Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, van Soedanese nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 17 december 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Tijdens de zitting op 29 december 2023 werd eiser gehoord via telehoren vanuit detentiecentrum Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. B.A. Palm, en met de aanwezigheid van een tolk, A. Fawzy.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de maatregel van bewaring noodzakelijk was, gezien de omstandigheden van de zaak. Eiser had rechtmatig verblijf in Frankrijk op basis van een asielvergunning, maar weigerde terug te keren. De rechtbank toetste de rechtmatigheid van de bewaring aan de voorwaarden uit het Unierecht en concludeerde dat aan deze voorwaarden was voldaan. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet met een lichter middel kon volstaan en dat de bewaring terecht was opgelegd.
De rechtbank verwierp het beroep van eiser en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.