ECLI:NL:RBDHA:2024:5352

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
23/1916
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging indicatie sociaal en persoonlijk functioneren en omzetting pgb huishoudelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. Eiseres had beroep ingesteld tegen de afwijzing van de verlenging van haar indicatie voor 'sociaal en persoonlijk functioneren' en de omzetting van haar persoonsgebonden budget (pgb) voor ondersteuning en regie bij het huishouden naar 185 minuten zorg per week. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de verlenging van de indicatie terecht was, omdat eiseres in staat werd geacht om gebruik te maken van algemene voorzieningen en haar zorgbehoefte niet breder was dan het doen van boodschappen en ziekenhuisbezoekjes. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat eiseres zelf haar dagelijkse activiteiten kan plannen en ondernemen met behulp van de regiotaxi en andere algemene voorzieningen. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de omzetting van de maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij het huishouden naar 185 minuten per week op een zorgvuldige wijze was vastgesteld, gebaseerd op het normenkader en het medisch advies van Salude. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de maatwerkvoorzieningen terecht waren vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1916

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R. Kaya),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, verweerder

(gemachtigden: mr. I. Colen).

Inleiding

In het primaire besluit van 31 augustus 2022 heeft verweerder de aanvraag om verlenging van de indicatie ‘sociaal en persoonlijk functioneren’ op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen en het aan eiseres toegekende persoonsgebonden budget (pgb) voor ondersteuning en regie bij het huishouden omgezet naar zorg in natura in trede 3.
Met het bestreden besluit van 27 januari 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard en het primaire besluit gedeeltelijk herroepen. De voorziening ondersteuning en regie bij het huishouden is toegekend in de vorm van 185 minuten per week en een pgb van € 83,39. Tot en met 28 februari 2023 behoudt eiseres haar maatwerkvoorziening ‘ondersteuning en regie bij het huishouden’ trede 2 in de vorm van een pgb ter hoogte van € 359,61 per maand.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres woont alleen in [plaats 1]. Zij heeft vijf kinderen waarvan er drie in België wonen. Twee zoons van eiseres wonen in [plaats 2]. Zij ontvangt van verweerder een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo in de vorm van ondersteuning bij het huishouden. Deze is bij besluit van 8 januari 2020 toegekend voor de periode van 2 december 2019 tot en met 29 december 2024 in de vorm van een pgb. De zoon van eiseres uit [plaats 2] beheerde het pgb. Daarnaast ontving eiseres op grond van de Wmo een pgb voor zorg op het gebied ‘sociaal en persoonlijk functioneren’ voor de periode van 1 maart 2021 tot en met 31 maart 2022.
1.1.
Op 19 januari 2022 heeft eiseres opnieuw een Wmo-melding gedaan. Daarin heeft zij verzocht om verlenging van de ondersteuning in het huishouden en van regie en begeleiding. Naar aanleiding van deze melding is het ondersteuningsplan van
24 februari 2022 opgesteld. Hierin staat dat eiseres bekend is met meerdere lichamelijke klachten, waaronder een aandoening aan het botspierstelsel van de rug, nek en voet, artrose in haar nek en pijn in haar schouder. Ook geeft eiseres aan de ze door de pijnklachten niet goed slaapt en dat ze minder concentratie heeft waardoor ze minder goed kan denken. Verder geeft ze aan dat ze sinds ze corona heeft gehad, vergeetachtiger wordt en ook angstiger. In maart 2021 is eiseres gevallen, waardoor zij pijn heeft overgehouden in haar rechterknie. Als gevolg van de lichamelijke klachten en het krachtverlies ervaart eiseres belemmeringen bij het doen van het huishouden. Eiseres heeft aangegeven dat haar zoon uit Den Haag (die ook het pgb beheert) de huishoudelijke taken verricht vanuit het pgb. Haar zoon weet wat er in huis is gedaan en wat er de volgende keer moet gebeuren. Hij doet de boodschappen, brengt eiseres naar het ziekenhuis en praat en wandelt met zijn moeder.
1.2.
De Wmo-consulent heeft in het ondersteuningsplan geconcludeerd dat eiseres niet meer in staat is om zwaar en licht huishoudelijk werk te doen. De consulent stelt ondersteuning en regie bij het huishouden in trede 3 voor in de vorm van zorg in natura en niet langer in de vorm van een pgb. De zoon en eiseres kunnen niet pgb-vaardig worden geacht omdat de zoon de administratie van eiseres beheert, er schulden zijn ontstaan en er bovendien signalen zijn vanuit de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over mogelijke uitputting van het budget
