ECLI:NL:RBDHA:2024:4992
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot erkenning van aansprakelijkheid voor schade door bedrijfsongeval tijdens militaire training
In deze zaak heeft verzoeker, een deelnemer aan een militaire opleiding, de staatssecretaris van Defensie verzocht om erkenning van aansprakelijkheid voor schade die hij heeft geleden als gevolg van een bedrijfsongeval tijdens een brancardrace op 22 maart 2019. Verzoeker heeft op 16 maart 2022 een verzoek ingediend om de aansprakelijkheid te erkennen, maar dit werd op 11 oktober 2022 afgewezen. Verzoeker heeft vervolgens de rechtbank gevraagd om verweerder te veroordelen tot schadevergoeding. De zitting vond plaats op 26 juni 2023, waarbij beide partijen aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en later besloten dat een nieuwe zitting niet nodig was, waarna het onderzoek werd gesloten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker tijdens de brancardrace, die plaatsvond onder zware omstandigheden, een ongeval heeft gehad waarbij hij zijn knie heeft verwond. De rechtbank heeft in eerdere procedures geoordeeld dat dit ongeval niet als dienstongeval kan worden gekwalificeerd. Verzoeker stelt dat de zorgplicht van verweerder niet is nagekomen, omdat er geen risicoanalyse is gemaakt en de grond niet is geprepareerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de zorgplicht van verweerder niet zo ver strekt dat het oefenterrein voorafgaand aan de militaire oefeningen geëgaliseerd moet worden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder voldoende maatregelen heeft getroffen om de veiligheid van de deelnemers te waarborgen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen grond was voor aansprakelijkheid van verweerder. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever en is openbaar uitgesproken op 11 april 2024.