ECLI:NL:RBDHA:2024:5201

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
NL24.13415
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en intrekking besluit op asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep betreffende de bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 29 januari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd, maar deze werd op 27 maart 2024 opgeheven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en het onderzoek op 3 april 2024 gesloten.

De rechtbank overweegt dat, omdat de bewaring is opgeheven, de beoordeling zich beperkt tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding. De rechtbank stelt vast dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot 7 februari 2024. Eiser stelt dat het voortduren van de maatregel vanaf 26 maart 2024 onrechtmatig was, omdat het besluit op zijn asielaanvraag op die datum was ingetrokken. De rechtbank oordeelt echter dat de maatregel van bewaring niet direct onrechtmatig werd door de intrekking van de asielaanvraag, en dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld door de maatregel binnen één dag op te heffen.

De rechtbank concludeert dat er geen reden is om te oordelen dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig was. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13415

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. G.A. Dorsman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 29 januari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Verweerder heeft op 27 maart 2024 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 3 april 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 9 februari 2024 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 7 februari 2024, rechtmatig was. [2] Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode sinds 7 februari 2024 van belang.
4. Eiser voert primair aan dat het voortduren van de maatregel vanaf 26 maart 2024 onrechtmatig was, omdat de maatregel in strijd met de wet moest worden geacht. Het besluit waarbij de asielaanvraag van eiser is afgewezen, is namelijk op 26 maart 2024 door verweerder ingetrokken. Subsidiair voert eiser aan dat bij afweging van alle belangen het voortduren van de maatregel vanaf 26 maart 2024 in redelijkheid niet langer gerechtvaardigd was.
5. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Uit het dossier blijkt dat verweerder op 26 maart 2024 het besluit op eisers asielaanvraag heeft ingetrokken en heeft meegedeeld dat eiser een nieuw besluit op zijn asielaanvraag in Nederland mag afwachten. De maatregel van bewaring is hierdoor niet direct op 26 maart 2024 onrechtmatig geworden. [3] Door de maatregel van bewaring binnen één dag, namelijk op 27 maart 2024, op te heffen, heeft verweerder voldoende voortvarend gehandeld. De intrekking van het besluit op eisers asielaanvraag maakt ook niet dat een belangenafweging ertoe had moeten leiden dat de bewaring reeds op 26 maart 2024 had moeten worden opgeheven. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Ook ambtshalve ziet de rechtbank geen reden om te oordelen dat het voortduren van de maatregel van bewaring in de te beoordelen periode op enig moment onrechtmatig is geweest.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
3.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1408, rechtsoverweging 6.