken zijn. Dekra heeft in haar rapport geoordeeld dat de complete koof opnieuw opgebouwd moet worden en dat een nieuwe afzuigkap moet worden geïnstalleerd. Ook de betimmering van beëindiging van de eerste verdieping moet verwijderd worden, en opnieuw worden aangebracht en afgewerkt. Dekra heeft de herstelkosten begroot op € 7.351,35, exclusief opslagen en btw (€ 10.122,65 inclusief opslagen en btw) (sloopwerk, vervaardigen en afwerken nieuwe koof, aanbrengen van nieuwe rachels en gipsplaten en voorbehandelen, stuken en sausen plafond). Ook komt hier volgens Dekra nog enig bedrag bij voor elektra. Welk bedrag dat precies is, licht Dekra niet toe. Dit is onderdeel van een algemene post van € 880,-, exclusief opslagen en btw (herstelbegroting, p. 7).
4.149. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze ingeschatte herstelkosten onvoldoende gemotiveerd door [handelsnaam 1] bestreden. De stelling van [handelsnaam 1] dat het herstellen van gebrek 10.4 (de betimmering van de beëindiging) slechts € 88,-, exclusief btw kost, wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen.
4.150. Voor de begroting van de schade dient het door Dekra begrote bedrag dan ook als uitgangspunt. Omdat de kosten voor de elektra verder niet zijn toegelicht, zal de rechtbank deze schatten. De rechtbank schat de totale herstelkosten (inclusief elektra) op
€ 10.500,-, inclusief btw.
Constructie verlengde begane grondvloer (10.6 Dekra )
4.151. Vast staat dat, als onderdeel van het werk, de begane grond vloer zou worden verlengd tot aan de serre. Babel Bouwadvies heeft hiervoor een ontwerp heeft gemaakt, dat is doorgerekend door een constructeur. Volgens het constructierapport van 13 maart 2020 (productie 41, p. 5 en 8) zouden de balken van de tussenvloer (58 x 155 x 160 millimeter) aan het uiteinde worden bevestigd aan het kozijn van de achterzijde van de serre, dit door middel van een hoekstaal, waarop de balken kwamen te liggen en dat met houtdraadbouten aan de kozijnligger zou worden bevestigd.
4.152. Ook staat vast dat partijen – zo blijkt uit de e-mail van Babel Bouwadvies van 25 mei 2020 (productie 20) – met betrekking tot de constructie van de serre vloer het volgende hebben afgesproken:
- nieuwe serrevloer stalen ringbalk met balkenlaag, stalen ringbalk ondersteunen met slanke kolommen in de hoeken achter kozijnstijlen. Tevens bevestiging ringbalk aan kozijnen,
(…)
- tijdens uitvoering doet R ( Babel Bouwadvies , rechtbank) onderzoek i.o.m. constructeur welke kolommen evt. voor hout kunnen worden vervangen”
4.153. Vast staat dat de constructie uiteindelijk niet op de oorspronkelijk overeengekomen manier is uitgevoerd. [handelsnaam 1] heeft de vloer vanwege een te realiseren convectorput op een hoger niveau gerealiseerd. De legrichting van de houten balken is 90 graden gedraaid, waardoor de vloerbalken niet in de lengte liggen (met de kop richting de achtergevel) maar in de breedte. Ter oplegging van deze houten balken heeft [handelsnaam 1] langs het toekomstige trapgat een dubbele, gekoppelde balk gerealiseerd, met een raveelconstructie. Aan het kozijn van de achtergevel is een strijkbalk geplaatst. Aan de bovenkant van deze strijkbalk is het hoekstaal bevestigd, dat eveneens aan de achtergevel is geschroefd. Anders dan oorspronkelijk is overeengekomen, zijn geen kolommen achter de kozijnstijlen geplaatst om de vloer te ondersteunen.
4.154. Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van het rapport van Dekra in voldoende mate vast dat de vloerconstructie niet deugdelijk is. Het gaat hier om een verlengde serrevloer die volgens de tekeningen als zitkamer dient en door meerdere personen moet kunnen worden belast. Deze vloer is door [handelsnaam 1] zonder ondersteuning door kolommen bevestigd aan de pui van de achtergevel, die volgens Dekra niet is gemaakt om een verdiepingsvloer te dragen. Bovendien heeft [eiser] gesteld – en heeft [handelsnaam 1] onvoldoende gemotiveerd weersproken – dat de houten balken van de verdiepingsvloer dunner zijn uitgevoerd dan op de werktekeningen. Naar het oordeel van de rechtbank staat dan ook in voldoende mate vast dat de door [handelsnaam 1] gerealiseerde vloer onvoldoende stabiel en draagkrachtig was voor de functie die hij moest hebben. Voor zover [handelsnaam 1] anders betoogt, heeft [handelsnaam 1] dat onvoldoende onderbouwd.
4.155. [handelsnaam 1] heeft subsidiair betoogd dat ook als de vloer constructief ondeugdelijk is (wat thans vaststaat), hij daarvoor niet aansprakelijk kan worden gehouden, omdat alle wijzigingen in overleg met Babel Bouwadvies zijn bepaald en Babel Bouwadvies zelf tijdens het werk heeft verzocht om de voorziene kolommen te laten vervallen omdat [eiser] deze kolommen niet fraai vond. De toepassing van de kolommen was door de constructeur niet voorgeschreven in de oorspronkelijke tekeningen en de kolommen waren daardoor in constructief opzicht niet nodig. [handelsnaam 1] mocht bovendien erop vertrouwen dat Babel Bouwadvies het laten vervallen van de kolommen, voor zover nodig, met de constructeur had afgestemd, aldus, telkens, [handelsnaam 1] .
4.156. Dit verweer slaagt niet. Op grond van de artikel 7:760 lid 3 BW komen de gevolgen van fouten of gebreken in door de opdrachtgever verstrekte plannen of uitvoeringsvoorschriften voor zijn rekening, maar alleen voor zover de aannemer niet zijn in artikel 7:754 BW omschreven waarschuwingsplicht heeft geschonden of anderszins met betrekking tot deze gebreken in deskundigheid of zorgvuldigheid tekort is geschoten. Op grond van artikel 7:754 BW is een aannemer bij het aangaan of uitvoeren van de overeenkomst verplicht de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijze behoorde te kennen. Het enkele feit dat de opdrachtgever zelf (ook) deskundig is, ontslaat de aannemer niet van deze waarschuwingsplicht (zie Hoge Raad 8 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX9511). 4.157. Uit de e-mail van Babel Bouwadvies van 25 mei 2020 volgt dat tussen partijen is besproken dat de vloerbalken van de nieuwe serrevloer (in de lengterichting, richting pui) zouden worden geplaatst in de stalen ringbalk, die aan de kozijnen zou worden bevestigd en in de hoeken achter de kozijnstijlen zou worden ondersteund met slanke kolommen. Duidelijk is ook dat die kolommen niet alleen maar een esthetische maar ook een constructieve ondersteunende functie zouden hebben. Dat volgt reeds uit de opmerking van Babel Bouwadvies dat nog met de constructeur zou worden besproken of de kolommen ook in hout (in plaats van staal) konden worden uitgevoerd.
4.158. Zelfs als het zo is dat de nieuwe uitvoeringswijze (zonder kolommen) met Babel Bouwadvies is overlegd, had [handelsnaam 1] als professioneel aannemer niet zomaar met deze nieuwe uitvoeringswijze akkoord mogen gaan. Er waren immers wezenlijke wijzigingen in het ontwerp: de vloer werd verhoogd, de legrichting van de balken werd gedraaid en de vloer werd niet meer ondersteund door kolommen. Daarmee ‘hing’ de vloer min of meer aan de kozijnen van de pui van de achtergevel. Als professioneel aannemer heeft [handelsnaam 1] behoren te begrijpen dat deze wijze van uitvoering onaanvaardbare risico’s met zich bracht voor de stabiliteit en draagkracht van de vloer. Hij had [eiser] voor die risico’s moeten waarschuwen. Het is niet gesteld of gebleken dat hij dit heeft gedaan. [handelsnaam 1] kan, wat dit betreft, niet met succes als verweer voeren dat hij ervan mocht uitgaan dat deze nieuwe uitvoeringswijze met de constructeur was afgestemd, omdat Babel Bouwadvies met het vervallen van de kolommen had ingestemd. Als zorgvuldig handelend aannemer had het op de weg van [handelsnaam 1] gelegen om actief na te gaan of inderdaad afstemming over de nieuwe uitvoeringswijze (zonder kolommen) met de constructeur had plaatsgevonden en of de constructeur akkoord hiermee was. [handelsnaam 1] heeft niet zonder nadere vragen of zonder nadere waarschuwing de vloer op deze constructief ondeugdelijke wijze mogen bouwen en had van deze wijze van bouw moeten afzien.
4.159. Zelfs als [eiser] en Babel Bouwadvies aanwijzingen hebben gegeven om de kolommen te laten vervallen, ontslaat dat [handelsnaam 1] dus niet van aansprakelijkheid. Omdat hij niet aan zijn waarschuwingsplicht heeft voldaan, is hij op grond van de artikelen 7:754 BW en 7:760 lid 3 BW als aannemer aansprakelijk voor de gebreken in de vloer.
4.160. [handelsnaam 1] is daarmee ook aansprakelijk voor de kosten van het herstel van de constructieve gebreken en de scheefstand van de vloer. Vast staat dat [eiser] deze gebreken inmiddels door DR Beheer heeft laten herstellen, samen met de gebreken 2.3, 2.6, 3.5, 5.3 en 7.3. De kosten van dit herstel zijn begrepen in het bedrag van € 9.533,90 (inclusief btw), dat hiervoor onder 4.79 is toegewezen.
