ECLI:NL:RBDHA:2024:5043

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
NL24.10563
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Sierra Leoonse nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij in Kroatië bijna slachtoffer is geworden van een pushback en dat zijn asielaanvraag daar niet adequaat zal worden behandeld.

De rechtbank heeft de zaak op 28 maart 2024 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank overweegt dat verweerder in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië, en dat het aan eiser is om aan te tonen dat dit in zijn geval niet opgaat. De rechtbank concludeert dat eiser hierin niet is geslaagd, en verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State die bevestigen dat er geen aanwijzingen zijn dat Dublinclaimanten in Kroatië te maken hebben met pushbacks.

De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond van eiser, dat hij na overdracht aan Kroatië enkel een opvolgende aanvraag kan indienen, niet onderbouwd is. De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag van eiser ongegrond is en dat hij geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10563

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is aanwezig I. Jalloh. Verschenen is de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1996 en de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 25 oktober 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Kroatië verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser op 27 september 2023 in Kroatië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft daarom op 28 november 2023 een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. [2] Op 12 december 2023 hebben de autoriteiten van Kroatië dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiser voert aan dat ten aanzien van Kroatië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hij is in Kroatië bijna slachtoffer geworden van een pushback. Zijn asielaanvraag in Kroatië zal na overdracht, voor zover deze al ontvankelijk is, in de versnelde procedure worden behandeld. De kans is aanwezig dat zijn asielaanvraag niet inhoudelijk of in de grensprocedure wordt beoordeeld. [3] Deze laatste procedure omvat minder waarborgen nu deze gericht is op afwijzing. Ter onderbouwing van zijn standpunt wijst eiser op de update van 2022 van het AIDA-rapport en informatie van het Kroatisch ministerie van Binnenlandse Zaken van 20 april 2023. [4] Verder heeft verweerder ten onrechte geen toepassing gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder mag in beginsel uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië en dat het zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dat in zijn geval niet zo is. Eiser is daarin niet geslaagd.
5. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraak van 13 september 2023 [5] bevestigd dat in het geval van Kroatië wordt uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [6] Daarbij heeft de Afdeling overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn dat Dublinclaimanten in Kroatië te maken hebben met pushbacks. Eiser stelt weliswaar bijna slachtoffer te zijn geworden van een pushback, maar hij heeft vervolgens Kroatië kunnen inreizen. Daarnaast hebben de Kroatische autoriteiten met het claimakkoord de terugname van eiser geaccepteerd. Eiser zal daarom in het kader van de Dublinverordening gereguleerd worden overgedragen en eisers asielaanvraag zal in behandeling worden genomen met inachtneming van de Europese richtlijnen en internationale verplichtingen. De rechtbank ziet gelet daarop geen aanleiding om van het oordeel van de Afdeling af te wijken.
6. Eisers beroepsgrond dat hij na overdracht aan Kroatië enkel een opvolgende aanvraag kan indienen, dat daarbij beoordeeld wordt of zijn aanvraag ontvankelijk is en zijn asielaanvraag mogelijk niet inhoudelijk wordt beoordeeld slaagt niet. Eiser heeft in de eerste plaats niet onderbouwd dat de Kroatische autoriteiten op zijn eerste asielaanvraag hebben beslist. Uit de stukken die hij heeft overgelegd kan de rechtbank ook niet af leiden dat een Dublinclaimant na overdracht aan Kroatië alleen de mogelijkheid heeft om een opvolgende asielaanvraag in te dienen. Uit het AIDA-rapport waarnaar eiser heeft verwezen leidt de rechtbank tot slot af dat, voor zover de asielaanvraag van eiser in de versnelde procedure zou worden behandeld, dezelfde waarborgen gelden als in de reguliere asielprocedure.
7. Verweerder heeft verder voldoende gemotiveerd waarom geen toepassing wordt gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft in dat verband enkel zijn slechte ervaringen in Kroatië aan de grens en met de autoriteiten naar voren gebracht. Deze omstandigheden zien evenwel enkel op onderwerpen die van betekenis zijn voor de beoordeling of er aanwijzingen zijn dat Kroatië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 14 augustus 2014 [7] zijn deze omstandigheden derhalve niet van betekenis voor de beoordeling of er bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat overdracht van eiser van een onevenredige hardheid getuigt.
8. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Als bedoeld in artikel 31, lid 8, sub f, jo. artikel 43 van de Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn).
4.Informatie over procedurele elementen en rechten van aanvragers onderworpen aan een Dublin transfer naar Kroatië.
6.Bevestigd bij uitspraak van 24 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:288.