ECLI:NL:RBDHA:2024:4936
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, had zijn aanvraag ingediend, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze op 15 maart 2024 niet in behandeling genomen. De rechtbank behandelt de zaak in Groningen onder zaaknummer NL24.12131.
Tijdens de zitting op 2 april 2024 is eiser, samen met zijn gemachtigde, niet verschenen. De rechtbank overweegt of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep. Uit de rechtspraak van de ABRvS blijkt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats, er in beginsel van wordt uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk heeft verzocht.
De rechtbank constateert dat eiser op 28 februari 2024 met onbekende bestemming is vertrokken en dat zijn gemachtigde op 29 maart 2024 heeft aangegeven geen contact met eiser te hebben. Hierdoor concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.