Traphek (10.7 Dekra en vermeerdering van eis)
4.161. In het rapport van Dekra is vastgesteld dat [handelsnaam 1] volgens tekening een traphek moest plaatsen naast de opening vanaf het souterrain naar de begane grond. Dit traphek is niet geleverd en geplaatst, aldus Dekra (en met Dekra [eiser] ). De kosten voor het alsnog plaatsen en leveren van dit traphek heeft Dekra begroot op € 1.720,-, exclusief opslagen en btw (€ 2.368,41 inclusief btw).
4.162. Volgens [eiser] is hiernaast ook nog overeengekomen dat [handelsnaam 1] een hekwerk op zolder zou uitvoeren. Ook dit is niet gebeurd, aldus [eiser] . [eiser] vordert hiervoor in zijn vermeerdering van eis aanvullend een bedrag van € 1.720,-. Hij vordert daarmee in totaal dus € 2.368,41 + € 1.720,- = € 4.088,41.
4.163. De rechtbank overweegt hierover het volgende. In de begroting van [handelsnaam 1] van 2 mei 2020 staat onder meer dat [handelsnaam 1] voor een bedrag van € 1.100,- exclusief btw zou realiseren: ‘hekwerk zolder en leuning trap stripstaal’. Vast staat dat op 20 mei 2020 is overeengekomen dat de twee nieuwe trappen (met leuning) nog door Babel Bouwadvies (met leuning) zouden worden ontworpen en dat vooralsnog een stelpost van € 2.040,- per trap is overeengekomen. Dat volgt uit de e-mail van Babel Bouwadvies van 25 mei 2020 (zie hiervoor, 4.87). In diezelfde e-mail schrijft Babel Bouwadvies ook:
“stalen hekken (uitvoering in stripstaal) te plaatsen langs trapgat naar souterrain en overloop zolder: ontwerp R ( Babel Bouwadvies , rechtbank) uitwerken”
4.164. Met [handelsnaam 1] leidt de rechtbank uit dit één en ander af dat [handelsnaam 1] op grond van de overeenkomst stalen hekken zou plaatsen langs het trapgat naar het souterrain en op zolder, dat die hekken nog door Babel Bouwadvies zouden worden uitgewerkt, en dat partijen vooralsnog voor die twee hekken een vaste prijs van € 1.100,- exclusief btw waren overeengekomen. [eiser] heeft ook niet (onderbouwd) gesteld dat de overeenkomst anders moet worden uitgelegd.
4.165. Vast staat ook dat Babel Bouwadvies begin februari 2021 het ontwerp van de trappen en het hekwerk aan [handelsnaam 1] heeft gestuurd. [handelsnaam 1] heeft gesteld dat dit ontwerp tot kostenverhogende omstandigheden leidde die tot overleg noopten. Naast de prijsstijgingen van materialen en arbeid in de periode mei 2020 – maart 2021, waren volgens [handelsnaam 1] ook – voor zover hier van belang – de bijzondere vorm/afmetingen van de trapboom en het traphek en de conservering daarvan prijsverhogende omstandigheden (antwoordakte [handelsnaam 1] 3.1.6). [handelsnaam 1] heeft Babel Bouwadvies op 7 maart 2021 gewaarschuwd dat de kosten voor de trap veel hoger zullen uitvallen.
4.166. Vast staat dan ook dat [handelsnaam 1] tijdig op de voet van artikel 7:755 BW heeft gewaarschuwd voor kostenverhogende omstandigheden en de noodzaak van een prijsverhoging. Tot een afspraak over de kostenverhogende omstandigheden is het uiteindelijk niet gekomen, omdat [handelsnaam 1] onbevoegdelijk heeft opgeschort en in verzuim is komen te verkeren.
4.167. De rechtbank ziet, gezien het voorgaande, niet in waarom [eiser] voor het niet leveren van de traphekken aanspraak kan maken op een bedrag van € 4.088,41. [eiser] heeft hiervoor maar € 1.100, exclusief btw, aan [handelsnaam 1] betaald. Als de overeenkomst goed en deugdelijk was uitgevoerd, had [eiser] – gelet op de gegeven waarschuwing voor prijsverhoging – ook meer voor de traphekken moeten betalen. [eiser] heeft ook niet nader gemotiveerd waarom hij, gegeven het vorenstaande, naar redelijkheid aanspraak kan maken op een hogere schadevergoeding dan € 1.100, exclusief btw. De rechtbank begroot de schade dan ook op dit bedrag.
4.168. Wel heeft [eiser] voldoende onderbouwd gesteld – en heeft [handelsnaam 1] onvoldoende gemotiveerd weersproken – dat bij het voorbereiden van het plaatsen van het traphek op de zolder bleek dat [handelsnaam 1] de balk achter de betimmering niet vast heeft gezet maar die balk los heeft laten liggen, waardoor het monteren van een traphek op deze plek niet veilig was geweest. De rechtbank is met [eiser] van oordeel dat het los laten liggen van deze balk een tekortkoming van [handelsnaam 1] is en dat [handelsnaam 1] daarom de extra kosten die zijn gemoeid met het alsnog spalken en vastzetten van de balk moet dragen. Nu [eiser] niet nader heeft toegelicht hoeveel die kosten bedragen, schat de rechtbank deze op € 500,- exclusief btw.
4.169. Concluderend moet [handelsnaam 1] voor het niet leveren van de beide hekwerken, inclusief herstelkosten, een bedrag van € 1.600,- exclusief btw
(€ 1.936,-inclusief btw) aan [eiser] betalen. Voor het overige wordt de vordering van [eiser] afgewezen.
Garderobe hal (11.1 Dekra )
4.170. Partijen zijn het erover eens dat [handelsnaam 1] op grond van de overeenkomst een garderobe zou plaatsen in de hal op de begane grond. Hiervoor was in de prijsaanbieding een prijs opgenomen van € 755,- exclusief btw. In de e-mail van 25 mei 2020 van Babel Bouwadvies staat dat [handelsnaam 1] de garderobe in overleg met [eiser] zal realiseren, eventueel met kastje.
4.171. In het rapport van Dekra is voor het alsnog uitvoeren van dit werk een bedrag van € 850,- begroot, exclusief opslagen en btw. [handelsnaam 1] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat dit een redelijk bedrag is, zodat dit bedrag (neerkomend op
€ 1.170,-inclusief btw) wordt toegewezen.
4.172. Vast staat dat de meterkast is verplaatst van het souterrain naar de begane grond, in de hal naast de entreedeur. [handelsnaam 1] heeft voor de meterkast een afwerking geplaatst met twee deuren.
4.173. Met Dekra is de rechtbank van oordeel dat het geleverde werk niet deugdelijk is. De twee meterkastdeuren zijn tijdelijke deuren, die [eiser] niet als eindproduct hoeft te aanvaarden, en de betimmering rondom voldoet evenmin aan wat van een professioneel aannemer mag worden verwacht.
4.174. Volgens Dekra dient, voor herstel, de complete betimmering van de meterkast opnieuw te worden uitgevoerd. Volgens [eiser] is in de prakrijk ook gebleken dat geen enkele aannemer bereid is om de geplaatste meterkast aan te passen. Aldus heeft [eiser] voldoende onderbouwd, en heeft [handelsnaam 1] onvoldoende gemotiveerd bestreden, dat de herstelkosten bestaan uit de kosten voor verwijdering en volledige vervanging van de meterkast. Dekra heeft de kosten hiervan begroot op € 1.180,-, exclusief opslagen en btw (oftewel
€ 1.625,-inclusief btw). Deze kosten zijn onvoldoende gemotiveerd weersproken en worden toegewezen.
Mechanische ventilatie (13.2 Dekra )
4.175. Tussen partijen is niet in geschil dat tussen hen is overeengekomen dat [handelsnaam 1] een CO2 gestuurd ventilatiesysteem zou plaatsen, waarop zes ventilatievoorzieningen zouden worden aangesloten.
4.176. Dekra heeft vastgesteld dat de door [handelsnaam 1] geïnstalleerde ventilatie-unit niet aan de overeenkomst voldoet. Volgens Dekra is de ventilatie-unit niet een CO2-gestuurd systeem en kunnen hierop vier kanalen worden aangesloten, geen zes. [handelsnaam 1] heeft deze bevindingen van Dekra niet althans onvoldoende bestreden, zodat daarvan wordt uitgegaan.
4.177. [eiser] heeft nog aanvullend gesteld dat hij op advies van loodgieter [naam 3] alle ventilatiebuizen heeft vervangen, omdat de door [handelsnaam 1] geïnstalleerde ventilatiebuizen gaten en scheuren bevatten. [naam 3] heeft deze buizen vervangen door vaste buizen.
4.178. [handelsnaam 1] betwist dat alle leidingen in het systeem flexibel waren uitgevoerd. [handelsnaam 1] vermoedt dat [naam 3] heeft bedoeld te zeggen dat de aansluiting van flexibele buis op vaste buis was afgescheurd. [handelsnaam 1] erkent dat hij verantwoordelijk is voor het afscheuren van die aansluiting en dat hij de kosten voor het alsnog deugdelijk bevestigen van die aansluiting van flexibele buis op de vaste buis moet dragen (maar niet de vervanging door een vaste buis), evenals de kosten voor het onderzoek, het openbreken van het plafond voor de reparatie en de kosten van het inregelen van de installatie. Omdat [eiser] de herstelkosten niet inzichtelijk maakt, raamt [handelsnaam 1] deze op € 673,75, exclusief btw, te vermeerderen met € 140,- exclusief btw voor het vervangen van de ventilatie-unit.