.Verder levert de zoon geen kwalitatief specialistische zorg met betrekking tot de indicatie ‘sociaal en persoonlijk functioneren’, zodat voor die indicatie volgens de consulent geen pgb meer kan worden verstrekt.
1.3.
Eiseres heeft het ondersteuningsplan niet getekend voor akkoord. Zij heeft vervolgens het door haar gewenste pgb aangevraagd met het budgetplan van 25 juli 2022. Daarin heeft ze haar zoon als hulpverlener genoemd en per maand verzocht om 16 uur ondersteuning voor sociaal en persoonlijk functioneren met een uurtarief van € 23,- en om 32 uur ondersteuning en regie bij het huishouden met een tarief van € 24,- per uur.
1.4.
Ter beantwoording van de vraag of eiseres in staat moet worden geacht regie te voeren, is een medisch advies opgevraagd bij Salude. Op 26 januari 2023 heeft de medisch adviseur van Salude geconcludeerd dat er geen sprake is van cognitieve beperkingen die maken dat eiseres niet in staat kan worden geacht zelf haar administratie te doen. Ook acht de medisch adviseur eiseres in staat om de persoon die belast is met de feitelijke huishoudelijke werkzaamheden aan te sturen en te controleren. Verder vindt de adviseur dat eiseres in staat moet worden geacht een pgb te beheren. Hij verwacht geen problemen wanneer zij met haar zoon samenwerkt. Als zij met andere zorgverleners zou moeten samenwerken verwacht hij wel beperkingen.
1.5.
Verweerder heeft het primaire besluit in het bestreden besluit gehandhaafd voor zover de verlenging van de indicatie ‘sociaal en persoonlijk functioneren’ is afgewezen. Het onderzoek van de Wmo-consulent wijst volgens verweerder uit dat de activiteiten waarvoor eiseres ondersteuning vraagt, zoals boodschappen doen, wandelen en praten, bezoek aan het ziekenhuis en het ondernemen van activiteiten, niet in aanmerking komen voor ondersteuning vanuit de Wmo omdat ze niet binnen het resultaatgebied vallen, zoals beschreven in artikel 4.7.3 van de Beleidsregels Wet Maatschappelijke Ondersteuning Rijswijk 2022 (Beleidsregels). De beperkingen die eiseres bij deze activiteiten ervaart kunnen worden opgelost middels eigen kracht, door gebruik van algemene voorzieningen en gebruikelijke hulp van personen uit haar netwerk. Uit het medisch advies van 23 januari 2023 blijkt namelijk dat eiseres in staat is om afspraken te maken en vast te leggen. Daarom kan er van worden uitgegaan dat eiseres zelf in staat is tot het organiseren en plannen van dagelijkse activiteiten. Eiseres heeft bovendien een sociaal netwerk. Zij heeft goed contact met haar zoon uit Den Haag, haar kleinkinderen komen regelmatig op bezoek, ze logeert af en toe bij haar dochter en zij krijgt ook bezoek van vriendinnen. Voor boodschappen is er de boodschappenbesteldienst, een algemene voorziening waarvan eiseres gebruik kan maken. Tot slot kan eiseres gebruik maken van de regiotaxi.
1.6.
Verder heeft verweerder het primaire besluit herroepen en bepaald dat aan eiseres vanaf 1 maart 2023 ondersteuning in het huishouden wordt toegekend voor 185 minuten per week in de vorm van een pgb. Per week ontvangt eiseres een pgb van € 83,39. Verweerder heeft daarbij een overgangstermijn van 6 maanden gehanteerd, zodat dat eiseres nog tot
1 maart 2023 haar ‘oude’ pgb ontvangt. Verweerder heeft aan deze wijziging van de lopende indicatie ten grondslag gelegd dat uit het onderzoek van de Wmo-consulent en het medisch advies van Salude naar voren is gekomen dat eiseres wel regie kan voeren in het huishouden. De omvang van de huishoudelijke hulp (185 minuten per week) heeft verweerder vastgesteld aan de hand van het Normenkader Huishoudelijke ondersteuning 2019 (het normenkader). Voor de basissituatie verstrekt verweerder 125 minuten. Daaraan heeft verweerder 10 minuten toegevoegd voor de logeer- en waskamer en 15 minuten voor de bewerkelijkheid van de woning. Dat komt neer op 185 minuten per week inclusief de wasverzorging (35 minuten). Verweerder heeft een uurtarief gehanteerd van
€ 27,05 voor een informeel pgb voor de huishoudelijke taken en € 27,02 voor de wasverzorging. Samen komt dat neer op een pgb van € 83,39 per week.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de verlenging van de indicatie ‘sociaal en persoonlijk functioneren’ en de omzetting van het pgb voor ondersteuning in het huishouden naar 185 minuten per week. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres en het verhandelde ter zitting.
Afwijzing indicatie ‘sociaal en persoonlijk functioneren’
