In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Pakistaanse nationaliteit houder, tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 19 juni 2023, en het bezwaar van eiser werd op 3 oktober 2023 eveneens afgewezen. Eiser stelt dat hij financieel afhankelijk is van zijn neef, de referent, en dat deze ondersteuning noodzakelijk is voor zijn basisbehoeften in Pakistan. De rechtbank heeft op 6 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat de materiële ondersteuning van de referent noodzakelijk was. Eiser heeft geen objectief verifieerbare stukken overgelegd die inzicht geven in zijn economische en sociale situatie in Pakistan. De rechtbank stelt vast dat de materiële steun reëel is, maar dat eiser niet heeft aangetoond dat hij vanwege zijn situatie in Pakistan niet in zijn basisbehoefte kan voorzien. De rechtbank wijst ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel en artikel 8 van het EVRM af, omdat eiser niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn claims. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de aanvraag in stand blijft en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wordt verklaard.