ECLI:NL:RBDHA:2024:5253

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
NL24.5613
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van Algerijnse nationaliteit en terugkeerbesluit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 11 april 2024, wordt het beroep van eiser, een Algerijnse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 20 november 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris op 7 februari 2024 is afgewezen als ongegrond. Eiser heeft vervolgens op 14 maart 2024 een aanvullend besluit ontvangen, waartegen hij ook beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft op 18 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk is, omdat dit besluit is vervangen door het tweede bestreden besluit. Ten aanzien van het tweede besluit oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser heeft aangevoerd dat hij bij terugkeer in Algerije gevaar loopt, maar de rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd waarom hij geen bescherming kan krijgen van de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht een terugkeerbesluit en een inreisverbod heeft opgelegd aan eiser, die herhaaldelijk de Nederlandse wet- en regelgeving heeft overtreden.

De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.5613

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. P.R. van de Water),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is van Algerijnse nationaliteit en geboren op [geboortedatum] 1998. Hij heeft op 20 november 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 7 februari 2024 afgewezen als ongegrond (bestreden besluit 1). De staatssecretaris heeft op 14 maart 2024 een aanvullend besluit genomen (bestreden besluit 2). Het beroep richt zich mede tegen dit besluit. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris
.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep met betrekking tot bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk is. Ten aanzien van bestreden besluit 2 oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielrelaas ten grondslag dat hij bij terugkeer in Algerije gevaar loopt. Eiser is in Algerije gestoken met een mes door één persoon, [naam]. Eiser is gestoken omdat [naam] de zus van eiser lastig viel. [naam] en zijn vrienden zitten nog steeds achter eiser aan. [naam] is veroordeeld voor een gevangenisstraf van twee jaar, maar is eerder vrijgekomen. Nadat [naam] vrijkwam heeft hij via andere mensen in de omgeving van eiser dreigingen in de richting van eiser geuit. [naam] heeft mensen omgekocht zodat hij eerder vrij kwam. Gelet op deze corruptie kan eiser geen bescherming inroepen van de Algerijnse autoriteiten. Eiser is gevlucht uit angst voor een nieuwe geweldspleging en wraak. Ook heeft eiser familieproblemen in Algerije en is zijn oma overleden. De ouders van eiser zijn gescheiden. Eiser heeft verder diabetes type 1 (suikerziekte).
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. problemen met de persoon die de zus van eiser lastig viel.
5.1.
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst niet zijn onderbouwd met stukken. De staatssecretaris heeft, ondanks het ontbreken van de relevante documenten, wel de genoemde persoonsgegevens aangehouden. De problemen met [naam] worden door de staatssecretaris onvoldoende zwaarwegend geacht, omdat eiser bescherming kan inroepen bij de Algerijnse autoriteiten. Daartoe overweegt de staatssecretaris dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen bescherming kan krijgen van de Algerijnse autoriteiten. De staatssecretaris stelt zich ten opzichte van de gestelde familieproblemen van eiser en de medische situatie van eiser op het standpunt dat dit geen relevante elementen zijn, omdat deze elementen niet in verband staan met vluchtelingschap of artikel 3 van het EVRM. Op wat de staatssecretaris daartoe verder overweegt wordt hieronder – voor zover van belang – nader ingegaan.
5.2.
In het bestreden besluit 1 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser afgewezen en een eerder opgelegde ongewenstverklaring gehandhaafd. Het bestreden besluit 2 is een herhaling van de motivering ten aanzien van de afwijzing van de asielaanvraag. Zoals ter zitting door de staatssecretaris nader is toegelicht is met bestreden besluit 2 de ongewenstverklaring vervangen door een terugkeerbesluit en een inreisverbod. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit 2 de volledige motivering en rechtsgevolgen van de besluitvorming bevat. Daarom merkt de rechtbank het bestreden besluit 2 aan als een vervangend besluit. Omdat besluit 1 is vervangen en omdat niet is gebleken dat eiser er belang bij heeft dat besluit nog te beoordelen is het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk. Wel ziet de rechtbank hierin aanleiding de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.
