ECLI:NL:RBDHA:2024:5039

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
NL24.10259
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Palestijnse nationaliteit hebbende persoon, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De eiser had eerder in Kroatië een verzoek om internationale bescherming ingediend, wat leidde tot een verzoek om terugname door de Nederlandse autoriteiten.

De rechtbank heeft de zaak op 28 maart 2024 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De eiser voerde aan dat hij in Kroatië slachtoffer was geworden van een pushback en mishandeling door de grenspolitie, en dat hij daarom niet kon vertrouwen op een eerlijke behandeling van zijn asielaanvraag in Kroatië. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat Kroatië zijn internationale verplichtingen niet nakomt.

De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigden dat er in het geval van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat zijn asielaanvraag in Kroatië niet op een eerlijke manier zou worden behandeld. Daarom werd het beroep van de eiser ongegrond verklaard, en kreeg hij geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10259

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 7 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is aanwezig T. Slimane. Verschenen is de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 2000 en stelt de Palestijnse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 10 oktober 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Kroatië verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser op 13 september 2023 in Kroatië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft daarom op 10 november 2023 een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. [2] Op 24 november 2023 hebben de autoriteiten van Kroatië dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiser voert aan dat ten aanzien van Kroatië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hij is in Kroatië slachtoffer geworden van een pushback, en is daarbij mishandeld door de grenspolitie. Bij de tweede poging is eiser in detentie genomen en na afname van zijn vingerafdrukken vrijgelaten. Uit de update 2022 van het AIDA-rapport en informatie van het Kroatisch ministerie van Binnenlandse Zaken van 20 april 2023 [3] volgt verder dat eisers asielaanvraag, voor zover deze ontvankelijk is, in de herhaalde asielprocedure wordt behandeld. De kans is dus groot dat zijn asielaanvraag niet inhoudelijk wordt beoordeeld of dat zijn asielaanvraag in de grensprocedure wordt beoordeeld. [4] Deze laatste procedure omvat minder waarborgen nu deze gericht is op afwijzing. Kroatië schendt daarmee zijn verdragsverplichtingen, omdat eiser eerder geen asielaanvraag heeft ingediend in Kroatië.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder mag in beginsel uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië en dat het zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dat in zijn geval niet zo is. Eiser is daarin niet geslaagd.
5. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraak van 13 september 2023 [5] bevestigd dat in het geval van Kroatië wordt uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [6] Daarbij heeft de Afdeling overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn dat Dublinclaimanten in Kroatië te maken hebben met pushbacks. Dat eiser in Kroatië stelt slachtoffer te zijn geworden van een pushback doet daaraan niet af. Immers met het claimakkoord hebben de autoriteiten van Kroatië de terugname van eiser geaccepteerd. Eiser zal daarom in het kader van de Dublinverordening gereguleerd worden overgedragen en eisers asielaanvraag zal in behandeling worden genomen met inachtneming van de Europese richtlijnen en internationale verplichtingen. De rechtbank ziet gelet daarop geen aanleiding om van het oordeel van de Afdeling af te wijken.
6. Eiser heeft verder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn asielaanvraag in Kroatië als herhaalde asielaanvraag zal worden behandeld, dat beoordeeld wordt of zijn aanvraag ontvankelijk is en dat zijn asielaanvraag mogelijk niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Zo heeft eiser allereerst niet onderbouwd dat de Kroatische autoriteiten op zijn eerste asielaanvraag hebben beslist. Uit de stukken die eiser heeft overgelegd kan de rechtbank evenmin afleiden dat een asielaanvraag van een Dublinclaimant als opvolgende aanvraag wordt behandeld. Uit het AIDA-rapport waarnaar eiser heeft verwezen leidt de rechtbank bovendien af dat, voor zover de asielaanvraag van eiser in de versnelde of grensprocedure zou worden behandeld, dezelfde waarborgen gelden als in de reguliere asielprocedure.
7. In het kader van eisers betoog dat overdracht aan Kroatië van een onevenredige hardheid getuigt, zijn door eiser alleen de gestelde slechte ervaringen in Kroatië aan de grens en met de autoriteiten naar voren gebracht. Deze omstandigheden zien evenwel enkel op onderwerpen die van betekenis zijn voor de beoordeling of er aanwijzingen zijn dat Kroatië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 14 augustus 2014 [7] zijn deze omstandigheden derhalve niet van betekenis voor de beoordeling of er bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat overdracht van eiser van een onevenredige hardheid getuigt. Gelet hierop en nu eiser geen andere individuele omstandigheden naar voren heeft gebracht, heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding is om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
8. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Informatie over procedurele elementen en rechten van aanvragers onderworpen aan een Dublin transfer naar Kroatië.
4.Als bedoeld in artikel 31, lid 8, sub f, jo. artikel 43 van de Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn).
6.Bevestigd bij uitspraak van 24 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:288.