ECLI:NL:RBDHA:2024:4932
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 8 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze niet in behandeling genomen op basis van het besluit van 30 januari 2024, waarin wordt gesteld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
De rechtbank past artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toe en onderzoekt of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep. Het blijkt dat eiser op of omstreeks 9 januari 2024 met onbekende bestemming is vertrokken en dat zijn gemachtigde, mr. H.T. Gerbrandy, op 29 februari 2024 heeft aangegeven geen contact te hebben met eiser en niet te weten waar hij verblijft. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland.
Gelet op deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, en openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.