4.179. De rechtbank ziet zich, ook gezien bovenstaand verweer van [handelsnaam 1] , voor de vraag gesteld wat de redelijke herstelkosten zijn voor de gebreken aan het ventilatiesysteem. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.180. De herstelkosten zijn in het rapport van Dekra begroot op € 1.820,- exclusief opslagen en btw voor het verwijderen en afvoeren van de bestaande installatie en het leveren, aanbrengen en inregelen van de nieuwe installatie. Vast staat dat [eiser] inmiddels (enig) herstel heeft laten uitvoeren door [naam 3] . Uit de verklaring van [naam 3] (productie 100) volgt dat hij de flexibele leidingen heeft vervangen door vaste afvoerbuizen, kennelijk niet alleen vanwege de scheuren maar om voldoende afvoer te waarborgen (vaste kanalen hebben volgens [naam 3] minder weerstand). [handelsnaam 1] heeft onvoldoende gemotiveerd waarom dit onder de gegeven omstandigheden (waarbij de ventilatie-unit volgens Dekra ook niet sterk genoeg is) geen redelijke herstelmaatregel is.
4.181. Met [handelsnaam 1] stelt de rechtbank vast dat [eiser] niet inzichtelijk heeft gemaakt welk bedrag hij voor het herstelwerk aan [naam 3] heeft betaald en in hoeverre dit aansluit bij de eerdere begroting van Dekra . Die onderbouwing had [eiser] wel kunnen geven. Aan de andere kant heeft [handelsnaam 1] , ook gelet op het herstelwerk dat [naam 3] inmiddels heeft verricht, onvoldoende gemotiveerd betwist dat de totale kosten voor het deugdelijk krijgen van het ventilatiesysteem en het (eventueel) vervangen van de geïnstalleerde (verkeerde) unit door een CO2-gestuurde ventilatie-unit, in de buurt zullen liggen van het door Dekra ingeschatte bedrag. Weliswaar stelt [handelsnaam 1] dat het uitwisselen van zo’n ventilatie-unit slechts € 140,- exclusief btw kost, maar [handelsnaam 1] onderbouwt dat verder niet.
4.182. Dit één en ander tegen elkaar afwegende schat de rechtbank de herstelkosten op een bedrag in de buurt van de raming van Dekra :
€ 2.000,-(inclusief btw). Het meerdere wordt als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
Herstel gaten slaapkamermuur (vermeerdering van eis)
4.183. [eiser] heeft gesteld dat [handelsnaam 1] gaten in de buitenmuur heeft gemaakt, die [eiser] zelf heeft moeten herstellen. Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat het allereerst gaat om een gat dat [handelsnaam 1] ter hoogte van de badkamer in de muur heeft gemaakt om een oude waterleiding te verwijderen en een aansluiting van de coaxkabel te leggen. Daarnaast is ter hoogte van de slaapkamer een opening ontstaan bij het herstellen van de verzakking in de buitenmuur, aldus [eiser] .
4.184. [handelsnaam 1] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat op de door [eiser] genoemde plekken gaten zijn gemaakt die nog niet door [handelsnaam 1] waren gedicht. De tekortkoming in de nakoming van [handelsnaam 1] staat daarmee vast.
4.185. [eiser] heeft de kosten van (eigen) herstel begroot op € 750,-. De hoogte van dit bedrag is verder niet toegelicht of onderbouwd. De rechtbank schat de kosten naar billijkheid op ongeveer de helft:
€ 350,-(zes uren x € 50,- plus materiaal, inclusief btw) en wijst het meerdere af.
Vensterbanken (vermeerdering van eis)
4.186. [eiser] stelt dat hij de vensterbanken zelf direct aan de tegelzetter heeft betaald, terwijl deze wel in het bestek zaten. [eiser] vordert hiervoor een bedrag van € 1.500,- aan extra kosten.
4.187. De rechtbank wijst deze vordering af. Op zichzelf staat wel vast dat de vensterbanken rechtstreeks door [eiser] met de tegelzetter zijn afgerekend voor een bedrag van € 4.300,- (zie ook hierna, meerwerkpost 37). [eiser] heeft echter geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de vensterbanken deel waren van het aangenomen werk. [eiser] heeft niet aangewezen waar de vensterbanken in het bestek worden genoemd, noch heeft [eiser] toegelicht waaruit volgt dat de vensterbanken vervolgens onderdeel van het overeengekomen werk zijn geworden (en zo ja, tegen welk bedrag). Ook het gevorderde bedrag van € 1.500,- is verder helemaal niet toegelicht. De vordering is daarmee niet onderbouwd.
Niet geleverde plinten (vermeerdering van eis)
4.188. Tussen partijen is in geschil of de levering van plinten onderdeel van de overeenkomst was.
4.189. Vast staat dat de levering van plinten onderdeel was van het bestek van Babel Bouwadvies van 7 april 2020. Hierin staat onder 45.45 dat het werk onder meer de plaatsing van massief houten plinten van 9 centimeter hoog, in alle ruimten met uitzondering van de sanitaire ruimten. [eiser] stelt dat [handelsnaam 1] dus plinten had moeten leveren.
4.190. [handelsnaam 1] heeft betwist dat de plinten onderdeel zijn van de overeengekomen prijs. De plinten blijken namelijk niet uit de open begroting van [handelsnaam 1] van 2 mei 2020 en blijken evenmin uit het besprekingsverslag van 25 mei 2020, aldus [handelsnaam 1] . De rechtbank volgt hier het standpunt van [handelsnaam 1] en overweegt daartoe als volgt.
4.191. Aan de ene kant staat vast dat de offerte van [handelsnaam 1] mede is gebaseerd op het bestek, waarin ook de plinten zijn genoemd als onderdeel van het werk. Dat staat ook zo in de ondertekende offerte van 20 mei 2020 (“deze offerte is tot stand gekomen door de technische omschrijving van Babel bouwadvies d.d. 7 april 2020 (…)”).
4.192. Aan de andere kant staat ook vast dat [handelsnaam 1] op basis van de ontwerptekeningen en het bestek, op 2 mei 2020 een begroting heeft opgesteld. Hierin staat in verschillende posten uitgesplitst wat [handelsnaam 1] zal leveren en tegen welke prijs (arbeid en materiaal). Het leveren en plaatsen van plinten wordt in die begroting nergens genoemd.
4.193. Vast staat bovendien, dat partijen op 20 mei 2020, vóór het sluiten van de overeenkomst, de offerte van [handelsnaam 1] gedetailleerd met elkaar hebben besproken, samen met de opsteller van het bestek ( Babel Bouwadvies ). Babel Bouwadvies heeft op 25 mei 2020 een terugkoppeling gegeven van dit gesprek, met een uitgebreide lijst van besproken werkpunten en afgesproken prijzen. Uit deze e-mail blijkt ook dat op 20 mei 2020 tussen partijen is besproken dat in de begroting van [handelsnaam 1] zaken ontbraken, zoals een toiletpot in de souterrain en een MV-box met leidingwerk. Ook in deze e-mail van 25 mei 2020 wordt het leveren van plinten nergens genoemd. Bovendien zou [eiser] de parketvloer zelf leggen.
4.194. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het onder deze omstandigheden op de weg van [eiser] om nader te motiveren waarom hij, ondanks het voorgaande, toch ervan is uitgegaan – en ook redelijkerwijs ervan mocht uitgaan – dat de plinten onderdeel waren van het door [handelsnaam 1] te leveren werk. De enkele omstandigheid dat die plinten in het bestek staan, vindt de rechtbank hiertoe onvoldoende, gelet op wat hiervoor is vastgesteld. [eiser] heeft geen nadere motivering van zijn stelling gegeven. Hij heeft daarmee onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om tot het oordeel te komen dat het plaatsen van plinten tot de overeenkomst behoorde.
Verholpen gebreken in verband met rioollucht (vermeerdering eis)
4.195. [eiser] stelt dat hij, ook nu nog, overlast heeft van een rioollucht in de woning. Volgens [eiser] is loodgieter [naam 3] bij het onderzoek naar de oorzaak van de rioollucht in de woning twee gebreken tegengekomen. [eiser] verwijst naar de schriftelijke verklaring van [naam 3] (productie 100). Hierin verklaart [naam 3] , allereerst, dat de aansluiting van de sifon van de droger te dicht bij de standleiding was aangesloten, waardoor het sifon bij gebruik van het toilet boven leeggezogen werd en stankoverlast ontstond. Daarnaast verklaart [naam 3] dat hij bij zijn onderzoek naar stankoverlast in de keuken heeft vastgesteld dat de afvoer van de inlaatcombinatie rechtstreeks was aangesloten op de afvoerleiding van de keuken. Omdat hier geen waterslot was gemaakt ontstond er een open verbinding met de riolering, aldus [naam 3] (en met hem: [eiser] ).
4.196. [handelsnaam 1] heeft de door [naam 3] vastgestelde gebreken onvoldoende gemotiveerd betwist. Weliswaar stelt [handelsnaam 1] (onder verwijzing naar een foto van de (nog niet gestorte) souterrainvloer met zichtbare leidingen) dat de standleiding en toestelleiding op voldoende afstand zijn gerealiseerd, maar die stelling is onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [naam 3] , die als professioneel loodgieter ter plaatse het gebrek heeft vastgesteld. Datzelfde geldt voor de stelling van [handelsnaam 1] dat hij de afvoer van de inlaatcombinatie juist heeft aangesloten, na de sifon van de gootsteen. [handelsnaam 1] heeft deze stelling verder niet met concrete stukken (van de constructie ter plaatse) onderbouwd. De rechtbank neemt op grond van de verklaring van [naam 3] als vaststaand aan dat de afvoer van de inlaatcombinatie op ondeugdelijke wijze was aangesloten, waardoor stankoverlast kon ontstaan.
