ECLI:NL:RBDHA:2024:4932

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
NL24.3439
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 8 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze niet in behandeling genomen op basis van het besluit van 30 januari 2024, waarin wordt gesteld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.

De rechtbank past artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toe en onderzoekt of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep. Het blijkt dat eiser op of omstreeks 9 januari 2024 met onbekende bestemming is vertrokken en dat zijn gemachtigde, mr. H.T. Gerbrandy, op 29 februari 2024 heeft aangegeven geen contact te hebben met eiser en niet te weten waar hij verblijft. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland.

Gelet op deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, en openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3439

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 30 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank doet uitspraak met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb [1] .
3. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.
4. Uit vaste rechtspraak van de ABRvS [2] volgt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uit wordt gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in Nederland. [3] Dit is alleen anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en hij met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
5. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser op of omstreeks 9 januari 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser bij bericht van 29 februari 2024 aangegeven dat hij geen contact heeft met eiser en niet met zekerheid kan zeggen waar deze verblijft. Onder deze omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming en op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser geen procesbelang meer heeft.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579