Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2024 in de zaak tussen
[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Inleiding
.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 11 april 2024, wordt het beroep van eiser, een Algerijnse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 20 november 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris op 7 februari 2024 is afgewezen als ongegrond. Eiser heeft vervolgens op 14 maart 2024 een aanvullend besluit ontvangen, waartegen hij ook beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft op 18 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk is, omdat dit besluit is vervangen door het tweede bestreden besluit. Ten aanzien van het tweede besluit oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser heeft aangevoerd dat hij bij terugkeer in Algerije gevaar loopt, maar de rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd waarom hij geen bescherming kan krijgen van de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht een terugkeerbesluit en een inreisverbod heeft opgelegd aan eiser, die herhaaldelijk de Nederlandse wet- en regelgeving heeft overtreden.
De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.