4.197. Vast staat dat op de twee bovengenoemde punten sprake is van een gebrek in het uitgevoerde werk, waarvoor [handelsnaam 1] aansprakelijk is. Uit de verklaring van [naam 3] volgt dat hij voor het herstel van de gebreken de aansluiting van de droger luchtdicht heeft gemaakt, waardoor het sifon niet droog kan komen te staan, en de afvoer van de keuken heeft aangepast om een waterslot te creëren. [eiser] heeft geen facturen overgelegd van de kosten die aan [naam 3] zijn betaald. De kosten schat [eiser] op € 400,-. [handelsnaam 1] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat dit een redelijk bedrag is voor de door [naam 3] uitgevoerde herstelwerkzaamheden, zodat dit bedrag van
€ 400,-inclusief btw wordt toegewezen.
Losse afvoer cv-ketel (vermeerdering van eis)
4.198. Vast staat dat [eiser] , nadat hij op 25 maart 2021 al hoge waarden koolmonoxide in zijn woning had gemeten, op 23 april 2021 bij nader onderzoek heeft ontdekt dat de cv-ketel uitkwam op een losse afvoer, waardoor koolmonoxide vrij de woning in kon komen.
4.199. Het is alleszins begrijpelijk en voorstelbaar dat [eiser] erg van dit gevaarlijke gebrek geschrokken is, en dat [eiser] ook erg ontstemd is over de wijze waarop [handelsnaam 1] na kennisgeving met dit gebrek is omgegaan. Immers, [handelsnaam 1] heeft de rookgasafvoer alleen tijdelijk met tie-wraps vastgezet en is niet meer teruggekomen om de afvoer deugdelijk met een beugel vast te zetten. [eiser] heeft dit uiteindelijk door [naam 3] laten doen. De kosten van het herstel bedragen volgens [eiser] € 500,-. [handelsnaam 1] heeft – terecht – niet betwist dat deze kosten voor zijn rekening dienen te komen. De rechtbank zal een bedrag van
€ 500,-inclusief btw toewijzen.
Extra 20% kosten voor besmet werk ( Dekra -rapport)
4.200. [eiser] vordert op basis van het rapport van Dekra ook een vergoeding van een aanvullend bedrag € 31.537,02. Dekra heeft dit bedrag opgenomen als extra schadepost van 20% van de begrote herstelkosten voor de gebreken 1.1 tot en met 13.2. Uit het rapport volgt dat Dekra deze aanvullende schadepost van 20% enerzijds heeft opgenomen voor nog niet ontdekte gebreken, omdat Dekra bij het onderzoek niet achter plafonds en voorzetwanden kon kijken maar wel verwachtte dat daar gezien de staat van de woning meer gebreken zouden kunnen zijn. Anderzijds bevat de schadepost van 20% volgens Dekra ook diverse kleinere herstelposten en werkzaamheden, die in het rapport niet in de specifieke schadebegroting voor de gebreken 1.1 tot en met 13.2. zijn opgenomen. Aan welke kleinere herstelwerkzaamheden dan moet worden gedacht, is in het rapport verder niet toegelicht.
4.201. De rechtbank acht dit door Dekra begrote bedrag voor ‘besmet werk’ niet volledig toewijsbaar, omdat de inschatting van Dekra inmiddels als achterhaald moet worden beschouwd. [eiser] heeft immers een groot deel van de gebreken al laten herstellen, onder meer het plafond van het souterrain, de beglazing van de serre, de wanden in het souterrain en de constructie van de begane grondvloer. Daarbij zijn volgens [eiser] inderdaad nieuwe gebreken geconstateerd, zoals de losliggende balk in de overloop van de zolder, gaten in de buitenmuren, het toepassen van enkele gipsplaat plafonds waar dit dubbele hadden moeten zijn en verwarmingsleidingen en waterleidingen die te dicht bij elkaar liggen. Voor veel van deze ‘nieuw ontdekte gebreken’ is in dit vonnis al een vergoeding toegekend, ofwel omdat die nieuwe gebreken zijn meegenomen in de begroting van de herstelkosten voor de posten 1.1 tot en met 13.2 ( zoals de losliggende balk op de overloop), ofwel omdat [eiser] hiervoor bij vermeerdering van eis een afzonderlijke vergoeding heeft gevorderd (zoals de gaten in de buitenmuren en het leidingwerk bij de sifon van de droger en de afvoer van de inlaatinstallatie in de keuken).
4.202. [eiser] heeft nog geen afzonderlijk bedrag gevorderd voor de te nabije ligging van de verwarmingsleidingen en waterleidingen in het souterrain, waardoor een gevaar op hotspots en legionella bestaat. De rechtbank acht dit gebrek op grond van de verklaring van loodgieter [naam 3] (die dit heeft vastgesteld, zie productie 100) voldoende onderbouwd en van de andere kant onvoldoende gemotiveerd door [handelsnaam 1] betwist. Dit is een inmiddels ‘nieuw ontdekt gebrek’ dat onder de post besmet werk geacht kan worden te vallen. Het is op zichzelf aannemelijk dat [eiser] door dit gebrek schade lijdt, omdat hij, als hij dit zou willen laten herstellen naast het openbreken en herstellen van de vloer in het souterrain (waarvoor al een schadevergoeding in de vorm van waardevermindering is toegekend) ook leidingwerk van de waterleiding en-of vloerverwarming zou moeten laten verleggen of leidingen zou moeten isoleren. Over de vraag hoe omvangrijk het gebrek is, wat voor herstel zou moeten worden gedaan en wat de mogelijke kosten daarvan zijn, hebben partijen verder niets concreets gesteld. Naar schatting van de rechtbank zullen de herstelkosten waarschijnlijk hoger zijn dan het bedrag van € 1.280,39 dat [eiser] aan [naam 3] heeft moeten betalen voor alleen het verwisselen van de aan- en uitvoer van de radiatoren en het vervangen van een hemelwaterafvoer.
4.203. Vast staat ook dat [eiser] het plafond van de begane grond en de koof in de keuken nog moet herstellen. Uit de schadebegroting van Dekra volgt dat Dekra gezien de kwaliteit van het werk aannemelijk heeft geacht dat bij het openbreken van de plafond en de koof mogelijk nog meer schade en herstelpunten naar boven komen. Over de vraag in hoeverre hier nog meer gebreken zijn te verwachtten en wat de geschatte kosten daarvan zijn, hebben noch Dekra noch [eiser] zich verder uitgelaten. Gelet op het rapport van Dekra (en de ontdekte nieuwe gebreken elders achter wanden en plafonds), acht de rechtbank aannemelijk dat bij daadwerkelijk herstel enige extra kosten – al zij het gering – voor nog niet ontdekte punten naar boven komen.
4.204. Ten derde staat vast dat [eiser] zelf veel herstelwerk heeft uitgevoerd, om kosten te besparen. Hoewel [eiser] niet concreet heeft gesteld hoeveel werk hij heeft verricht (aan welke punten en in uren), staat wel vast dat [eiser] onder meer zelf het parket en de ondervloer van de begane grondvloer heeft verwijderd (zodat de constructie van de vloer door DR Beheer kon worden hersteld), de vloer op de overloop van de zolder heeft opengemaakt, ter voorbereiding van het plaatsen van het traphek (conclusie van antwoord in reconventie, 4.94 en 4.108) en – zo mag worden aangenomen omdat hij de parketvloer zelf ook eerder heeft gelegd – ook opnieuw de parketvloer op het herstelde gedeelte op de begane grond heeft moeten leggen. Voor deze herstelwerkzaamheden in eigen beheer heeft [eiser] aanspraak op een schadevergoeding, in beginsel gelijk aan het bedrag dat hij bij uitbesteding van dit herstel aan een gemiddeld redelijk bekwaam vakman had moeten betalen.
4.205. Ten slotte heeft [eiser] gesteld (en heeft [handelsnaam 1] onvoldoende weersproken) dat er nog openstaande kleine punten zijn, zoals het voegen van hoeken van wanden/tegelwerk, aanrechtbladen, wandtegels en kozijn en andere plekken waar nog geen voegvulling is aangebracht (conclusie van antwoord in reconventie, 3.35).
4.206. Nu de schade voor al deze punten tezamen genomen (het leidingwerk, mogelijke gebreken achter het plafond, herstelwerk in eigen beheer en resterende kleine herstelwerkzaamheden) op grond van het partijdebat niet nauwkeurig valt te begroten en ook het rapport van Dekra onvoldoende houvast biedt, zal de rechtbank de schade schatten. De rechtbank schat de schade, naar redelijkheid en billijkheid, op een bedrag van
€ 5.000,-inclusief btw. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Gestegen kosten arbeid en materiaal sinds 2021 (€ 20.000,- vermeerdering eis)
4.207. [eiser] heeft bij vermeerdering van eis ook aanvullend een bedrag van € 20.000,- gevorderd omdat de kosten voor arbeid en materiaal sinds september 2021 (de datum van het rapport van Dekra ) met 5% tot 10% per jaar zijn gestegen.