Verzoek om internationale bescherming in Nederland
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het feit dat eiser herhaaldelijk de Nederlandse wet- en regelgeving heeft overtreden niet rijmt met de door eiser gestelde behoefte aan internationale bescherming. In dit verband voert eiser het volgende aan. De verplichting om zich aan de Nederlandse wet te houden geldt voor iedereen, niet in het bijzonder voor eiser. Er is geen verband tussen enerzijds de behoefte aan internationale bescherming en anderzijds het naleven van de Nederlandse wet- en regelgeving. Dit verband is door de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd. Hoewel eiser meermaals is veroordeeld, doet dit volgens eiser geen afbreuk aan de noodzaak tot internationale bescherming in Nederland. Ten aanzien van de vermeende overdracht naar Spanje voert eiser aan dat hij geen asielaanvraag heeft gedaan in Spanje. Ook verlangt eiser geen internationale bescherming van Spanje.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht stelt dat het gedrag van eiser in Nederland, inhoudende het herhaaldelijk overtredingen van de Nederlandse wet- en regelgeving, niet rijmt met de gestelde behoefte van eiser aan bescherming van de Nederlandse staat. In dit verband overweegt de staatssecretaris terecht dat dit op voorhand afbreuk doet aan de gestelde noodzaak tot internationale bescherming, omdat het herhaaldelijk overtreden van de Nederlandse wet- en regelgeving moeilijk valt te rijmen met de gestelde noodzaak om bescherming van de Nederlandse autoriteiten te verkrijgen. Ten aanzien van de verantwoordelijkheid van Spanje stelt de staatssecretaris terecht dat eiser drie keer is uitgezet naar Spanje, op 27 september 2022, op 15 februari 2023 en op 13 november 2023. Aan eiser is tijdens de voorgaande Dublinprocedures duidelijk uitgelegd waarom hij werd overgedragen aan Spanje. De staatssecretaris stelt terecht dat het feit dat eiser drie keer is teruggekeerd naar Nederland afbreuk doet aan de gestelde noodzaak voor internationale bescherming. Aan eiser is uitgelegd dat hij in Spanje de asielprocedure dient te doorlopen. Het feit dat eiser steeds blijft terugkeren naar Nederland valt moeilijk te rijmen met de door eiser gestelde behoefte aan internationale bescherming. Het ligt voor de hand dat eiser dan in Spanje om internationale bescherming vraagt.
Problemen met de persoon die de zus van eiser lastig viel
7. Eiser voert aan dat hij geen bescherming kan krijgen van de Algerijnse autoriteiten. In dit kader stelt eiser dat [naam] niet zijn volledig opgelegde straf heeft uitgezeten, waaruit eiser concludeert dat dit het gevolg moet zijn van corruptie. Hierdoor kan eiser er niet vanuit gaan dat mensen die hem iets zouden willen aandoen hiervoor straf krijgen. Om die reden stelt eiser dat hij zich niet kan wenden tot de Algerijnse autoriteiten en dat hem daarom niet valt tegen te werpen dat hij is gevlucht uit Algerije.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris stelt terecht dat dit relevante element onvoldoende zwaarwegend is omdat eiser bescherming kan inroepen van de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat eiser niet heeft onderbouwd waarom de Algerijnse autoriteiten hem geen effectieve bescherming kunnen bieden. Ook heeft eiser niet onderbouwd dat klagen bij de Algerijnse autoriteiten bij voorbaat zinloos zou zijn vanwege corruptie. In dit verband heeft eiser geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat [naam] vroegtijdig is vrijgekomen door corruptie. De staatssecretaris stelt dat eiser niet heeft geprobeerd om hulp te krijgen van de Algerijnse autoriteiten. De staatssecretaris stelt terecht dat dit voor rekening van eiser komt. De rechtbank oordeelt dat de stelling van eiser dat [naam] vroegtijdig is vrijgekomen als gevolg van corruptie en dat hij geen bescherming zal krijgen in Algerije enkel is gebaseerd op eisers aannames. Eiser heeft deze aannames op geen enkele wijze onderbouwd.