3. Eiseres vindt dat verweerder de indicatie ‘sociaal en persoonlijk functioneren’ ten onrechte niet heeft verlengd en stelt dat ze in aanmerking dient te komen voor zorg op dit gebied. Bij het medisch onderzoek is volgens eiseres vast komen te staan dat zij grote beperkingen heeft bij het uitvoeren van complexe dagelijkse activiteiten. Eiseres vindt dat verweerder haar zorgbehoefte te beperkt heeft opgevat. Deze is veel breder dan het doen van boodschappen, ziekenhuisbezoekjes, wandelen en het ondernemen van activiteiten. Zij heeft meer ondersteuning nodig dan verweerder veronderstelt. Volgens eiseres wordt te veel waarde gehecht aan het feit dat zij adequaat afspraken lijkt te kunnen maken. Zonder de hulp van haar zoon lukt het haar niet om gemaakte afspraken na te komen. In mentaal opzicht is eiseres ook beperkt bij het hanteren van emoties en het onderhouden van (betekenisvolle) relaties. Zij ervaart moeite en stress bij conflicten en bij het samenwerken met nieuwe onbekende zorgverleners. Dit komt door ziekte en de belastende gebeurtenissen die eiseres in het verleden heeft meegemaakt. Vanwege traumatische ervaringen is het nodig dat eiseres ventilerende gesprekken voert met haar zoon. Die gesprekken zijn niet zomaar voor de gezelligheid, zoals ter zitting door haar gemachtigde is toegelicht. Eiseres stelt dat zij vanwege haar lichamelijke en psychische klachten niet in staat is om van de algemeen gebruikelijke voorzieningen gebruik te maken zoals verweerder stelt. De aanwezigheid en begeleiding van de zoon is noodzakelijk, bijvoorbeeld bij het gebruikmaken van de regiotaxi, om daadwerkelijk naar de plek van afspraak te kunnen komen. De boodschappenservice, stelt eiseres, is niet geschikt voor iemand als zij die het juist nodig heeft om naar buiten gaan. Tot slot stelt eiseres dat ze ook ondersteuning nodig heeft in de andere resultaatgebieden.
3.1.
Verweerder blijft bij het standpunt dat eiseres voor de activiteiten waarvoor zij ondersteuning vraagt, gebruik kan maken van algemene voorzieningen. Uit de onderzoeken van de Wmo-consulent en Salude is niet naar voren gekomen dat eiseres haar afspraken niet kan nakomen. Verweerder stelt dat eiseres zelf in staat is haar dagelijkse activiteiten te plannen en te ondernemen, met behulp van algemene voorzieningen zoals de regiotaxi en boodschappenservice. Niet gebleken is dat de zorgbehoefte van eiseres meer betreft dan boodschappen doen, ziekenhuisbezoekjes, wandelen en ondernemen van activiteiten. Weliswaar is de indicatie ‘sociaal en persoonlijk functioneren’ in het verleden aan eiseres toegekend om aan bepaalde doelen te werken, maar uit het onderzoek van de Wmo-consulent is gebleken dat de hulpverlener, de zoon van eiseres, niet aan deze doelen heeft gewerkt. Tot slot is terecht geoordeeld dat er geen aanleiding is om een indicatie af te geven voor andere resultaatgebieden, omdat eiseres heeft gesteld dat zij zelf haar financiën en administratie kan doen, terwijl bij het resultaatgebied ‘huisvesting’ geen problemen zijn geconstateerd.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de afwijzing van de verlenging van de indicatie voor “sociaal en persoonlijk functioneren” voldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat verweerder de zorgbehoefte te beperkt heeft opgevat. Uit het medisch advies van Salude blijkt niet dat eiseres niet in staat is om gebruik te maken van algemene voorzieningen, zoals de regiotaxi, bij de activiteiten waarvoor eiseres ondersteuning vraagt. Eiseres heeft voor haar standpunt dat zij geen gebruik kan maken van algemene voorzieningen, geen medische onderbouwing gegeven. Ten aanzien van de gewenste ondersteuning bij wandelingen en ventilerende gesprekken is de rechtbank van oordeel dat deze activiteiten onderdeel zijn van een normale relatie met familie. Dit valt niet onder het resultaatgebied “sociaal en persoonlijk functioneren” waarvoor zorg vanuit de Wmo verleend kan worden. Het betoog van eiseres slaagt niet.
Omzetting indicatie “ondersteuning en regie bij het huishouden”
4. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan en onvoldoende heeft gemotiveerd dat de toegekende maatwerkvoorziening voor ondersteuning en regie bij het huishouden kon worden omgezet naar 185 minuten per week. Het advies van Salude is niet uitgebreid genoeg om deze omzetting te rechtvaardigen. De fysieke en psychische klachten van eiseres zijn in de loop der jaren alleen maar verergerd. Eiseres ervaart ook meer psychische klachten namelijk veel verdriet uit het verleden door de echtscheiding, eenzaamheid, wantrouwen naar vreemden en veel stress waardoor zij kracht in haar lichaam verliest en door haar knieën kan zakken. Eiseres heeft naar aanloop van de zitting een recent medisch overzicht van de huisarts overgelegd