4.208. Zoals hiervoor al meermaals is overwogen, is een groot deel van het werk al hersteld. In veel gevallen is de schade begroot of geschat aan de hand van de werkelijke herstelkosten. Voor een ander deel van de gebreken is een waardevermindering toegekend. Een resterend (kleiner) deel moet nog worden hersteld. Hiervoor is een schadevergoeding toegekend, met de herstelbegroting van Dekra als uitgangspunt (zoals de binnendeuren en het plafond van de begane grond). Voor zover [eiser] stelt dat die herstelbegroting vanwege gestegen bouwkosten geen passende en redelijke vergoeding van de herstelkosten biedt, lag het op zijn weg om die stelling deugdelijk te onderbouwen. Dat heeft hij nagelaten De enkele (niet onderbouwde) stelling dat de kosten voor arbeid en materiaal sinds september 2021 met 5% tot 10% zijn gestegen, is daartoe niet voldoende. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
Kosten verblijf elders (€ 8.000,-)
4.209. [eiser] heeft, op basis van het rapport van Dekra , ook een vergoeding gevorderd van € 8.000,- voor vier maanden verblijf elders tijdens het herstelwerk.
4.210. Inmiddels is al veel herstelwerk uitgevoerd. Het is niet gesteld of gebleken dat [eiser] elders heeft verbleven tijdens het inmiddels uitgevoerde herstelwerk. Van [eiser] mag tegen deze achtergrond worden verlangd dat hij meer concreet had toegelicht waarom hij niettemin een aanspraak heeft op schadevergoeding voor verblijf elders. De enkele (niet concreet toegelichte) stelling dat de woning niet normaal kon worden bewoond vindt de rechtbank onder deze omstandigheden daartoe niet voldoende.
4.211. Het voorgaande geldt ook voor de nog resterende herstelwerkzaamheden. Gelet op het reeds uitgevoerde herstel aan grote delen van de woning, mag van [eiser] worden verlangd dat hij meer concreet had toegelicht dat het nog uit te voeren werk van een dusdanig ingrijpende omvang is, dat een verblijf elders redelijkerwijs noodzakelijk is (en zo ja, voor welke duur). Ook die nadere toelichting heeft [eiser] niet gegeven.
4.212. De rechtbank wijst de gevorderde aanvullende schadevergoeding voor een noodzakelijk verblijf buiten de woning dan ook af.
Voorlopige conclusie vervangende schadevergoeding
4.213. Uit het vorenstaande volgt dat [eiser] op grond van de toerekenbare tekortkomingen aan de kant van [handelsnaam 1] in elk geval aanspraak kan maken op een bedrag van € 87.806,49 aan herstelkosten (zie de rechtsoverwegingen 4.33, 4.35, 4.38, 4.69, 4.79, 4.83,4.89, 4.95, 4.98, 4.99, 4.103, 4.118, 4.123, 4.128, 4.132, 4.140, 4.142, 4.145, 4.150, 4.169, 4.171, 4.174, 4.182, 4.185, 4.197, 4.199, en 4.206).
4.214. [eiser] krijgt nog gelegenheid om de gestelde omvang van de herstelkosten voor de gevelscheuren, de beglazing en de schade aan de natuurstenen vensterbanken nader bij akte te onderbouwen (zie 4.44, 4.56 en 4.106). Hiermee is volgens het rapport van Dekra en de betalingen aan Wim Hak (inclusief btw) – ook zonder vervanging van de serreruiten – een bedrag van ongeveer € 30.000,- gemoeid.
Meer- en minderwerk, finale afwikkeling in de Deal?
4.215. Tussen partijen is niet in geschil dat op het bedrag aan herstelkosten nog het resterende deel van de aanneemsom en het nog verschuldigde niet betaalde bedrag aan meerwerk in rekening moet komen.
4.216. Bij het bepalen van dit resterende bedrag aan meerwerk is van belang dat partijen over een groot deel van het meer- en minderwerk al bindende afspraken hebben gemaakt. Dat volgt uit de e-mailwisseling tussen partijen van 2 december 2020, weergegeven onder 2.10 tot en met 2.12 van dit vonnis. Met [eiser] is de rechtbank van oordeel dat partijen toen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten (als bedoeld in artikel 7:900 lid 1 BW) over het tot aan 2 december 2020 verschenen meer- en minderwerk, in die zin dat beide partijen het saldo van dit meer- en minderwerk – conform van het door [eiser] opgestelde en meegestuurde overzicht – hebben vastgesteld op € 36.596,60 aan meerwerk en € 44.062,- aan minderwerk. [handelsnaam 1] kan thans niet met succes aanvoeren dat er geen wilsovereenstemming over het meer- en minderwerk is bereikt omdat hij meende dat sprake was van een ‘package deel’, waarin naast het meer- en minderwerksaldo ook de fouten aan de vloer en de stahoogte door [eiser] werden aanvaard. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat [handelsnaam 1] de gemaakte afspraken niet op die manier heeft mogen begrijpen (zie hiervoor, 4.66 en 4.67).
4.217. De rechtbank is het dan ook met [eiser] eens dat het meer- en minderwerk tot 2 december 2020 op basis van de bindende afspraken hierover van 2 december 2020 als afgewikkeld moet worden beschouwd. Het geschil kan nog uitsluitend het meer- en minderwerk van na 2 december 2020 beslaan, dat geen onderdeel is van de Deal. [handelsnaam 1] heeft onweersproken gesteld dat het gaat om de meerwerkposten (door [handelsnaam 1] genummerd) 30, 31, 32, 33, 34, 36, 37 en 20 (zie ook antwoordakte [handelsnaam 1] , hoofdstuk 2). De rechtbank zal deze gestelde meerwerkposten hierna bespreken.
4.218. Daarbij stelt de rechtbank het volgende voorop. Artikel 7:755, eerste zin, BW bepaalt dat in geval van door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs kan vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. Bij de toepassing van de tenzij-bepaling in artikel 7:755, eerste zin, BW (“tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen”) is niet van belang of de opdrachtgever ook inzicht had in de omvang van de prijsverhoging dan wel de (concreet) te verwachten meerkosten. Artikel 7:755 BW bepaalt alleen dat de opdrachtgever de noodzaak van een prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen. Het is aan de opdrachtgever om zich, nadat hij tijdig door de aannemer is gewezen op de noodzaak van een prijsverhoging of indien hij die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen, desgewenst te verstaan met de aannemer omtrent de omvang van de prijsverhoging en vervolgens te beslissen of hij de gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk wil opdragen.
4.219. In het geval dat de opdrachtgever toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk wenst als bedoeld in artikel 7:755 BW en hij tijdig door de aannemer is gewezen op de noodzaak van een prijsverhoging of hij die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen, is – indien het bedrag van de verhoging niet is bepaald of daarvoor slechts een richtprijs is bepaald – artikel 7:752 BW van toepassing. De opdrachtgever is in verband met de toevoegingen of veranderingen dan ingevolge deze bepaling een redelijke prijs verschuldigd (zie voor dit een en ander Hoge Raad 1 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:989). Meerwerkpost 30 (vergroten meterkast)
4.220. [handelsnaam 1] vordert € 480,- (exclusief btw) aan extra kosten voor het maken van de meterkast op de begane grond (acht manuren en € 160,- materiaal).
4.221. [eiser] heeft betwist dat hij meerwerk verschuldigd is. Volgens [eiser] was er geen tekening van het werk en moest het werk nog nader gespecificeerd worden. Dat is volgens [eiser] gebeurd. Van aanpassing of aanvulling van het werk is volgens [eiser] dan ook geen sprake.
4.222. Tussen partijen is niet in geschil dat het realiseren van een meterkast onderdeel is van het overeengekomen werk. Met [handelsnaam 1] stelt de rechtbank vast dat op de tekening van Babel Bouwadvies van 7 april 2020 een meterkast naast de voordeur is ingetekend (productie 18, tekening P-01 begane grond). De rechtbank stelt ook met [handelsnaam 1] vast dat later, in oktober 2020, ten opzichte van die tekening een wijziging is aangebracht. [handelsnaam 1] heeft namelijk niet, althans onvoldoende weersproken, gesteld dat op 14 oktober 2020 in overleg met Babel Bouwadvies is besproken dat de meterkast zou worden verbreed en in hoogte zou worden beperkt, zodat het doorzicht van het glazen bovenlicht met staalornament boven de voormalige entreedeur niet zou worden belemmerd. Met de verbreding kon volgens [handelsnaam 1] de elektrabekabeling naar de bovenste verdiepingen worden weggewerkt in een koofconstructie achter het metselwerkpenant. Deze wijziging is ook te zien op de gewijzigde tekening van 2 oktober 2020 (productie 24): daarop is naast de deur een bredere meterkast te zien.
4.223. Verder staat vast dat [eiser] (in de persoon van [eiseres] ) op 6 januari 2021 aan [handelsnaam 1] heeft bericht:
“meterkast nog maken. Is nu met kleine kinderen echt gevaarlijk. Graag zo diep maken dat er een emmer in past.”(productie 175). Ten slotte staat ook vast dat [eiser] en Babel Bouwadvies op 14 januari 2021 aan [handelsnaam 1] hebben gevraagd om twee deuren in de meterkast te maken, die sluiten tegen de bovenkant (productie 139).
4.224. Het is echter niet gesteld of gebleken dat [handelsnaam 1] op enige van deze momenten heeft gewaarschuwd dat aan de besproken aanpassingen van de meterkast extra kosten waren verbonden. Evenmin heeft [handelsnaam 1] tegenover de betwisting van [eiser] voldoende concreet gesteld dat en zo ja, waarom [eiser] uit zichzelf had moeten begrijpen dat aan de wijzigingen extra kosten waren verbonden ten opzichte van het oorspronkelijk overeengekomen bedrag. Weliswaar stelt [handelsnaam 1] dat door de verbreding van de meterkast op 14 oktober 2020 onmiskenbaar meerwerk verschijnt vanwege extra arbeid en materiaalkosten, maar hij licht die stelling verder niet concreet toe (de kast werd ook lager). [handelsnaam 1] heeft daarmee op grond van artikel 7:755 BW geen aanspraak op meerwerk.
