Uitspraak
20.3301 MAW
OVERWEGINGEN
,aldus de rechtbank.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, werkzaam bij de [onderdeel] in de rang van [rang], had een ongeval meegemaakt tijdens een brandcardrace, die deel uitmaakte van zijn zware opleiding voor de Luchtmobiele Brigade. De appellant was tijdens deze oefening door zijn knie gezakt in een moddergat, wat leidde tot de vraag of dit ongeval als een bedrijfsongeval moest worden aangemerkt.
De staatssecretaris van Defensie had het ongeval niet als dienstongeval erkend, omdat de omstandigheden waaronder de brandcardrace plaatsvond niet als buitengewoon werden beschouwd. De rechtbank had deze beslissing bevestigd, waarbij werd gesteld dat de omstandigheden niet in bijzondere mate afweken van de normale omstandigheden voor een militaire oefening. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de brandcardrace in de context van de zware opleiding moest worden geplaatst en dat de gebruikelijke veiligheidsmaatregelen waren getroffen.
In hoger beroep handhaafde de appellant zijn standpunt dat er sprake was van bijzondere omstandigheden. De Raad oordeelde echter dat de omstandigheden waaronder de brandcardrace plaatsvond, niet wezenlijk afweken van de normale omstandigheden en dat er geen verhoogd risico op verwonding of letsel was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door C.H. Bangma, met M.E. van Donk als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 9 december 2021.