Terugkeerbesluit, vertrektermijn en inreisverbod
8. Eiser voert aan dat hem ten onrechte een terugkeerbesluit en een inreisverbod is opgelegd. Met betrekking tot het standpunt van de staatssecretaris dat eiser een aantal keer met onbekende bestemming zou zijn vertrokken, voert eiser aan dat dit steeds om een paar dagen gaat omdat eiser toen in detentie zat. Daarna is eiser weer vrijgelaten, maar moest hij op eigen gelegenheid naar de opvanglocatie zien te komen. Dit duurde een paar dagen. Eiser betoogt dat dit hem ten onrechte wordt tegengeworpen alsof hij toen met onbekende bestemming is vertrokken. In dit verband voert eiser aan dat het hierbij gaat om data uit een verder verleden. In de huidige procedure gaat het om twee dagen. Ook is het telefoonnummer van eiser bekend bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), waardoor hij wel telefonisch bereikbaar is gebleven. Verder betoogt eiser dat de tegenwerping dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft een gevolg is van het bestreden besluit, omdat eiser naar aanleiding van het bestreden besluit niet meer in de opvang van het COa kan verblijven. Dit is een toekomstige omstandigheid die door de staatssecretaris wordt gecreëerd, aldus eiser.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank oordeelt dat eiser meerdere malen met onbekende bestemming is vertrokken. De staatssecretaris stelt terecht dat de duur van het onttrekken aan het toezicht en de periodes daarbij niet relevant zijn. Ten aanzien van de tegenwerping van de staatssecretaris dat eiser geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, overweegt de rechtbank het volgende. Het uitgangspunt is dat een vreemdeling pas beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats als hij in de Basisregistratie Personen (BRP) staat ingeschreven, maar eiser kan ook op een andere manier aantonen dat hij beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats. [2] Het is daarbij vaste rechtspraak dat enkel het verblijven in een opvang van het COa daarvoor onvoldoende is. [3] Eisers veronderstelling dat zijn verblijf bij het COa als vaste woon- of verblijfplaats geldt volgt de rechtbank dus niet. Er is dus geen sprake van een situatie dat eiser in het besluit een omstandigheid wordt tegengeworpen die door het besluit zelf wordt veroorzaakt. De staatssecretaris heeft het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats om die reden aan eiser kunnen tegenwerpen. Ten aanzien van het middelenvereiste oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris terecht stelt dat eiser niet voldoet aan het middelenvereiste, omdat het leefgeld van het COa niet gezien kan worden als inkomen. De Afdeling heeft over het middelenvereiste geoordeeld dat de verstrekkingen van het COa daarvoor onvoldoende zijn. [4] Daarbij geldt dat het moet gaan om het zelfstandig kunnen beschikken over voldoende middelen van bestaan. Hier valt de zakgeldregeling van het COa niet onder. [5]
De strafrechtelijke veroordelingen, tot slot, worden door eiser niet betwist. De rechtbank oordeelt daarom dat de staatssecretaris terecht een terugkeerbesluit heeft opgelegd zonder vertrektermijn. Om die reden heeft de staatssecretaris ook terecht een inreisverbod opgelegd aan eiser. [6]

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit 1 is nietontvankelijk. Het beroep gericht tegen bestreden besluit 2 is ongegrond. Dit betekent dat het besluit in stand blijft.
9.1.
Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 5.2. is overwogen veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot betaling van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.ABRvS 22 mei 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AH9705 onder 2.2.
3.Bijvoorbeeld Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, 15 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8705.
4.ABRvS 1 november 2016, ECLI:NL:2016:2992 onder 5.3.
5.ABRvS 9 maart 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH6972 onder 2.3.3.
6.Dat volgt uit artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.