Meerwerkpost 31 (voorzetwanden verwijderen en opnieuw plaatsen en stucwerk)
4.225. Vast staat dat [handelsnaam 1] na de ontdekte vochtproblemen (zie 4.76) de voorzetwand bij de slaapkamer in het souterrain heeft verwijderd en, na het waterdicht maken van de gevel, opnieuw heeft teruggeplaatst en laten stuken. Ook staat vast dat op 25 januari 2021 opdracht is gegeven voor dit extra werk en dat bij het geven van de opdracht is besproken dat dit extra kosten met zich brengt. In zijn e-mail van 25 januari 2021 schrijft Babel Bouwadvies immers (zie ook 4.76):
Totaal werkzaamheden en kosten:
sloop en achteraf plaatsen Kingspan voorzetwanden en afwerking totaal €1100,- ex btw is inclusief stucwerk inclusief arbeid.
4.226. [handelsnaam 1] vordert thans een bedrag van € 1.900,-, exclusief btw, voor het verwijderen terugplaatsen en stuken van de wanden (€ 1.100,- voor de wanden en € 800,- voor het stucwerk).
4.227. [eiser] heeft aangevoerd dat [handelsnaam 1] eerst de buitenmuren waterdicht had moeten maken, alvorens de wanden opnieuw te plaatsen en opnieuw te stuken. De rechtbank volgt [eiser] niet in dit verweer. Vast staat dat na de ontdekking van vochtplekken een derde partij ( [handelsnaam 2] ) in rechtstreekse opdracht van [eiser] de buitenmuren heeft behandeld om deze waterdicht te maken (zie 4.76 - 4.77). [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd waarom [handelsnaam 1] onzorgvuldig heeft gehandeld door na het uitvoeren van het herstelwerk van [handelsnaam 2] de voorzetwanden weer terug te plaatsen, zoals tussen partijen was afgesproken.
4.227.1. De rechtbank volgt [handelsnaam 1] in zijn stelling dat dit meerwerk is waarvoor [eiser] een extra prijs is verschuldigd. Wat die verschuldigde prijs betreft geldt het volgende. In de hiervoor geciteerde e-mail van Babel Bouwadvies staat dat de prijs voor het slopen, terugplaatsen en afwerken van de wanden € 1.100 exclusief btw is,
‘inclusief stucwerk’. Daaruit volgt dat vooraf een prijs voor het meerwerk is bepaald van € 1.100,-, exclusief btw. Zonder deugdelijke nadere onderbouwing, die ontbreekt, valt daarmee niet in te zien op grond waarvan [handelsnaam 1] aanspraak kan maken op € 1.900,- exclusief btw. De enkele – niet onderbouwde – stelling van [handelsnaam 1] dat bedoeld was ‘exclusief stucwerk’, is niet genoeg. Dit staat niet zo in de e-mail van Babel Bouwadvies en [handelsnaam 1] heeft verder ook geen concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat het de bedoeling was – en [eiser] ook had moeten begrijpen – dat de opgegeven prijs niet inclusief maar exclusief stukwerk was.
4.228. Aldus is een bedrag van € 1.100, exclusief btw (€ 1.131,-) toewijsbaar. Het meerdere wordt afgewezen.
Meerwerkpost 32 (vloertegels)
4.229. [handelsnaam 1] vordert een bedrag van € 1.695,54, exclusief btw, aan meerwerk voor de tegels. Het gaat volgens [handelsnaam 1] om de extra kosten die samenhangen met de verwerking van een gebleken grotere hoeveelheid tegels, zowel in arbeid als geleverde tegels (99 m2 ten opzichte van 77 m2).
4.230. Als onweersproken staat vast dat partijen ten aanzien van de vloertegels in de overeenkomst een stelpost zijn overeengekomen. Dat blijkt uit de begroting van 2 mei 2020. Hierin staat als stelpost genoemd:
“aankoop 77 m2 vloertegels a 35 euro (…) stelpost € 2.695,-.”Het staat eveneens als onweersproken vast dat zowel de prijs als de hoeveelheid geleverde en gebruikte tegels hoger was: circa 99 m2 tegels tegen een stuksprijs van € 37,15, exclusief btw (€ 44,95 inclusief btw). [handelsnaam 1] heeft de geleverde hoeveelheid tegels onderbouwd met drie facturen van 9 november 2020 (circa 42 m2 tegels), 5 januari 2021 (circa 48 m2 tegels) en 25 januari 2021 (circa 9 m2 tegels).
4.231. Het geschil tussen partijen richt zich met name op de vraag of de vloertegels in de Deal volledig zijn afgerekend. [eiser] stelt dat dit zo is en dat in de Deal een totaalafspraak is gemaakt. [handelsnaam 1] betwist dat. Volgens [handelsnaam 1] hebben partijen in de Deal wel de aankoopprijs van de tegels verhoogd (van € 35,- exclusief btw naar € 45,- inclusief btw), maar zijn de extra kosten die samenhangen met benodigde extra tegels nadrukkelijk geen onderdeel van de Deal.
4.232. De rechtbank volgt hier het standpunt van [handelsnaam 1] en overweegt daartoe het volgende. [eiser] heeft in zijn e-mail van 2 december 2020, die de basis vormt voor de Deal over het meer- en minderwerk, het volgende geschreven in verband met de tegels:
“Meerprijs tegels toegevoegd (45 euro incl. BTW – begroot 35 euro ex BTW)”
De rechtbank leest hierin uitsluitend een afspraak over de prijs per tegel terug. Dat volgt in de eerste plaats uit het woord “meerprijs”. Dat alleen een afspraak is gemaakt over de meerprijs ligt ook van de hand, omdat op 2 december 2020 nog niet alle tegels waren besteld en partijen hiervoor bewust een stelpost waren overeengekomen. Wel was al bekend dat de prijs hoger was in vergelijking tot de begroting: € 37,15 exclusief btw (afgerond € 45,- inclusief btw) in plaats van € 35,- exclusief btw. Het ligt daarom voor de hand dat de afspraak van 2 december 2020 enkel voor die hogere prijs was bedoeld. In elk geval heeft [handelsnaam 1] de afspraak redelijkerwijs op die manier mogen begrijpen. [eiser] heeft verder ook geen feiten en omstandigheden gesteld die tot een andere uitleg van de afspraak leiden.
4.233. De rechtbank gaat dan ook met [handelsnaam 1] ervan uit dat in de Deal alleen de meerprijs voor de oorspronkelijke hoeveelheid tegels is afgerekend. Het gaat dan om de meerprijs van € 2,15/m2 voor 77 m2 tegels. De meerprijs voor de grotere hoeveelheid geleverde tegels (99 m2 in plaats van 77 m2 zoals opgenomen in de stelpost), was nog niet afgerekend. Het beroep van [eiser] op een totaalafspraak in de Deal faalt dus. [eiser] heeft niet (gemotiveerd) betwist dat hij in dat geval nog een meerprijs voor de extra tegels is verschuldigd.
4.234. [handelsnaam 1] vordert als meerprijs voor de geleverde en gebruikte extra hoeveelheid tegels een bedrag van € 817,30, exclusief btw, aan materialen (22 m2 x € 37,15) en een bedrag van € 1.047,64 aan arbeid (22 m2 x € 47,62/m2). [eiser] heeft de juistheid en redelijkheid van dit bedrag niet betwist, zodat daarvan wordt uitgegaan. Het meerwerk voor de vloertegels komt daarmee uit op € 1.864,94, exclusief btw. [handelsnaam 1] heeft daarnaast nog een bedrag van € 334,95 aan minderwerk voor de wandtegels gerekend (€ 540,04 aan extra arbeid, verminderd met € 875,- aan minderwerk voor materiaal). Ook dit minderwerk is niet bestreden.
4.235. Aldus moet [eiser] , met verrekening van dit minderwerk, in verband met meerwerkpost 32 nog een bedrag van € 1.529,99, exclusief btw (oftewel € 1.851,30 inclusief btw) aan [handelsnaam 1] betalen.
Meerwerkpost 33 (afwerken betonrand/- plint serre)
4.236. [handelsnaam 1] vordert een bedrag van € 260,- exclusief btw (€ 314,60 inclusief btw) als meerwerk voor het afwerken van de betonrand/ -plint van de serre met Wedi platen en stucwerk.
4.237. Ter onderbouwing heeft [handelsnaam 1] verwezen naar de e-mail van Babel Bouwadvies van 20 januari 2021, waarin Babel Bouwadvies schrijft
- plint serrepuien: gevelbekleding die nu aan de buitenzijde is aangebracht komt ook aan de
binnenzijde: zowel binnen als buiten afwerken met stucwerk voor een vlak beschilderbaar oppervlak
Met aan beide zijden deze beplating is dit geïsoleerd omdat er PIR-isolatie in de bekleding zit.”
4.238. [eiser] heeft niet gemotiveerd betwist dat dit meerwerk is. Volgens [eiser] dateert het meerwerk echter van vóór de Deal en wordt daarom geacht in de Deal begrepen te zijn. Dit volgt volgens [eiser] uit een mailwisseling van 16 en 17 november 2020, door hem overgelegd als productie 177.
