ECLI:NL:RBDHA:2024:4826

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
NL24.3701
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een asielaanvraag op basis van internationale bescherming in Malta

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 2 december 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar de staatssecretaris heeft deze aanvraag op 25 januari 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming geniet in Malta. De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde waren afwezig.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft erkend dat hij in Malta internationale bescherming heeft gekregen, maar hij wil niet terugkeren naar Malta vanwege de moeilijkheden die hij daar heeft ervaren, zoals een taalbarrière en discriminatie op de woningmarkt. De staatssecretaris heeft echter voldoende informatie over de verblijfsstatus van eiser in Malta en heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de internationale verplichtingen van Malta. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in beginsel mag afgaan op informatie van andere lidstaten, mits deze informatie actueel en relevant is.

De rechtbank stelt vast dat de informatie van de Maltese autoriteiten voldoende actueel is en dat eiser geen concrete aanknopingspunten heeft aangedragen om te twijfelen aan de verleende internationale bescherming. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris niet verplicht is om nader onderzoek te doen als de informatie voldoende is. Eiser heeft niet aangetoond dat Malta zijn internationale verplichtingen niet nakomt, en de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3701

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. C.K.E.E. Fischer-Fuhler),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: A.J. Rossingh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 2 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 25 januari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming heeft in Malta.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024, gelijktijdig met het verzoek om voorlopige voorziening (zaak NL24.3702) op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde waren met kennisgeving afwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet-ontvankelijk verklaren van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser erkent dat hij in Malta heeft verzocht om internationale bescherming en een vergunning voor drie jaar heeft gekregen. Eiser wil echter niet terug naar Malta. In Malta heeft eiser drie maanden taallessen gevolgd, hiervan heeft hij een certificaat gekregen. Hij is echter de taal nog steeds niet machtig en dat maakt het lastig om te integreren in Malta. Eiser mocht via het Humanity office naar school, maar daar lag het niveau te hoog. Verder mocht eiser geen vrije dagen opnemen van zijn werk, omdat hij dan het risico liep om zijn baan kwijt te raken. Ook heeft eiser illegaal een woning gehuurd in Malta. Hij wilde graag in het centrum wonen en vanwege discriminatie kreeg hij daar geen legale woning. Ook mocht hij van de autoriteiten van Malta zijn kinderen niet laten nareizen.
Het bestreden besluit
5. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming heeft in Malta. [1] Volgens de staatssecretaris heeft eiser daardoor een zodanige band [2] met Malta dat het voor hem redelijk is om naar dat land toe te gaan. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt enerzijds dat de staatssecretaris ten aanzien van Malta niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan en anderzijds dat Malta zijn internationale verplichtingen tegenover eiser niet nakomt. Hoewel uit de verklaringen van eiser volgt dat hij het moeilijk heeft in Malta, volgt daaruit volgens de staatssecretaris niet dat sprake is van een zodanige situatie dat eiser bij terugkeer in een situatie terechtkomt die strijdig is met artikel 3 van het EVRM [3] .
Gronden
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende heeft geverifieerd of eiser thans nog steeds internationale bescherming geniet in Malta. Hoewel de Maltese autoriteiten hebben verklaard dat eiser internationale bescherming zou genieten, is onvoldoende duidelijk wat de verblijfsrechtelijke positie van eiser bij terugkeer is en welke rechten hij hieraan eventueel kan ontlenen. Uit de Eurodac-gegevens blijkt enkel dat er vingerdrukken zijn afgenomen, verder is niets vermeld over de verblijfsstatus. Om die reden is in eerste instantie uitgegaan van een Dublin-casus en is een claimverzoek aan Malta gestuurd. Eiser betoogt dat de staatssecretaris nader onderzoek had moeten verrichten naar de verblijfsstatus van eiser. Nu dit niet is gebeurd, is volgens eiser sprake van een motiveringsgebrek.
7. Eiser betoogt dat Malta zich niet houdt aan de internationale verplichtingen. Eiser heeft zelf werk en inkomen moeten regelen. Hij heeft de Maltese autoriteiten om hulp gevraagd, maar heeft deze niet gekregen. Bij terugkeer naar Malta vreest eiser dat hij op straat zal belanden. Uit het AIDA-rapport uit 2023 volgt dat alleen personen die internationale bescherming genieten en twaalf maanden in Malta hebben verbleven een sociale huurwoning kunnen aanvragen. Door eisers komst naar Nederland, heeft hij geen twaalf aaneengesloten maanden in Malta verbleven. Daarnaast is particuliere huur in Malta lastig, omdat statushouders te maken krijgen met discriminatie en uitbuiting. Ook is het in Malta niet mogelijk om gezinshereniging aan te vragen, hetgeen in strijd is met internationale verplichtingen.
8. Eiser voert aan dat er in Malta drie soorten verblijfsvergunningen zijn. Volgens het schrijven van de Maltese autoriteiten valt eiser onder de categorie
‘subsidiary protection’. Eiser betoogt dat uit het AIDA-rapport volgt dat ten aanzien van onder meer huisvesting en sociale voorzieningen onderscheid wordt gemaakt tussen vluchtelingen en mensen met subsidiaire bescherming. De laatste groep, waartoe eiser behoort, ervaart aanmerkelijk slechtere omstandigheden dan erkende vluchtelingen.
Verblijfsrecht in Malta