waarin een opsomming staat van haar klachten. Verweerder heeft ten onrechte aangenomen dat eiseres regie kan voeren omdat zij het pgb kan beheren. Het is de zoon van eiseres die de regie voor haar huishouding op zich heeft genomen, omdat hij de woning van zijn moeder goed kent en uit zichzelf weet wat hij moet doen. Verder is eiseres van mening dat 185 minuten per week te weinig is. Dat het huis schoon en leefbaar was op het moment van het onderzoek door Salude, komt omdat de zoon het huis had schoongemaakt voor die afspraak. De zoon komt minimaal twee keer per week schoonmaken en heeft acht uren per week nodig om het huis schoon en leefbaar te houden. Daarom is 32 uur per maand redelijk voor huishoudelijke hulp.
4.1.
Verweerder stelt dat op basis van het medisch advies van 26 januari 2023 terecht is geoordeeld dat eiseres regie kan voeren. In het bestreden besluit is daarom terecht geen tijd toegekend voor regievoering. Als het zou kloppen dat eiseres zelf geen regie kan voeren zodat zij dit aan haar zoon overlaat, hoeft volgens verweerder geen extra tijd toegekend te worden voor regievoering. Volgens verweerder is de toegekende ondersteuning terecht gebaseerd op het normenkader, dat tot stand is gekomen na empirisch onderzoek van bureau HHM in samenwerking met KPMG Plexus. Ook de recent opgestelde aanvullende instructie van HHM is in dit geval in de beoordeling meegenomen. Dat de zoon van eiseres meer tijd gebruikt voor de huishoudelijke taken betekent niet dat daarom extra tijd moet worden toegekend.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder op basis van artikel 2.3.9, eerste lid, van de Wmo periodiek onderzoekt of er aanleiding is om een beslissing over een maatwerkvoorziening te heroverwegen. Uit de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat het beginsel van rechtszekerheid bij een herbeoordeling die leidt tot het naar beneden bijstellen van een lopende indicatie, qua omvang of duur, meebrengt dat een overgangsperiode wordt geboden die belanghebbende in staat stelt zich op deze bijstelling in te stellen. [1] Verweerder heeft in dit geval in het bestreden besluit een overgangsperiode gehanteerd van 6 maanden voordat de omzetting naar 185 minuten per week in zou gaan. Deze overgangsperiode is in lijn met de rechtspraak. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de omzetting van de lopende indicatie voor ondersteuning bij het huishouden op zichzelf beschouwd een toereikende wettelijke grondslag heeft.
4.3.
Het betoog van eiseres dat verweerder de omzetting van de lopende indicatie niet voldoende heeft onderzocht en gemotiveerd, slaagt niet. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het advies van Salude onzorgvuldig tot stand is gekomen of dat dit advies niet volledig, concludent of anderszins onjuist is. Verweerder mocht daarom afgaan op het medisch advies van Salude. [2] Daaruit blijkt geenszins dat eiseres niet in staat is regie te voeren. Verweerder heeft daarom terecht niet meer tijd voor regievoering toegekend.
4.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich terecht op het normenkader heeft gebaseerd bij het bepalen van de omvang van de huishoudelijke ondersteuning. Uit de rechtspraak van de CRvB volgt dat dit normenkader zorgvuldig tot stand is gekomen en als uitgangspunt kan dienen bij het vaststellen van de omvang van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp voor zover dat ziet op het resultaat van een schoon en leefbaar huis. [3] Eiseres heeft niet met concrete en verifieerbare gegevens onderbouwd waarom verweerder in afwijking van dit normenkader meer tijd voor huishoudelijke ondersteuning had moeten toekennen. Derhalve is eiseres met deze maatwerkvoorziening voldoende gecompenseerd.
4.5.
Het door eiseres in beroep overgelegde medisch overzicht leidt niet tot een ander oordeel. Dit overzicht bevestigt de problematiek van eiseres, maar de rechtbank leest daarin niet dat de problematiek ernstiger is dan waarvan verweerder is uitgegaan. De omvang van de ondersteuning in het huishouden, namelijk 185 minuten per week, is daarop afgestemd.

Conclusie en gevolgen

5. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat verweerder de maatwerkvoorziening voor “sociaal en persoonlijk functioneren” terecht niet heeft verlengd, en dat de maatwerkvoorziening voor ondersteuning en regie bij het huishouden vanaf 1 maart 2023 terecht is omgezet naar een pgb voor 185 minuten zorg per week.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:346.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 10 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7639.
3.Zie de uitspraak van 13 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2470.