4.239. De rechtbank volgt [eiser] niet in dit verweer. [handelsnaam 1] heeft onweersproken gesteld dat de afwerking van de betonrand nergens worden genoemd in de spreadsheet met meer- en minderwerk die [eiser] met zijn e-mail van 2 december 2020 heeft meegezonden. Volgens [handelsnaam 1] is inderdaad in november 2020 al gesproken over de afwerking van de betonrand/ -plint van de serre, maar enkel bij wijze van oriëntatie op de materiaalkeuze. Bovendien wijst [handelsnaam 1] erop dat Babel Bouwadvies pas op 20 januari 2021 een concrete aanwijzing ten aanzien van de bekleding van de binnenzijde van de plint heeft gegeven.
4.240. De rechtbank is het met [handelsnaam 1] eens dat al deze feiten en omstandigheden tegenspreken dat dit meerwerk al onderdeel was van de Deal. [eiser] heeft geen concrete feiten en omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel leiden. [eiser] heeft alleen in het algemeen gesteld dat in de e-mailwisseling van 16 en 17 november 2020 al over de afwerking van de serre is gesproken, maar [eiser] licht verder niet toe wat toen hierover concreet is besproken en waarom daaruit volgt dat het meerwerk onderdeel was van de Deal, ook gelet op het gegeven dat Babel Bouwadvies kennelijk pas op 20 januari 2021 een concrete opdracht voor dit werk aan [handelsnaam 1] heeft gegeven.
4.241. Het beroep van [eiser] op de Deal wordt dan ook verworpen. Nu de verschuldigdheid of de omvang van het meerwerk voor het overige niet gemotiveerd is betwist, wordt deze meerwerkpost toegewezen.
Meerwerkpost 34 (kiminjectie)
4.242. [handelsnaam 1] heeft een bedrag van € 600,- exclusief btw (€ 726,- inclusief btw) gevorderd in verband met het injecteren van de kim van de woningscheidende steensbinnenmuur. Ter onderbouwing heeft [handelsnaam 1] een factuur ter hoogte van dit bedrag van uitvoerend onderaannemer [handelsnaam 2] aan [handelsnaam 1] van 8 januari 2021 overgelegd (productie 63).
4.243. [eiser] heeft op zichzelf niet betwist dat de vloerwandverbinding van de muur in zijn opdracht is geïmpregneerd en dat dit meerwerk is. Het bedrag van € 600,- is volgens [eiser] niet betaald, omdat (i) er meer m2 in rekening is gebracht dan daadwerkelijk aan m2 muur is behandeld, en (ii) het werk – voor zover terecht – al is betaald. Beide stellingen zijn echter niet door [eiser] met concrete gegevens of bewijsstukken onderbouwd. Het verweer van [eiser] wordt daarom op beide punten als onvoldoende onderbouwd verworpen. Nu het gevorderde meerwerk ook overigens niet of onvoldoende gemotiveerd is bestreden, zal dit worden toegewezen.
Meerwerkpost 36 (extra deuren serre) en meerwerkpost 20 (antikalk waterleiding)
4.244. De rechtbank ziet aanleiding om meerwerkposten 36 en 20 samen te bespreken, omdat zij met elkaar samenhangen. De rechtbank licht dat hierna toe.
4.245. [handelsnaam 1] vordert onder meerwerkpost 36 een bedrag van € 2.360,-, exclusief btw, aan meerwerk voor het repareren van de aansluiting van de serre met de woning. Daarnaast vordert [handelsnaam 1] onder meerwerkpost 37 een bedrag van € 248,-, exclusief btw, voor een antikalkwaterleiding.
4.246. [eiser] heeft in reactie op meerwerkpost 36 aangevoerd dat dit meerwerk ‘onderdeel was van de Deal en ook erkend door [eiser] als meerwerk’. Voor zover [eiser] hiermee wil betogen dat het meerwerk voor het repareren van de aansluiting van de serre met de woning al is afgerekend met de Deal, volgt de rechtbank hem niet in dat betoog. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.247. Vast staat dat het repareren van de aansluiting van de buitenkant van de woning met de serre in de Deal wordt genoemd. Dit meerwerk staat met zoveel woorden in de door [eiser] opgestelde meer- en minderwerklijst die [eiser] met zijn e-mail van 2 december 2020 heeft meegestuurd:
“reparatie met aansluiting woning buiten kant.”Ook meerwerkpost 20 (de antikalk waterleiding) staat in de lijst. Achter geen van deze posten staat een bedrag genoemd in de lijst. De rechtbank stelt vervolgens vast dat [eiser] in zijn e-mail zelf onder meer het volgende schrijft:
“Jij hebt aan meerwerk 33.448,60 doorgegeven. Ik heb hier een aantal correcties en aanvullingen op gemaakt en kom daarmee op 36.596,60. Zie bijlage “meerwerk” voor de details. (…) Nog openstaand meerwerk (bedrag onbekend): reparatie serre met aansluiting woning buitenkant en antikalk waterleiding, komt hier nog bij.”
4.248. Met [handelsnaam 1] leidt de rechtbank hieruit af dat het meerwerk voor de aansluiting van de serre met de woning en de antikalkwaterleiding nog niet is afgerekend met de Deal. Immers, dit meerwerk stond nog open en werd ook niet meegerekend in het bedrag van € 36.596,60 aan meerwerk dat de basis was voor de verrekening. Voor zover [eiser] iets anders betoogt, verdient dat een nadere toelichting, omdat [eiser] tegelijkertijd erkent dat het meerwerk voor de antikalkwaterleiding (meerwerkpost 20) wel buiten de Deal valt (omdat de voorziening pas na 2 december 2020 is aangebracht) en dit meerwerk in zoverre wel terecht is (pleitnota mr. Smal, 5.16). Zonder duidelijke nadere toelichting, die ontbreekt, ziet de rechtbank niet in waarom het ene openstaande meerwerk wel al met de Deal is afgerekend en het andere niet. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat beide meerwerkposten buiten de Deal vallen en nog door [eiser] moeten worden betaald.
4.249. Daarmee staat vast dat [handelsnaam 1] nog recht heeft op betaling van dit meerwerk. De omvang van het gevorderde meerwerk is verder niet bestreden, zodat vast staat dat [eiser] voor dit meerwerk nog een betalingsplicht heeft ter hoogte van € 2.360, exclusief btw (reparatie aansluiting serre/woning en € 248,- exclusief btw (antikalkwaterleiding). Inclusief btw komt dit neer op respectievelijk € 2.855,60 en € 300,08.
4.250. [eiser] heeft wel betoogd dat het hiervoor genoemde meerwerk in beide gevallen ondeugdelijk door [handelsnaam 1] is uitgevoerd en door derden moest worden hersteld. Anders dan [eiser] betoogt, betekent die stelling – indien juist – niet dat [eiser] niet voor het uitgevoerde meerwerk hoeft te betalen, maar dit geeft hem dan wel aanspraak op een (vervangende) schadevergoeding voor de herstelkosten.
4.251. [eiser] heeft, allereerst, gesteld dat hij de door [handelsnaam 1] aangebrachte antikalkwaterleiding voorziening weer door [naam 3] heeft laten verwijderen omdat die voorziening gebrekkig was en voor lekkage zorgde. Er was volgens [eiser] dus sprake van gebrekkig werk van [handelsnaam 1] . [eiser] heeft deze stelling pas tijdens de mondelinge behandeling ingenomen (pleitnota mr. Smal, 5.16), en [eiser] heeft het gestelde gebrek aan de voorziening ook verder niet met (verwijzing naar) concrete bewijsstukken onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] onvoldoende concreet heeft gesteld dat en waarom hier sprake is van een tekortkoming van [handelsnaam 1] . Voor dit onderdeel wordt het beroep op vervangende schadevergoeding gepasseerd.
4.252. Volgens [eiser] is ook het reparatiewerk aan de aansluiting tussen de serre en de woning ondeugdelijk door [handelsnaam 1] uitgevoerd. [eiser] stelt dat de aansluiting ook na herstelpogingen door [handelsnaam 1] met purschuim, op plekken nog steeds niet waterdicht was. [eiser] heeft de reparatie volledig moeten laten verwijderen en opnieuw moeten laten uitvoeren door Wim Hak (pleitnota mr. Smal, 5.14). Ter onderbouwing van de gebreken heeft [eiser] foto’s (gedateerd januari en februari 2021) overgelegd, waarop onder meer vochtdoorslagplekken zijn te zien, ook is een video overgelegd waarop Wim Hak het ondeugdelijke werk van [handelsnaam 1] aan het repareren is (producties 178a en 178b).
4.253. [handelsnaam 1] heeft betwist dat hij het meerwerk aan de aansluiting ondeugdelijk heeft uitgevoerd. Volgens [handelsnaam 1] laten de foto’s de situatie zien, aansluitend op het tevoorschijn komen van meer houtrot en heeft [handelsnaam 1] hierna het rotte hout verwijderd, naden afgekit en met pur gedicht en de aansluiting zowel binnen als buiten afgewerkt.
4.254. De herstelkosten van Wim Hak (aan wie [eiser] in totaal € 10.248,69 heeft betaald) zijn eerder in dit vonnis al aan de orde gekomen bij de bespreking van de scheuren in de gevel. De rechtbank heeft overwogen dat [eiser] gelegenheid krijgt om bij akte te onderbouwen welk deel van de herstelkosten betrekking hebben op reparatie van scheuren in de gevel (zie 4.44). Naar de rechtbank uit de stellingen van [eiser] begrijpt, ziet het herstelwerk van Wim Hak ook op de reparatie van ondeugdelijk herstelwerk aan de aansluiting van de serre op de woning. De rechtbank zal [eiser] eveneens in de gelegenheid stellen om bij akte die stelling nader te onderbouwen en toe te lichten wat Wim Hak ter uitvoering van het herstel heeft gedaan en wat de kosten daarvan zijn. [handelsnaam 1] kan daarop bij antwoordakte reageren.