9. De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de Maltese autoriteiten internationale bescherming aan eiser hebben verleend. Dit blijkt uit de informatie van de Maltese autoriteiten van 19 december 2023. Eiser heeft daarnaast tijdens het op 9 december 2023 gehouden gehoor ook zelf naar voren gebracht dat hij een verblijfsvergunning heeft gehad in Malta. De eerste vraag die partijen verdeeld houdt is of eiser nog steeds een verblijfsrecht heeft in Malta en of nader onderzoek hiernaar noodzakelijk is.
10. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling mag de staatssecretaris in beginsel afgaan op informatie van een andere lidstaat. Daarvoor is van belang dat het tijdsverloop sinds het verkrijgen van de informatie beperkt is en dient uit de informatie duidelijk te worden wat de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling bij terugkeer is. Indien de verkregen informatie onvoldoende actueel is of onvoldoende verblijfsrechtelijke informatie over de vreemdeling bevat, dient de staatssecretaris nader onderzoek te doen naar de vraag of de vreemdeling nog steeds over een door de desbetreffende lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning dan wel een andere toestemming tot verblijf beschikt. [4]
11. De rechtbank is van oordeel dat de van de Maltese autoriteiten verkregen informatie voldoende actueel is, nu de informatie dateert van 19 december 2023 en het bestreden besluit van 25 januari 2024. Uit deze informatie blijkt dat aan eiser internationale bescherming is verleend op basis van ‘subsidairy protection’ en deze bescherming duurt in ieder geval tot 26 maart 2026. Door eiser zijn geen concrete aanknopingspunten aangevoerd op grond waarvan aan deze informatie moet worden getwijfeld. De beroepsgrond dat onvoldoende is gebleken of eiser in Malta nog steeds bescherming geniet en dat de staatssecretaris hiernaar onvoldoende onderzoek heeft verricht, kan derhalve niet slagen.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel
12. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ten aanzien van Malta in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit ligt anders als er concrete aanknopingspunten zijn die maken dat Malta zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Het is aan de vreemdeling om dit aannemelijk te maken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser onvoldoende concrete aanknopingspunten naar voren gebracht om in zijn zaak anders te oordelen.
12.1.
Ten aanzien hetgeen eiser heeft aangevoerd over de leefomstandigheden in Malta overweegt de rechtbank het volgende. Uit eisers verklaringen blijkt dat hij altijd huisvesting en medische voorzieningen heeft gehad en altijd arbeid heeft verricht. Niet is gebleken dat hij dit in de toekomst niet zal kunnen bewerkstelligen. Eiser heeft daarnaast drie maanden taallessen gevolgd en een certificaat behaald. De enkele stelling dat eiser nog altijd een taalbarrière ervaart en dat daardoor problemen ontstaan met de integratie, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat de Maltese autoriteiten zich tegenover eiser niet aan hun internationale verplichtingen houdt. Datzelfde geldt ten aanzien van de gestelde discriminatie op de woningmarkt en het moeilijk vrij kunnen krijgen van werk om naar school te gaan. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat, hoewel uit eisers verklaringen blijkt van moeilijke omstandigheden in Malta, ook hiermee niet is aangetoond dat de Maltese autoriteiten zich niet aan hun verplichtingen tegenover eiser houdt.
12.2.
Ten aanzien van eisers betoog dat personen met een subsidiaire beschermingsstatus in Malta niet in aanmerking komen voor gezinshereniging en dat het daarom voor eiser onmogelijk is om zich in Malta met zijn kinderen te herenigen, overweegt de rechtbank als volgt. Dat het recht op gezinshereniging aan statushouders die op grond van subsidiaire bescherming zijn toegelaten wettelijk ontbreekt in Malta, is op zichzelf niet in strijd met de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank wijst in dit verband op artikel 3, tweede lid, onder c, van de Gezinsherenigingsrichtlijn, waarin subsidiaire statushouders worden uitgesloten van de toepassing van die richtlijn. In zoverre kan niet worden gezegd dat Malta hiermee handelt in strijd met zijn internationale verplichtingen. Voor zover moet worden aangenomen dat een en ander niet verenigbaar is met artikel 8 van het EVRM, is het aan eiser om zijn rechten als statushouder in Malta te effectueren. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij zich heeft ingespannen om zijn (gestelde) recht op gezinshereniging op grond van artikel 8 van het EVRM in Malta te effectueren.
Verschil in status
12.3.
Voor zover eiser betoogt dat in Malta ten onrechte onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende groepen statushouders overweegt de rechtbank als volgt. Door de staatssecretaris is ter zitting terecht verwezen naar een uitspraak van de Afdeling van 24 november 2023. [5] De rechtbank is van oordeel dat het betoog van eiser dat Malta zijn internationale verplichtingen niet nakomt omdat de autoriteiten subsidiair beschermden en verdragsvluchtelingen verschillend behandelen niet slaagt. Dat statushouders met subsidiaire bescherming mogelijk beperktere rechten hebben op bepaalde voorzieningen dan statushouders die een erkend verdragsvluchteling zijn, maakt niet dat Malta zich niet aan zijn internationale verplichtingen houdt. Uit de Kwalificatierichtlijn volgt namelijk dat het maken van onderscheid tussen subsidiair beschermden en verdragsvluchtelingen toegestaan is. De verwijzing naar het AIDA-rapport uit 2023 kan eiser in zoverre niet baten.

Conclusie en gevolgen

13. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 in samenhang met artikel 3.106a, eerste lid, onder a tot en met e van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb)
2.Artikel 3.106a, tweede en derde lid van het Vb
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
5.ECLI:NL:RVS:2023:4367. Die uitspraak betreft het hoger beroep naar aanleiding van een uitspraak van zittingsplaats Arnhem van 17 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16702. De uitspraak is in hoger beroep bevestigd.