In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 2 december 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar de staatssecretaris heeft deze aanvraag op 25 januari 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming geniet in Malta. De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde waren afwezig.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft erkend dat hij in Malta internationale bescherming heeft gekregen, maar hij wil niet terugkeren naar Malta vanwege de moeilijkheden die hij daar heeft ervaren, zoals een taalbarrière en discriminatie op de woningmarkt. De staatssecretaris heeft echter voldoende informatie over de verblijfsstatus van eiser in Malta en heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de internationale verplichtingen van Malta. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in beginsel mag afgaan op informatie van andere lidstaten, mits deze informatie actueel en relevant is.
De rechtbank stelt vast dat de informatie van de Maltese autoriteiten voldoende actueel is en dat eiser geen concrete aanknopingspunten heeft aangedragen om te twijfelen aan de verleende internationale bescherming. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris niet verplicht is om nader onderzoek te doen als de informatie voldoende is. Eiser heeft niet aangetoond dat Malta zijn internationale verplichtingen niet nakomt, en de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het beroep wordt ongegrond verklaard.