Meerwerkpost 37 (natuurstenen dorpels)
4.255. [handelsnaam 1] heeft ter zitting erkend dat [eiser] de tegelzetter rechtstreeks heeft betaald voor het leveren en plaatsen van de natuurstenen vensterbanken. [handelsnaam 1] heeft zijn meerwerkvordering met een bedrag van € 3.845,- exclusief btw verminderd.
[handelsnaam 1] vordert, na deze vermindering van eis, in verband met de levering en plaatsing van natuurstenen elementen nog twee bedragen:
een bedrag van € 350,-, exclusief btw, voor het leveren en plaatsen van de natuurstenen dorpel onder de openslaande deur in de serre,
een bedrag van € 950,-, exclusief btw, voor de dorpels voor de slaap- en badkamer (zie voor dit een en ander pleitnota mr. van Woerkom, 10.7).
4.256. [handelsnaam 1] heeft onbetwist gesteld dat Babel Bouwadvies op 23 maart 2021 namens [eiser] een meerwerkopdracht heeft gegeven om de onder i. genoemde dorpel onder de serredeur te leveren. Evenmin is betwist dat deze dorpel door [handelsnaam 1] is geplaatst. Voor zover [eiser] heeft willen stellen dat ook deze dorpel al rechtstreeks aan de tegelzetter is betaald, volgt de rechtbank hem hierin niet. Door [handelsnaam 1] is betwist dat ook deze dorpel rechtstreeks is afgerekend en de betaling van € 4.300,-, waarop [eiser] een beroep doet, is gelet op het bankafschrift (productie 179) kennelijk gedaan in februari 2021, terwijl de opdracht voor deze dorpel pas eind maart is gegeven. Aldus staat vast dat [eiser] voor het plaatsen van deze dorpel nog een extra bedrag aan [handelsnaam 1] is verschuldigd. De omvang van het door [handelsnaam 1] gevorderde bedrag van € 350,- exclusief btw (€ 423,50 inclusief btw) is verder niet door [eiser] bestreden, zodat dit wordt toegewezen.
4.257. Ten aanzien van de dorpels in de slaapkamer (post ii) geldt het volgende. Het staat vast dat [handelsnaam 1] een fout heeft gemaakt bij het aanleggen van de souterrainvloer, die hierdoor scheef liep. Het staat ook vast dat [handelsnaam 1] ter compensatie van deze fout op zijn kosten een vrijstaande steensmuur heeft geplaatst met een naastgelegen opstap in de vloer (zie conclusie van antwoord [handelsnaam 1] , p. 13). Uit de e-mail van Babel Bouwadvies van 5 januari 2021 volgt dat tussen partijen, na overleg met de tegelzetter, is besproken om de drempel voor zichtbaarheid te bekleden met (contrasterend) Belgisch hardsteen, dat doorloopt aan de zij- en bovenkant van de muur. [eiser] ( [eiseres] ) heeft op 6 januari 2021 geschreven dat natuursteen een mooie manier is om
het opstapje dat nu noodgedwongen komt(cursivering rechtbank) een betere uitstraling te geven en tevens struikelen te voorkomen omdat het meer opvalt.
4.258. Naar het oordeel van de rechtbank mocht [eiser] ervan uitgaan dat ook de bekleding van de opstap met Belgisch hardsteen voor rekening van [handelsnaam 1] kwam, omdat die opstap moest worden gerealiseerd als herstel/compensatie voor de hoogteverschillen in de vloer die door fouten van [handelsnaam 1] waren veroorzaakt. Dit klemt te meer, nu niet is gesteld of gebleken dat [handelsnaam 1] voorafgaand aan het uitvoeren van het tegelwerk heeft gewaarschuwd dat hij het Belgisch hardsteen niet voor zijn rekening zou nemen maar als meerwerk in rekening zou brengen. De rechtbank volgt [eiser] dan ook in zijn standpunt dat [handelsnaam 1] de kosten voor het hardsteen zelf moet dragen.
Conclusie meerwerk en restant aanneemsom
4.259. Uit wat hiervoor onder 4.220 tot en met 4.258 is overwogen volgt dat [handelsnaam 1] nog een meerwerkvordering op [eiser] heeft ter hoogte van € 7.602,- (inclusief btw), ter zake van MW20, MW31, MW32, MW33, MW34, MW36 en MW37. Ook is nog een bedrag van € 6.534,60 onbetaald gebleven van de aanneemsom (met verrekening van het in de Deal afgewikkelde meer- en minderwerk tot 2 december 2020). Deze beide bedragen zullen, conform het door [eiser] gedane beroep, in het eindvonnis worden verrekend met het bedrag aan schadevergoeding dat [handelsnaam 1] aan [eiser] voor het herstel en afronding van het werk.
4.260. Iedere verdere beslissing hierover wordt aangehouden in afwachting van de nadere aktewisseling tussen partijen over de hierna in de beslissing genoemde punten. In verband met de tijd die mogelijk is gemoeid met het verzamelen van offertes en bewijsstukken bij derde partijen wordt beide partijen een termijn van zes weken gegeven voor hun akte.
reconventie, provisionele eis (opheffing beslagen)
4.261. [handelsnaam 1] heeft bij wege van provisionele eis verzocht om de beslagen op te heffen op het woonhuis, de bankrekening van [handelsnaam 1] en de uit het verhuurde pand [adres 2] te [plaats 2] ontvangen huurpenningen, dit laatste in elk geval voor zover het gaat om de helft van de huurpenningen die niet aan [handelsnaam 1] maar aan zijn echtgenote toekomen. De beslagen zijn volgens [handelsnaam 1] onrechtmatig, omdat [handelsnaam 1] met alleen het beslag op het verhuurde pand – waarvan de marktwaarde in verhuurde staat recent is getaxeerd op € 750.000,- en wat daarmee een overwaarde van € 559.412,49 heeft – al meer dan voldoende zekerheid heeft voor zijn vordering.
4.262. Uit wat eerder in dit vonnis is overwogen, volgt dat [eiser] een vordering tot schadevergoeding op [handelsnaam 1] heeft waarvan de precieze omvang nog onzeker is, maar die minimaal € 87.806,49 bedraagt nog los van de kosten voor het herstel van de serrebeglazing en andere nog te begroten posten, de vertragingsrente en de (proces)kosten. Daarnaast heeft [eiser] onder meer aangevoerd dat:
- [handelsnaam 1] uitgaat van de marktwaarde van het verhuurde pand en niet van de executiewaarde, die zeker 30% lager ligt,
- executie van de onverdeelde helft van een onroerende zaak praktisch ingewikkeld is en het bankbeslag juist de meest courante vorm van zekerheid biedt, zodat er reden is om aan het bankbeslag vast te houden.
Bovendien heeft [eiser] gesteld dat hij heeft vernomen dat [handelsnaam 1] meerdere ontevreden opdrachtgevers heeft, zodat de vrees bestaat dat de uiteindelijke executieopbrengst moet worden gedeeld met andere schuldeisers, terwijl bij beslaglegging door een preferente schuldeisers mogelijk helemaal niets zal resteren. [handelsnaam 1] heeft hiertegenover niet onderbouwd dat deze vrees van [eiser] ongegrond is.
4.263. Naar voorlopig oordeel van de rechtbank heeft [eiser] , gelet op het voorgaande, voldoende onderbouwd dat hij belang heeft bij het handhaven van de verschillende beslagen. Het is hiertegenover niet (voldoende) aannemelijk gemaakt door [handelsnaam 1] dat de beslagen onrechtmatig of onnodig zijn gelegd.
4.264. Ten aanzien van het beslag op de huurpenningen wordt nog het volgende overwogen. [eiser] heeft, met rechterlijk verlof, ten laste van [handelsnaam 1] ( [gedaagde] ) beslag doen leggen op de aan hem toekomende huurpenningen. De huurder heeft vervolgens een derdenverklaring afgegeven als bedoeld in artikel 476a Rv. Hierin heeft de huurder verklaard dat hij maandelijks € 5.800,- inclusief btw verschuldigd is aan [gedaagde] . [handelsnaam 1] stelt dat dit niet juist is, omdat – kort gezegd – deze huur wordt betaald aan een stille maatschap, waarvan [handelsnaam 1] ( [gedaagde] ) en zijn echtgenote ieder voor de helft eigenaar zijn, zodat 50% van de huur toekomt aan de echtgenote. Het beslag op dit deel van de huurpenningen moet volgens [handelsnaam 1] worden opgeheven.
4.265. Ter zitting is met partijen besproken dat, uitgaande van de stellingen van [handelsnaam 1] , de afgelegde derdenverklaring van de huurder niet juist is: hij had moeten verklaren dat hij 50% van de huur aan [gedaagde] is verschuldigd. Met partijen is besproken dat aan de huurder moet worden gevraagd om een herziene derdenverklaring af te leggen. [eiser] heeft verklaard dat hij bereid is om een herziening van de derdenverklaring te accepteren, zolang het beslag maar blijft rusten op de 50% van de huur die aan [handelsnaam 1] toekomt. Nu beide partijen zich bereid hebben verklaard te onderzoeken of via deze weg kan worden bewerkstelligd dat de aan de echtgenote toekomende helft van de huur van het beslag kan worden ontheven, is een nadere voorlopige voorziening op dit punt niet nodig.
4.266. De gevorderde voorlopige voorziening wordt dan ook geweigerd. De rechtbank zal in het eindvonnis beslissen over de proceskosten in het incident, samen met de andere proceskosten.
4.267. Iedere verder beslissing in reconventie, voor zover niet reeds gegeven in dit vonnis, wordt aangehouden in afwachting van de nadere aktewisseling.